Max Havelaar - 23
Total number of words is 4436
Total number of unique words is 1701
33.4 of words are in the 2000 most common words
48.5 of words are in the 5000 most common words
56.1 of words are in the 8000 most common words
En nog iets. Er blykt uit dat boek dat de bestaande wetten niet worden
gehandhaafd. Eilieve, wat baat het dan of men in den Haag en by
verkiezingen zich aanstelt alsof er aan 't maken van _nieuwe_ wetten
iets gelegen lag? Ik blyf er by dat de oude bepalingen _wat de
hoofdzaken aangaat_ zoo slecht niet waren. Maar men verkoos ze niet
optevolgen. Dáár ligt de kwestie!(*) Daar, en niet in 't eindeloos
redeneeren over onderwerpen van vermeend of voorgewend-politisch
belang, een gekibbel dat wel dienen kan om kranten-schryvers aan
teksten voor hoofdartikels te helpen, om ministers een week langer op 't
kussen, en de geheel overbodige talenterigheid van Kamerdebattisten
bezig te houden, maar geen voetstap nader brengt aan 't eenig ware doel:
_bescherming van den Javaan tegen de hebzucht zyner Hoofden in
medeplichtigheid van een bedorven Nederlandsch Bestuur_.
(*) Zie ter toelichting der karakteristieke frekwentie van dusdanig
misvatten, het aardig voorval op 'n audientie by den Keizer van Rusland,
medegedeeld in m'n brochure over _Vryen-arbeid_, uitgaaf 1873, blz. 137.
* * * * *
Wat nu deze nieuwe uitgaaf betreft, ik stond by de Noten die straks
volgen, gedurig in twyfel over de meer of mindere behoefte aan
toelichting. Dit bezwaar is tweeledig, en betreft zoowel het ophelderen
van 'n maleische of vreemdklinkende uitdrukking, als de _staving der
feiten_ die in den _Havelaar_ worden meegedeeld. Ik weet nog altyd niet
hoe diep het door de Van Twisten uitgestrooid praatje "dat ik maar 'n
roman had geschreven" wortel heeft geschoten? Durft men de door my
overgelegde officieele stukken voor onecht houden? Hiervan is me niets
ter-oore gekomen. Dewyl men echter by-voortduring weigert my de plaats
interuimen die me zou toekomen indien ze voor echt worden erkend, viel
't my moeielyk het juiste midden te vinden tusschen te veel en te weinig
rechtvaardiging. Ik liep telkens gevaar het justificeeren overteslaan
van iets dat in de oogen van sommige lezers bewys kon noodig hebben, en
elders iets met bewyzen te staven dat alle verdere toelichting missen
kon, een fout die me zou blootstellen aan de--gewoonlyk
verkeerde!--toepassing van 't bekende: _qui s'excuse s'accuse_. Te
_excuzeeren_ nu heb ik, die m'n plicht deed, niets. Nederland deed z'n
plicht _niet_, en heeft zich te verontschuldigen dat het tegen
_Havelaar_ party trekt voor schelmery. Zoo is de zaak!
De weifeling dan tusschen te veel of te weinig _justificatie_ der
aangevoerde feiten, hinderde my zeer. Maar zie, tamelyk ver reeds
gevorderd met het afwerken der Noten, bleek me dat ik bezig was de
grenzen der my gegunde ruimte--een ruimte die ik zelf vroeger voldoende
had gerekend--zeer ver te overschryden. Myn aanteekeningen,
toelichtingen en ophelderingen op filologisch, land-en volkenkundig of
historisch terrein, dreigden weldra den oorspronkelyken tekst in
uitgebreidheid te-boven te gaan. Het hierdoor noodzakelyk geworden
knotten was my een verdrietig werk, en ik ben zoo vry te gelooven dat de
lezer er iets by verliest.
De vervloekte puntjes waarmee de heer Van Lennep goedvond m'n werk te
bederven, zyn in deze uitgaaf natuurlyk door _leesbare woorden in
letters_ vervangen. De pseudoniemen _Slymering, Verbrugge, Duclari_ en
_Slotering_ heb ik onveranderd gelaten omdat die namen nu eenmaal
populair zyn geworden. Myn vermoorde voorganger heette _Carolus_. De
namen van den kontroleur _Verbrugge_ en den kommandant _Duclari_ waren
_Van Hemert_ en _Collard_. De Resident van Bantam heette _Brest van
Kempen_, en _Michiels_ was de naam van 't Napoleonnetje te _Padang_. Wat
my bewoog tot verandering dezer namen in 't handschrift dat ik aan den
heer V.L. toevertrouwde? Met verwyzing naar het slot van 't XIXe
hoofdstuk, zy hieromtrent de opmerking voldoende, dat ik den eerlyken
maar niet heldhaftigen kontroleur wilde vrywaren tegen rankune. Al
steunde hy me niet in m'n streven, hy had me dan toch niet tegengewerkt
en zelfs, waar ik 't verzocht, ronde verklaringen afgegeven. Dit was
reeds zeer veel, en zou hem kunnen aangerekend zyn als misdaad. De
benaming Slymering voorts diende my tot het typizeeren van m'n model. En
't veranderen eindelyk van de namen _Carolus_ en _Collard_ in
_Slotering_ en _Duclari_ vloeiden uit de vorige substitutien voort.
Geheimhouding was waarlyk m'n zoeken niet, wat trouwens uit de geheele
strekking van m'n werk blykt, maar ik vond het stuitend bepaalde
personen prys te geven aan het oordeel van 't _gewoon_ lezend Publiek.
In de _officieele_ wereld, meende ik--en háár ging de zaak aan--zou men
wel weten tot wien men zich te richten had om inlichting aangaande de
zaken die ik openbaarde. Dit hééft men dan ook geweten, want na
ontvangst van den _Havelaar_ in Indie, is de Gouverneur-Generaal _Pahud_
terstond naar _Lebak_ gereisd om daar eenige klachten over misbruik te
onderzoeken."
Op den titel van 't boek zal ik in een later aanteekening terugkomen.
Die titel is noch 'n _farce_, gelyk sommigen voorgeven te meenen, noch
'n uithangbord, _ein aushängeschild das in Holland nöthig schien um
Käufer zu locken_, beweerde zeker publicist in de _Deutsche Jahrbücher
für Wissenschaft, Kunst und Politik_. O, neen, die titel is 'n epigram.
Wat de spelling aangaat, even als in m'n andere werken volg ik nagenoeg
de mode van den dag. "_Niet_, zooals ik zeide in 't Voorbericht by den
vyfden druk myner _Ideen, omdat ik den minsten eerbied voel voor de
taalkennis der personen die heden-ten-dage zoo goed als officieel belast
schynen met de bearbeiding van dat veld, doch om niet het oog des lezers
aftestooten door vreemdheid van spelling. De soep zou de kool niet waard
zyn_." Zeker, wezenlyke _taalkunde_ is heel wat anders! Toch heb ik ook
hier de leelyke i-j die door sommigen als y-klank gebruikt wordt, voor
goed _congé_ gegeven. _Tant pis_ voor de Hilaridessen die er om treuren.
Dezelfde soort van lettermannen zullen waarschynlyk geen vrede hebben
met m'n interpunktie. Ik met de hunne niet. Welnu, evenals--ik
meen--Hildebrand ergens, geef ik hun een paar mud komma's ten-geschenke,
om die te plaatsen waar ze goedvinden, tot er de verlangde slymerigheid
en hun voldoening op volgt, amen.
De heer Mr. C. Vosmaer maakt in z'n "_Zaaier_"de opmerking dat de
_Havelaar_ blyken draagt van nog onvolkomen beheersching der taal, en
van 't worstelen om vormen voor de veelvuldige stof. Ik stem dit
volmondig toe. Ook my hinderde onder de korrektie herhaaldelyk iets
gewrongens in den zinbouw, dat waarschynlyk tot de kritiek van den heer
V heeft aanleiding gegeven. Naar m'n beste weten heb ik die fout in de
tegenwoordige uitgaaf verbeterd.
* * * * *
En, alsnu terugkomende op de beschuldiging dat ik tot-nog-toe zoo weinig
heb tot-stand gebracht ... dit verwyt is zoo dom niet. Men wordt _Doctor
in de letteren_ door zulke wapenfeiten. Eilieve, dit heb ik dan toch
bewerkt, niet waar, dat personen die bezig waren met kouvatten uit
verregaande lauwerloosheid, op-eenmaal hun kalen schedel gedekt voelden
met den doktershoed, alleen omdat ze de handigheid hadden gebruikt my 'n
paar kwajongensachtige insolenties te zeggen? In een land waar de
officieele distinkte zóó wordt te-grabbel gegooid ...
Het zy zoo! Wat ik _gedaan_ heb, heeren? Wel, ik dééd wat in den
_Havelaar_ geschreven staat. Is dit niet genoeg? Wat deedt _gy_?
Wat ik _gedaan_ heb, nogeens? Ik ving, geheel alleen staande, in
dreigend levensgevaar en met opoffering van allen welstand, den stryd
aan tegen lieden van _uwe_ soort, d.i. tegen het _Onrecht_. Gaat heen en
doet desgelyks!
Dat overigens m'n streven niet bekroond werd ... dat ik nog altyd het
gemakkelyk te raken--en debiet belovend--mikpunt ben van de eerste de
beste nulliteit die 't ambacht van frazenmaken eenigszins meent te
verstaan--al zy 't dan ook dáármee vaak povertjes gesteld--en dat, wat
meer zegt, de toestand in Indiën ellendiger is dan ooit ... mag men dit
_my_ wyten? Ik deed, meen ik, wat 'n mensch in de gegeven omstandigheden
doen kòn, en zeker meer dan eenig Nederlander. Het schimpen op de
betrekkelyke onvruchtbaarheid van m'n pogen herinnert aan den wrevel der
matrozen van Columbus in September 1492. Ook dàt gepeupel schold z'n
admiraal uit. Of ze doktoren in de letteren geworden zyn, weet ik niet.
Geen vrucht alzoo van m'n werk? Het is hier de plaats niet, den invloed
nategaan dien ik uitoefende op heel ander terrein dan de zaken van
Indie. Ik ben zoo vry te gelooven dat m'n geschriften heilzame beweging
hebben uitgewerkt op zedelyk en godsdienstig ... laat me liever zeggen
op _intellektueel_ gebied. Van vele zyden ontving ik blyken dat ik
menigeen tot denken heb gebracht. Wie 't betwyfelt of ontkent, gelieve
het te zeggen, en noeme evenals de zeer edele heeren A.B. Cohen Stuart
en Van Vloten, z'n naam er by, om behoorlyk de schande te dragen van z'n
platte jalouzie.
Aan afgunst namelyk meen ik voor 'n groot deel den toon te moeten
toeschryven, waarop sedert eenigen tyd sommige publicisten--of luî die
't worden willen--m'n werken en m'n persoon aanvallen. Die toon is
gewoonlyk wat te laag voor 't onderwerp.
Dat ik niet de eenige ben, die by 't lezen van stukken als die van
_Doctor_ Van Vloten aan jaloersheid denk, blykt o.a. uit het hartig
artikel van den heer J. Versluys, in _'t Schoolblad_ van 19 Januari
1875, waar de animoziteit van dien godgeleerde in verband wordt gebracht
met het stuk over _Vrye Studie_ dat in m'n IIIn bundel _Ideen_ voorkomt.
Dat onderwerp namelyk was ook door Dr Van Vl. behandeld, en schynt onder
zyn handen niet veel opgang gemaakt te hebben. Kan _ik_ dit helpen?
Zeker is 't dat ik na 't verschynen _myner_ verhandeling sporen begon
waartenemen van de hatelyke stemming die nu blykt jegens my te bestaan.
Vroeger was ik 't allerliefst gekwalificeerd: "_slachtoffer van indisch
wanbestuur en hollandsche lamlendigheid_." Wat ik nu ben, weet ik niet
recht. Een prulschryver, denk ik, wiens werken moeten verdrongen worden
om wat ruimte te verschaffen aan de hyperaesthetische produkten der pen
van Dr V. Vl. Wie z'n "_Bloemlezing_" onderzoekt, zal deze gissing
nog-al aannemelyk vinden. Op de blykbare oneerlykheid in dat prachtstuk
van letterkundigen arbeid wyst dan ook zeer ten-rechte de heer
_Versluys_. Zelfs Mr Vosmaer--gewis toch een onzer eerste dichters,
als-i niet _de_ eerste is--wordt door den verheven Bloemlezer in den ban
gedaan. Die auteur had zich verstout myn werk in z'n "_Zaaier_" te
pryzen, en mocht dus geen bloemen leveren.
Doch ook zonder eigenlyken _broodnyd_, sedert eenigen tyd is 't schelden
op my 'n _métier_ en 'n _tic_ geworden. Het aantal brochuretjes en
"Overdrukjes" dat aan dusdanige spekulatie z'n aanzyn te wyten heeft, is
legio, en levert een treurig blyk van armoed aan scheppingsvermogen. Wie
niet in-staat is zelf iets degelyks voorttebrengen, tracht evidentie--en
honorarium!--optedoen door 't knagen aan den arbeid van 'n ander. Men
zou haast op 't denkbeeld komen dat ikzelf hiertoe den weg wees in m'n
_Idee_ 219, wanneer men niet wist dat wespen, rupsen, en paalwormen zoo
oud zyn als vruchten, loof en zeeschoejing.
Maar jammer is 't! Dat de Van Vlotens, e.d. zulke manoeuvres noodig
hebben om 'n uitgever te bewegen tot het riskeeren van "Overdrukjes" uit
hun niet zeer verspreide tydschriften, is begrypelyk. Ook vereert het me
zeer, zóóveel opgang te maken dat daarvan nog altyd iets kan afvallen om
'n ander te helpen aan _relief_, al schikt het me niet altyd dat teeren
op afval in de hand te werken door serieuze beantwoording van dergelyk
geschryf. Toch verbind ik me niet tot voortdurend zwygen, maar 't zou me
aangenaam zyn indien anderen de niet moeielyke taak op zich namen ...
het verschil te doen in 't oog vallen tusschen wespen en ooft. _My_
wordt door zulke àl te goedkoope bewysvoering de stemming bedorven, en
dit is jammer voor myzelf en den lezer. Men begrypt immers hoe ik, bezig
met het schetsen van iets liefelyks, met viesheid de pen wegwerp zoodra
my de gedachte overvalt dat wezens als _Van Vloten_ zich gereed maken
m'n werk te bevuilen?(*) Ik meen te goed te zyn om zulk volkjen aan
verkoopbare kopie te helpen, en zeker zou 't my 'n kwart-eeuw geleden,
toen ik den Lebakschen stryd streed, bevreemd hebben indien iemand my
voorspeld had dat er nà 't openbaren van m'n pogen en streven,
aanleiding zou bestaan tot zoo'n verklaring! Het strekt waarlyk 't
lezend Publiek niet tot eer, dat sommigen een toon tegen my durven
aanslaan alsof _Havelaar_ een der hunnen was. Zoolang dit opgaat, beweer
ik dat men--ouder gewoonte--slecht gelezen heeft. Anders toch zou men
niet gedoogen dat 'n stryd die zoo ridderlyk werd aangevangen en
voortgezet, ten-behoeve van zeker soort van belanghebbenden werd
overgebracht op 'n mestvaalt. Hartelyk dank!
(*) Ik kan op m'n woord verzekeren dat dit in de meest letterlyken zin
een der oorzaken is van de herhaalde vertraging in de _Geschiedenis van
Woutertje_.
Volgens de laatste berichten uit Indiën is Lebak een woesteny. Geheele
dorpen zyn uitgestorven.
NIEDER-INGELHEIM
Augustus, 1881.
* * * * *
1. De verdeeling in hoofdstukken is 'n toevoegsel van den heer Van
Lennep. Ikzelf namelyk was, vooral in 1860, niet schryversachtig
genoeg om zooveel reglement te brengen in m'n pleidooi, en blyf
gelooven dat die indeeling, uit 'n letterkundig oogpunt zonder schade
kon gemist worden. Juist in de onafgebroken opvolging der stukken van
Droogstoppel en van Stern, ligt iets pikants dat door 't onverwachte
van den overgang den lezer wakker houdt of ... maakt. Doch de
ondervinding leerde my dat het aanhalen van zekere passages gemakkelyk
wordt gemaakt door de nummering der hoofdstukken, en ik laat daarom
die indeeling bestaan.
2. Het "_Poolsche koffihuis_" was, of is nog, 'n druk bezochte
inrichting in de Kalverstraat te Amsterdam, en vooral 'n
verzamelingspunt voor zekere klassen van beursgangers.
3. "_Dass er_--de jonge Stern--_bei uns speisen kann_." Aldus heeft
zekere _Herr_ Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den _Havelaar_
deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die
snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de
woorden _pantalon_ en _pantoffel_, dat hy "witte mieren" verandert in
_schweinsnieren_, enz. enz. zal men de waarde van z'n werk kunnen
beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek _mir nichts
dir nichts_ doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin
gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver
te benoemen.
Ook de fransche vertaling van _Nieuwenhuis_ en _Crisafulli_ laat zeer
veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu
eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is
goed, en wordt ook in Engeland geprezen.
4. Het is er ver vandaan dat ik alles zou afkeuren wat ik Droogstoppel
in den mond leg. Hy "hield zich niet op" met versjes van de soort als
hier volgt. Welnu, _ik_ ook niet! 't Verschil ligt in den grond
waaruit zoodanige tegenzin voortspruit. Dat een jong vurig naar
_poëzie_ dorstend hart, misleid door de biologie van opgedrongen
letterkundery, misgrypt in z'n eerste pogingen tot uiting, en voor
iets wezenlyks houdt wat ten-slotte blykt slechts ydele klank te
zyn--"getingel en gejingel" noem ik 't in m'n _Naschrift op de Bruid
daarboven_--dit is te vergeven niet alleen, maar een zeer noodzakelyk
verschynsel. _Il faut passer par là!_ De eikenstam die bestemd is om
gaaf droog hout te leveren moest z'n bestaan aanvangen als sappige
tak. Maar de Droogstoppels hadden nooit sap te veel, en hoefden niet
te veranderen om te worden wat ze zyn: dor en onbruikbaar. Ze staan
niet boven maar beneden de fout van die anderen, en zouden bovendien
terstond waarde gaan hechten aan "versjes en zulke dingen" wanneer die
produktjes genoteerd stonden op de beurs.
Voor-zoo-ver Droogstoppel's realistische ontboezemingen dienen kunnen
om _valsche poëzie_ in de gemoederen onzer jongelingschap te knotten,
beveel ik z'n boutades van harte in de aandacht van ouders, opvoeders
en recensenten aan. Wat _my_ aangaat, als ik kiezen moest tusschen hem
en zeker soort van verzenmakers ... nu, toch koos ik hèm niet! Maar ik
erken dat die rechtvaardigheid me zwaar vallen zou.
5. Welk gedicht kan hier bedoeld zyn? De chronologische volgorde
verbiedt ons hier te denken aan: "_de laatste dag der Hollanders op
Java_", door Sentot, want dat stuk is nà den _Havelaar_ geschreven, en
misschien wel onder den indruk van den _Havelaar_. Daar ik Sjaalmans
pak niet by de hand heb, en toch gaarne den lezer in staat stellen wil
zich 'n denkbeeld te vormen van Droogstoppels verontwaardiging, neem
ik verlof dien arbeid van Sentot aan de Natie voor oogen te leggen.
Het zal den toekomstigen geschiedschryver aangenaam zyn te kunnen
bewyzen dat het niet aan waarschuwingen ontbroken heeft.
Er zyn er die beweren dat myn vriend S.E.W. Roorda van Eysinga om 't
vervaardigen van dit stuk uit Indie verbannen is. De heer Van der
Wyck, Raad van Indie en als zoodanig een der voorstanders van die
uitzetting, heeft dit ontkend. Ook andere regeeringsmannen loochenen
het verband tusschen _Sentots_ profetengaaf en _Roorda's_ verdrietig
en onverdiend omzwerven. Sommige waren van gedachte dat deze
duisterheid zou opgehelderd worden by de behandeling van Roorda's zaak
in de Tweede Kamer, waar overlegging kon verwacht worden en _geëischt_,
want het Regeerings-Reglement schryft dat overleggen voor van 't besluit
waarby de gezagsdaad was uitgevoerd. Maar de Minister Fransen v.d. Putte
meende te kunnen volstaan met de aanbieding van een _extrakt_ uit die
beschikking, en de leden der Kamer berustten alweer in die onwettigheid.
Vrage: wat stond er in 't achtergehouden deel van dat dokument? Iets over
_Sentot's_ Vloekzang? Misschien die Vloekzang zelf? Bestond er wellicht
zeker schuldbesef dat angstig maakte voor de openbaring van dat stuk?
In dit geval is de toeleg niet gelukt, want--al zy 't dan dat R.V.E. zelf
nooit de hand leende tot de publikatie--het verscheen herhaaldelyk in
druk, en ikzelf vond het meer dan eens opgenomen in provinciale blaadjes.
Zoowel om de edele verontwaardiging die er in schittert, als om de
letterkundige verdiensten, vinde het hier een blyvende plaats. Reeds
elders maakte ik de opmerking dat het in gloed en in kracht van
uitdrukking zegevierend de vergelyking kan doorstaan met de beroemde
imprekatie van Camille.
"DE LAATSTE DAG DER HOLLANDERS OP JAVA
DOOR SENTOT
Zult gy nog langer ons vertrappen.
Uw hart vereelten door het geld,
En, doof voor de eisch van recht en rede,
De zachtheid tergen tot geweld?
Dan zy de buffel ons ten voorbeeld,
Die sarrens moê, de hoornen wet,
Den wreeden dryver in de lucht werpt
En met zyn lompen poot verplet.
Dan schroeie de oorlogsvlam uw velden,
Dan roll' de wraak langs berg en dal,
Dan styg' de rook uit uw paleizen,
Dan trill' de lucht van 't moordgeschal.
Dan zullen wy onze ooren streelen
Aan uwer vrouwen klaaggeschrei
En staan, als juichende getuigen,
om 't doodsbed van uw dwinglandy.
Dan zullen wy uw kindren slachten
En de onzen drenken met hun bloed
Opdat der eeuwen schuld met rente,
Met woekerwinste word' vergoed.
En als de zon in 't Westen neerdaalt,
Beneveld door den damp van 't bloed,
Ontvangt zy in het doodsgerochel
De laatste Hollandsche afscheidsgroet.
En als de nachtelyke sluier
De rookende aard heeft overdekt,
De jakhals de nog lauwe lyken
Dooreenwoelt, afknaagt, knabbelt, lekt...
Dan voeren wy uw dochters henen,
En elke maagd wordt ons een boel,
Dan rusten we aan haar blanke boezems
Van moordgetier en krygsgewoel.
En als haar schand zal zyn voltrokken,
Als wy ons hebben moê gekust,
Als elk tot walgens toe verzadigd,
Het hart van wraak, het lyf van lust...
Dan tygen wy aan 't banketteeren,
En de eerste toast is: "'t Batig Slot!"
De tweede toast: "aan Jezus Christus!"
De laatste dronk: "aan Neêrlands God!"
En als de zon in 't Oosten opdaagt,
Knielt elk Javaan voor Mahomed,
Wyl hy het zachtste volk der aarde
Van Christenhonden heeft gered."
De opmerkzame lezer ziet dat de brave Droogstoppel ongelyk had in z'n
verontwaardiging over dit--of 'n dergelyk--stuk. Ook had Fransen van
de Putte het besluit der Regeering, waarby de heer R.v.E. verbannen
werd, in alle gerustheid integraal kunnen overleggen. _Sentot_ zegt
immers niet dat dit alles zoo wezen zàl. Hy waarschuwt slechts dat het
geschieden _zou_, indien de Hollanders voortgingen hun "_hart te laten
vereelten door 't geld, en den Javaan te vertrappen_." Daar nu dit geval
--vooral na de oprichting der Javaannutmaatschappy en al 't geredekavel
in de Kamer--ondenkbaar is, zal de zaak veel beter afloopen dan Sentot
in 'n wanhopig oogenblik meende.
Voor wien 't niet weet, hier de mededeeling dat de pseudoniem _Sentot_
niet byzonder ongepast de herinnering in 't leven roept aan den
javaschen oorlog. _Sentot_ namelyk was in zeer letterlyken zin de _nom
de guerre_ van Alibassa Prawiro Dirdjo, 't uitstekendst legerhoofd van
de "muitelingen" zooals de party van Diepo Negoro in chauvinistisch
hollandsch genoemd werd, een vertalingsfout waaraan zich ook de
Spanjaarden schuldig maakten jegens de Nederlanders, toen _dezen_ zich
van indelikate vreemdelingen trachtten te ontslaan. De meer of mindere
juistheid van zoodanige uitdrukkingen hangt dikwyls af van geografische
ligging, dagteekening, huidskleur, geloof, en behoefte aan batige saldo's.
De muiters van gister zyn dikwyls de helden en martelaren van vandaag.(*)
(*) De moedige Atjineezen die hun land verdedigen, heetten tegenwoordig
"kwaadwilligen."
Wat overigens die Sentot betreft, men heeft hem na afloop van den
Javaschen oorlog te vriend gehouden. Hy heeft z'n laatste levensjaren
gesleten als gepensionneerde van den nederlandschen Staat, en z'n
krygslieden werden by 't ned. ind. leger ingelyfd, doch niet _en
corps_ ... wat zyn goede reden had. Nog in myn tyd--die wat Indie
aangaat, een aanvang nam in Januari 1839--onderscheidden zich de uit
Sentot's _Barissan_ (geregelde troepen) afkomstige soldaten door goed
gedrag, tucht en militaire houding. Het was niet zeldzaam, by
inspektien of parades, een hoofdofficier, by 't wyzen op 'n flinken
kerel, te hooren zeggen: _Ienie apa lagie orangnja Sentot!_ "Dat is
nog een man van _Sentot_!"
6. _Romancen in 't maleisch_. Ik laat nu daar wat Droogstoppel kan
onder de oogen gehad hebben, doch zeker is 't dat ik den zang van
_Saïdjah_ die in deze uitgaaf voorkomt op blz. 281, (alinea die
begint met: "zie hoe de badjing", M.D.) oorspronkelyk in 't _maleisch_
geschreven heb. Waar dat stuk beland is, weet ik niet, en op dit
oogenblik zie ik geen kans het in die taal te maken. Waarschynlyk ligt
het in een der koffers of pakken papieren die ik na m'n vertrek van
_Lebak_, op m'n verdrietige Odyssee hier-en-daar moest achterlaten, en
wieromtrent ik den lezer verwys naar _Idee_ 951. Ik denk dat bedoeld
stuk voor den dag zal komen na m'n dood, als ik niet meer daar wezen
zal om te vragen hoe men er aan gekomen is? Dat er overigens zal
gespekuleerd worden in nagemaakt-posthume artikelen, spreekt in onze
eeuw van vervalsching vanzelf. En wanneer het te voorzien was dat die
sofistikatie zich bepalen zou tot schryvery, kon men de zaak dragelyk
vinden voor 'n doode. Maar de goocheltoeren die men aan den man brengen
zal omtrent m'n leven, handelwys, karakter! Reeds nu lees en verneem ik
dagelyks voorvallen die _my_ betreffen, gebeurtenissen waarin _ik_ 'n
hoofdrol speel, en die myzelf grooter verrassing baren dan ze ooit
kunnen teweegbrengen by ieder ander. De vertellingen die over my in
omloop zyn--ook de niet boosaardige--loopen voor ieder die me _werkelyk
kent_, in 't koddige ... neen, in _'t idiote_! Geenszins nu ter adstraktie
hiervan, maar alleen om te doen blyken _comment on écrit l'histoire_, hier
de opmerking dat zekere Bloemlezer nu reeds, slechts zeven-en-dertig jaar
na m'n vertrek naar Indie, goedvindt dat vertrek 'n paar jaar te
verschuiven. Vrage welke stiptheid is er te wachten in de chronologische
rangschikking der chinesche dynastien, en vooral welke wetenschappelyke
en moreele integriteit in karakterbeschryving? Toch is er leering te
trekken uit de hier bedoelde fout. Door 't opmerken van zulke _blunders_,
gewenne zich de lezer aan de vraag: "man, bloemlezer, _weet_ je wel wat
je beweert ons te willen leeren? Zoo neen, waar bemoei je je mee?
7. _Voor gelykluidend met het oorspronkelyke geteekend_. Dit is
werkelyk het geval met de bewysstukken die ik zoowel in den _Havelaar_
als in de _Minnebrieven_ overleg, Op gelyke wys heb ik de echtheid van
meer andere stukken doen staven, in de meening dat men eenmaal
daarnaar onderzoek zou doen. Maar nooit heeft iemand die moeite
genomen, wat me zeer karakteristiek voorkomt. Het spreekt vanzelf dat
ik nog altyd bereid ben inzage van bedoelde stukken te geven aan ieder
die blyk zal geleverd hebben dat het hem om waarheid te doen is.
Voorloopig bepaal ik my tot herhaling der sommatie aan _Duymaer van
Twist_ om te beweren dat de door my als echt voorgestelde stukken
verdicht zyn. Zoolang hy dit niet durft, blyf ik eischen _dat er op
die stukken Recht worde gedaan_.
8. _Wettig eigendom van den Havelaar_. Droogstoppel voelde berouw
dat-i den onnoozelen Sjaalman z'n recht op eigen werk niet ontfutseld
had. Waarschynlyk kwam me by 't schetsen van den huichelenden schelm,
deze trek noodig voor. En zie, ik wist niet dat ik hier--in zeer
beperkten zin altoos--profeet was. Juist op de manier die Droogstoppel
hier betreurt niet gevolgd te hebben, is de beschikking over 't boek
_Havelaar_ in andere handen overgegaan. De my aangeboden en eigenlyk
_opgedrongen_ ondersteuning die strekken zou om me zes maanden rust
teverschaffen na m'n ellendig omzwerven, en _om den uitslag van m'n
pleidooi aftewachten_, is gebruikt als voorwendsel om den _Havelaar_
zóó te behandelen dat het pleidooi z'n kracht verloor. En dit
geschiedde _opzettelyk_. In een aan my gerichten "Brief" verklaart de
heer Van Lennep: dat hy 't _populair worden van m'n arbeid wilde
tegengaan_, hy die met zooveel vertoon van vurige sympatie my verzocht
had de uitgaaf daarvan aan hem optedragen! Toch ben ik aan de
rechtvaardigheid verplicht den lezer te waarschuwen tegen zekere
vereenzelviging van den heer V.L. met den afzichtelyken Droogstoppel.
Toen V.L. _begon_ zich met de Havelaarszaak intelaten, was-i oprecht.
Maar gaande-weg begon hy berouw te voelen, en z'n zwakheid nam zóó de
overhand dat-i weldra liever my verraadde--'t moet hem zéér gedaan
hebben, want slecht was-i niet!--dan in zyn kring doortegaan voor den
beschermer eener zaak die, _zeer ten onrechte_, werd uitgekreten voor
iets revolutionnairs. Men zie over dit alles, blz. 17 van _Vrye-arbeid_,
uitgaaf 1873, en de Noot op _Idee_ 289.
9. _Wapen van Bern_. In een aldus genoemd gebouw, staande op 't Spui
te Amsterdam, werden in myn jeugd boekverkoopingen gehouden. Ik weet
niet of dit nog zoo is, en zelfs niet of die inrichting nog bestond in
den tyd waarvan Droogstoppel verondersteld wordt te spreken, d.i. een
paar jaar na den datum der officieele stukken die in den _Havelaar_
opgenomen zyn.
10. _Pandeglang en Lebak_. Hier voor 't eerst had ik 't genoegen een
paar namen voluit te schryven, die in vorige uitgaven met puntjes
verminkt waren. Tot op dit oogenblik toe kende een zeer groot getal
lezers den naam niet van de provincie waar de in _Havelaar_ behandelde
voorvallen plaats grepen. Men moest zich vergenoegen met den klank
_Leb_. En dat zoo'n storende terughouding nadeelig gewerkt heeft,
zoowel op het schilderachtige der voorstelling als op 't betrouwbare
van m'n beweringen, spreekt vanzelf. Dit was dan ook 't doel van dat
verraderlyk kastreeren. Men zie hierover de zoo-even aangehaalde _Noot
gehandhaafd. Eilieve, wat baat het dan of men in den Haag en by
verkiezingen zich aanstelt alsof er aan 't maken van _nieuwe_ wetten
iets gelegen lag? Ik blyf er by dat de oude bepalingen _wat de
hoofdzaken aangaat_ zoo slecht niet waren. Maar men verkoos ze niet
optevolgen. Dáár ligt de kwestie!(*) Daar, en niet in 't eindeloos
redeneeren over onderwerpen van vermeend of voorgewend-politisch
belang, een gekibbel dat wel dienen kan om kranten-schryvers aan
teksten voor hoofdartikels te helpen, om ministers een week langer op 't
kussen, en de geheel overbodige talenterigheid van Kamerdebattisten
bezig te houden, maar geen voetstap nader brengt aan 't eenig ware doel:
_bescherming van den Javaan tegen de hebzucht zyner Hoofden in
medeplichtigheid van een bedorven Nederlandsch Bestuur_.
(*) Zie ter toelichting der karakteristieke frekwentie van dusdanig
misvatten, het aardig voorval op 'n audientie by den Keizer van Rusland,
medegedeeld in m'n brochure over _Vryen-arbeid_, uitgaaf 1873, blz. 137.
* * * * *
Wat nu deze nieuwe uitgaaf betreft, ik stond by de Noten die straks
volgen, gedurig in twyfel over de meer of mindere behoefte aan
toelichting. Dit bezwaar is tweeledig, en betreft zoowel het ophelderen
van 'n maleische of vreemdklinkende uitdrukking, als de _staving der
feiten_ die in den _Havelaar_ worden meegedeeld. Ik weet nog altyd niet
hoe diep het door de Van Twisten uitgestrooid praatje "dat ik maar 'n
roman had geschreven" wortel heeft geschoten? Durft men de door my
overgelegde officieele stukken voor onecht houden? Hiervan is me niets
ter-oore gekomen. Dewyl men echter by-voortduring weigert my de plaats
interuimen die me zou toekomen indien ze voor echt worden erkend, viel
't my moeielyk het juiste midden te vinden tusschen te veel en te weinig
rechtvaardiging. Ik liep telkens gevaar het justificeeren overteslaan
van iets dat in de oogen van sommige lezers bewys kon noodig hebben, en
elders iets met bewyzen te staven dat alle verdere toelichting missen
kon, een fout die me zou blootstellen aan de--gewoonlyk
verkeerde!--toepassing van 't bekende: _qui s'excuse s'accuse_. Te
_excuzeeren_ nu heb ik, die m'n plicht deed, niets. Nederland deed z'n
plicht _niet_, en heeft zich te verontschuldigen dat het tegen
_Havelaar_ party trekt voor schelmery. Zoo is de zaak!
De weifeling dan tusschen te veel of te weinig _justificatie_ der
aangevoerde feiten, hinderde my zeer. Maar zie, tamelyk ver reeds
gevorderd met het afwerken der Noten, bleek me dat ik bezig was de
grenzen der my gegunde ruimte--een ruimte die ik zelf vroeger voldoende
had gerekend--zeer ver te overschryden. Myn aanteekeningen,
toelichtingen en ophelderingen op filologisch, land-en volkenkundig of
historisch terrein, dreigden weldra den oorspronkelyken tekst in
uitgebreidheid te-boven te gaan. Het hierdoor noodzakelyk geworden
knotten was my een verdrietig werk, en ik ben zoo vry te gelooven dat de
lezer er iets by verliest.
De vervloekte puntjes waarmee de heer Van Lennep goedvond m'n werk te
bederven, zyn in deze uitgaaf natuurlyk door _leesbare woorden in
letters_ vervangen. De pseudoniemen _Slymering, Verbrugge, Duclari_ en
_Slotering_ heb ik onveranderd gelaten omdat die namen nu eenmaal
populair zyn geworden. Myn vermoorde voorganger heette _Carolus_. De
namen van den kontroleur _Verbrugge_ en den kommandant _Duclari_ waren
_Van Hemert_ en _Collard_. De Resident van Bantam heette _Brest van
Kempen_, en _Michiels_ was de naam van 't Napoleonnetje te _Padang_. Wat
my bewoog tot verandering dezer namen in 't handschrift dat ik aan den
heer V.L. toevertrouwde? Met verwyzing naar het slot van 't XIXe
hoofdstuk, zy hieromtrent de opmerking voldoende, dat ik den eerlyken
maar niet heldhaftigen kontroleur wilde vrywaren tegen rankune. Al
steunde hy me niet in m'n streven, hy had me dan toch niet tegengewerkt
en zelfs, waar ik 't verzocht, ronde verklaringen afgegeven. Dit was
reeds zeer veel, en zou hem kunnen aangerekend zyn als misdaad. De
benaming Slymering voorts diende my tot het typizeeren van m'n model. En
't veranderen eindelyk van de namen _Carolus_ en _Collard_ in
_Slotering_ en _Duclari_ vloeiden uit de vorige substitutien voort.
Geheimhouding was waarlyk m'n zoeken niet, wat trouwens uit de geheele
strekking van m'n werk blykt, maar ik vond het stuitend bepaalde
personen prys te geven aan het oordeel van 't _gewoon_ lezend Publiek.
In de _officieele_ wereld, meende ik--en háár ging de zaak aan--zou men
wel weten tot wien men zich te richten had om inlichting aangaande de
zaken die ik openbaarde. Dit hééft men dan ook geweten, want na
ontvangst van den _Havelaar_ in Indie, is de Gouverneur-Generaal _Pahud_
terstond naar _Lebak_ gereisd om daar eenige klachten over misbruik te
onderzoeken."
Op den titel van 't boek zal ik in een later aanteekening terugkomen.
Die titel is noch 'n _farce_, gelyk sommigen voorgeven te meenen, noch
'n uithangbord, _ein aushängeschild das in Holland nöthig schien um
Käufer zu locken_, beweerde zeker publicist in de _Deutsche Jahrbücher
für Wissenschaft, Kunst und Politik_. O, neen, die titel is 'n epigram.
Wat de spelling aangaat, even als in m'n andere werken volg ik nagenoeg
de mode van den dag. "_Niet_, zooals ik zeide in 't Voorbericht by den
vyfden druk myner _Ideen, omdat ik den minsten eerbied voel voor de
taalkennis der personen die heden-ten-dage zoo goed als officieel belast
schynen met de bearbeiding van dat veld, doch om niet het oog des lezers
aftestooten door vreemdheid van spelling. De soep zou de kool niet waard
zyn_." Zeker, wezenlyke _taalkunde_ is heel wat anders! Toch heb ik ook
hier de leelyke i-j die door sommigen als y-klank gebruikt wordt, voor
goed _congé_ gegeven. _Tant pis_ voor de Hilaridessen die er om treuren.
Dezelfde soort van lettermannen zullen waarschynlyk geen vrede hebben
met m'n interpunktie. Ik met de hunne niet. Welnu, evenals--ik
meen--Hildebrand ergens, geef ik hun een paar mud komma's ten-geschenke,
om die te plaatsen waar ze goedvinden, tot er de verlangde slymerigheid
en hun voldoening op volgt, amen.
De heer Mr. C. Vosmaer maakt in z'n "_Zaaier_"de opmerking dat de
_Havelaar_ blyken draagt van nog onvolkomen beheersching der taal, en
van 't worstelen om vormen voor de veelvuldige stof. Ik stem dit
volmondig toe. Ook my hinderde onder de korrektie herhaaldelyk iets
gewrongens in den zinbouw, dat waarschynlyk tot de kritiek van den heer
V heeft aanleiding gegeven. Naar m'n beste weten heb ik die fout in de
tegenwoordige uitgaaf verbeterd.
* * * * *
En, alsnu terugkomende op de beschuldiging dat ik tot-nog-toe zoo weinig
heb tot-stand gebracht ... dit verwyt is zoo dom niet. Men wordt _Doctor
in de letteren_ door zulke wapenfeiten. Eilieve, dit heb ik dan toch
bewerkt, niet waar, dat personen die bezig waren met kouvatten uit
verregaande lauwerloosheid, op-eenmaal hun kalen schedel gedekt voelden
met den doktershoed, alleen omdat ze de handigheid hadden gebruikt my 'n
paar kwajongensachtige insolenties te zeggen? In een land waar de
officieele distinkte zóó wordt te-grabbel gegooid ...
Het zy zoo! Wat ik _gedaan_ heb, heeren? Wel, ik dééd wat in den
_Havelaar_ geschreven staat. Is dit niet genoeg? Wat deedt _gy_?
Wat ik _gedaan_ heb, nogeens? Ik ving, geheel alleen staande, in
dreigend levensgevaar en met opoffering van allen welstand, den stryd
aan tegen lieden van _uwe_ soort, d.i. tegen het _Onrecht_. Gaat heen en
doet desgelyks!
Dat overigens m'n streven niet bekroond werd ... dat ik nog altyd het
gemakkelyk te raken--en debiet belovend--mikpunt ben van de eerste de
beste nulliteit die 't ambacht van frazenmaken eenigszins meent te
verstaan--al zy 't dan ook dáármee vaak povertjes gesteld--en dat, wat
meer zegt, de toestand in Indiën ellendiger is dan ooit ... mag men dit
_my_ wyten? Ik deed, meen ik, wat 'n mensch in de gegeven omstandigheden
doen kòn, en zeker meer dan eenig Nederlander. Het schimpen op de
betrekkelyke onvruchtbaarheid van m'n pogen herinnert aan den wrevel der
matrozen van Columbus in September 1492. Ook dàt gepeupel schold z'n
admiraal uit. Of ze doktoren in de letteren geworden zyn, weet ik niet.
Geen vrucht alzoo van m'n werk? Het is hier de plaats niet, den invloed
nategaan dien ik uitoefende op heel ander terrein dan de zaken van
Indie. Ik ben zoo vry te gelooven dat m'n geschriften heilzame beweging
hebben uitgewerkt op zedelyk en godsdienstig ... laat me liever zeggen
op _intellektueel_ gebied. Van vele zyden ontving ik blyken dat ik
menigeen tot denken heb gebracht. Wie 't betwyfelt of ontkent, gelieve
het te zeggen, en noeme evenals de zeer edele heeren A.B. Cohen Stuart
en Van Vloten, z'n naam er by, om behoorlyk de schande te dragen van z'n
platte jalouzie.
Aan afgunst namelyk meen ik voor 'n groot deel den toon te moeten
toeschryven, waarop sedert eenigen tyd sommige publicisten--of luî die
't worden willen--m'n werken en m'n persoon aanvallen. Die toon is
gewoonlyk wat te laag voor 't onderwerp.
Dat ik niet de eenige ben, die by 't lezen van stukken als die van
_Doctor_ Van Vloten aan jaloersheid denk, blykt o.a. uit het hartig
artikel van den heer J. Versluys, in _'t Schoolblad_ van 19 Januari
1875, waar de animoziteit van dien godgeleerde in verband wordt gebracht
met het stuk over _Vrye Studie_ dat in m'n IIIn bundel _Ideen_ voorkomt.
Dat onderwerp namelyk was ook door Dr Van Vl. behandeld, en schynt onder
zyn handen niet veel opgang gemaakt te hebben. Kan _ik_ dit helpen?
Zeker is 't dat ik na 't verschynen _myner_ verhandeling sporen begon
waartenemen van de hatelyke stemming die nu blykt jegens my te bestaan.
Vroeger was ik 't allerliefst gekwalificeerd: "_slachtoffer van indisch
wanbestuur en hollandsche lamlendigheid_." Wat ik nu ben, weet ik niet
recht. Een prulschryver, denk ik, wiens werken moeten verdrongen worden
om wat ruimte te verschaffen aan de hyperaesthetische produkten der pen
van Dr V. Vl. Wie z'n "_Bloemlezing_" onderzoekt, zal deze gissing
nog-al aannemelyk vinden. Op de blykbare oneerlykheid in dat prachtstuk
van letterkundigen arbeid wyst dan ook zeer ten-rechte de heer
_Versluys_. Zelfs Mr Vosmaer--gewis toch een onzer eerste dichters,
als-i niet _de_ eerste is--wordt door den verheven Bloemlezer in den ban
gedaan. Die auteur had zich verstout myn werk in z'n "_Zaaier_" te
pryzen, en mocht dus geen bloemen leveren.
Doch ook zonder eigenlyken _broodnyd_, sedert eenigen tyd is 't schelden
op my 'n _métier_ en 'n _tic_ geworden. Het aantal brochuretjes en
"Overdrukjes" dat aan dusdanige spekulatie z'n aanzyn te wyten heeft, is
legio, en levert een treurig blyk van armoed aan scheppingsvermogen. Wie
niet in-staat is zelf iets degelyks voorttebrengen, tracht evidentie--en
honorarium!--optedoen door 't knagen aan den arbeid van 'n ander. Men
zou haast op 't denkbeeld komen dat ikzelf hiertoe den weg wees in m'n
_Idee_ 219, wanneer men niet wist dat wespen, rupsen, en paalwormen zoo
oud zyn als vruchten, loof en zeeschoejing.
Maar jammer is 't! Dat de Van Vlotens, e.d. zulke manoeuvres noodig
hebben om 'n uitgever te bewegen tot het riskeeren van "Overdrukjes" uit
hun niet zeer verspreide tydschriften, is begrypelyk. Ook vereert het me
zeer, zóóveel opgang te maken dat daarvan nog altyd iets kan afvallen om
'n ander te helpen aan _relief_, al schikt het me niet altyd dat teeren
op afval in de hand te werken door serieuze beantwoording van dergelyk
geschryf. Toch verbind ik me niet tot voortdurend zwygen, maar 't zou me
aangenaam zyn indien anderen de niet moeielyke taak op zich namen ...
het verschil te doen in 't oog vallen tusschen wespen en ooft. _My_
wordt door zulke àl te goedkoope bewysvoering de stemming bedorven, en
dit is jammer voor myzelf en den lezer. Men begrypt immers hoe ik, bezig
met het schetsen van iets liefelyks, met viesheid de pen wegwerp zoodra
my de gedachte overvalt dat wezens als _Van Vloten_ zich gereed maken
m'n werk te bevuilen?(*) Ik meen te goed te zyn om zulk volkjen aan
verkoopbare kopie te helpen, en zeker zou 't my 'n kwart-eeuw geleden,
toen ik den Lebakschen stryd streed, bevreemd hebben indien iemand my
voorspeld had dat er nà 't openbaren van m'n pogen en streven,
aanleiding zou bestaan tot zoo'n verklaring! Het strekt waarlyk 't
lezend Publiek niet tot eer, dat sommigen een toon tegen my durven
aanslaan alsof _Havelaar_ een der hunnen was. Zoolang dit opgaat, beweer
ik dat men--ouder gewoonte--slecht gelezen heeft. Anders toch zou men
niet gedoogen dat 'n stryd die zoo ridderlyk werd aangevangen en
voortgezet, ten-behoeve van zeker soort van belanghebbenden werd
overgebracht op 'n mestvaalt. Hartelyk dank!
(*) Ik kan op m'n woord verzekeren dat dit in de meest letterlyken zin
een der oorzaken is van de herhaalde vertraging in de _Geschiedenis van
Woutertje_.
Volgens de laatste berichten uit Indiën is Lebak een woesteny. Geheele
dorpen zyn uitgestorven.
NIEDER-INGELHEIM
Augustus, 1881.
* * * * *
1. De verdeeling in hoofdstukken is 'n toevoegsel van den heer Van
Lennep. Ikzelf namelyk was, vooral in 1860, niet schryversachtig
genoeg om zooveel reglement te brengen in m'n pleidooi, en blyf
gelooven dat die indeeling, uit 'n letterkundig oogpunt zonder schade
kon gemist worden. Juist in de onafgebroken opvolging der stukken van
Droogstoppel en van Stern, ligt iets pikants dat door 't onverwachte
van den overgang den lezer wakker houdt of ... maakt. Doch de
ondervinding leerde my dat het aanhalen van zekere passages gemakkelyk
wordt gemaakt door de nummering der hoofdstukken, en ik laat daarom
die indeeling bestaan.
2. Het "_Poolsche koffihuis_" was, of is nog, 'n druk bezochte
inrichting in de Kalverstraat te Amsterdam, en vooral 'n
verzamelingspunt voor zekere klassen van beursgangers.
3. "_Dass er_--de jonge Stern--_bei uns speisen kann_." Aldus heeft
zekere _Herr_ Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den _Havelaar_
deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die
snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de
woorden _pantalon_ en _pantoffel_, dat hy "witte mieren" verandert in
_schweinsnieren_, enz. enz. zal men de waarde van z'n werk kunnen
beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek _mir nichts
dir nichts_ doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin
gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver
te benoemen.
Ook de fransche vertaling van _Nieuwenhuis_ en _Crisafulli_ laat zeer
veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu
eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is
goed, en wordt ook in Engeland geprezen.
4. Het is er ver vandaan dat ik alles zou afkeuren wat ik Droogstoppel
in den mond leg. Hy "hield zich niet op" met versjes van de soort als
hier volgt. Welnu, _ik_ ook niet! 't Verschil ligt in den grond
waaruit zoodanige tegenzin voortspruit. Dat een jong vurig naar
_poëzie_ dorstend hart, misleid door de biologie van opgedrongen
letterkundery, misgrypt in z'n eerste pogingen tot uiting, en voor
iets wezenlyks houdt wat ten-slotte blykt slechts ydele klank te
zyn--"getingel en gejingel" noem ik 't in m'n _Naschrift op de Bruid
daarboven_--dit is te vergeven niet alleen, maar een zeer noodzakelyk
verschynsel. _Il faut passer par là!_ De eikenstam die bestemd is om
gaaf droog hout te leveren moest z'n bestaan aanvangen als sappige
tak. Maar de Droogstoppels hadden nooit sap te veel, en hoefden niet
te veranderen om te worden wat ze zyn: dor en onbruikbaar. Ze staan
niet boven maar beneden de fout van die anderen, en zouden bovendien
terstond waarde gaan hechten aan "versjes en zulke dingen" wanneer die
produktjes genoteerd stonden op de beurs.
Voor-zoo-ver Droogstoppel's realistische ontboezemingen dienen kunnen
om _valsche poëzie_ in de gemoederen onzer jongelingschap te knotten,
beveel ik z'n boutades van harte in de aandacht van ouders, opvoeders
en recensenten aan. Wat _my_ aangaat, als ik kiezen moest tusschen hem
en zeker soort van verzenmakers ... nu, toch koos ik hèm niet! Maar ik
erken dat die rechtvaardigheid me zwaar vallen zou.
5. Welk gedicht kan hier bedoeld zyn? De chronologische volgorde
verbiedt ons hier te denken aan: "_de laatste dag der Hollanders op
Java_", door Sentot, want dat stuk is nà den _Havelaar_ geschreven, en
misschien wel onder den indruk van den _Havelaar_. Daar ik Sjaalmans
pak niet by de hand heb, en toch gaarne den lezer in staat stellen wil
zich 'n denkbeeld te vormen van Droogstoppels verontwaardiging, neem
ik verlof dien arbeid van Sentot aan de Natie voor oogen te leggen.
Het zal den toekomstigen geschiedschryver aangenaam zyn te kunnen
bewyzen dat het niet aan waarschuwingen ontbroken heeft.
Er zyn er die beweren dat myn vriend S.E.W. Roorda van Eysinga om 't
vervaardigen van dit stuk uit Indie verbannen is. De heer Van der
Wyck, Raad van Indie en als zoodanig een der voorstanders van die
uitzetting, heeft dit ontkend. Ook andere regeeringsmannen loochenen
het verband tusschen _Sentots_ profetengaaf en _Roorda's_ verdrietig
en onverdiend omzwerven. Sommige waren van gedachte dat deze
duisterheid zou opgehelderd worden by de behandeling van Roorda's zaak
in de Tweede Kamer, waar overlegging kon verwacht worden en _geëischt_,
want het Regeerings-Reglement schryft dat overleggen voor van 't besluit
waarby de gezagsdaad was uitgevoerd. Maar de Minister Fransen v.d. Putte
meende te kunnen volstaan met de aanbieding van een _extrakt_ uit die
beschikking, en de leden der Kamer berustten alweer in die onwettigheid.
Vrage: wat stond er in 't achtergehouden deel van dat dokument? Iets over
_Sentot's_ Vloekzang? Misschien die Vloekzang zelf? Bestond er wellicht
zeker schuldbesef dat angstig maakte voor de openbaring van dat stuk?
In dit geval is de toeleg niet gelukt, want--al zy 't dan dat R.V.E. zelf
nooit de hand leende tot de publikatie--het verscheen herhaaldelyk in
druk, en ikzelf vond het meer dan eens opgenomen in provinciale blaadjes.
Zoowel om de edele verontwaardiging die er in schittert, als om de
letterkundige verdiensten, vinde het hier een blyvende plaats. Reeds
elders maakte ik de opmerking dat het in gloed en in kracht van
uitdrukking zegevierend de vergelyking kan doorstaan met de beroemde
imprekatie van Camille.
"DE LAATSTE DAG DER HOLLANDERS OP JAVA
DOOR SENTOT
Zult gy nog langer ons vertrappen.
Uw hart vereelten door het geld,
En, doof voor de eisch van recht en rede,
De zachtheid tergen tot geweld?
Dan zy de buffel ons ten voorbeeld,
Die sarrens moê, de hoornen wet,
Den wreeden dryver in de lucht werpt
En met zyn lompen poot verplet.
Dan schroeie de oorlogsvlam uw velden,
Dan roll' de wraak langs berg en dal,
Dan styg' de rook uit uw paleizen,
Dan trill' de lucht van 't moordgeschal.
Dan zullen wy onze ooren streelen
Aan uwer vrouwen klaaggeschrei
En staan, als juichende getuigen,
om 't doodsbed van uw dwinglandy.
Dan zullen wy uw kindren slachten
En de onzen drenken met hun bloed
Opdat der eeuwen schuld met rente,
Met woekerwinste word' vergoed.
En als de zon in 't Westen neerdaalt,
Beneveld door den damp van 't bloed,
Ontvangt zy in het doodsgerochel
De laatste Hollandsche afscheidsgroet.
En als de nachtelyke sluier
De rookende aard heeft overdekt,
De jakhals de nog lauwe lyken
Dooreenwoelt, afknaagt, knabbelt, lekt...
Dan voeren wy uw dochters henen,
En elke maagd wordt ons een boel,
Dan rusten we aan haar blanke boezems
Van moordgetier en krygsgewoel.
En als haar schand zal zyn voltrokken,
Als wy ons hebben moê gekust,
Als elk tot walgens toe verzadigd,
Het hart van wraak, het lyf van lust...
Dan tygen wy aan 't banketteeren,
En de eerste toast is: "'t Batig Slot!"
De tweede toast: "aan Jezus Christus!"
De laatste dronk: "aan Neêrlands God!"
En als de zon in 't Oosten opdaagt,
Knielt elk Javaan voor Mahomed,
Wyl hy het zachtste volk der aarde
Van Christenhonden heeft gered."
De opmerkzame lezer ziet dat de brave Droogstoppel ongelyk had in z'n
verontwaardiging over dit--of 'n dergelyk--stuk. Ook had Fransen van
de Putte het besluit der Regeering, waarby de heer R.v.E. verbannen
werd, in alle gerustheid integraal kunnen overleggen. _Sentot_ zegt
immers niet dat dit alles zoo wezen zàl. Hy waarschuwt slechts dat het
geschieden _zou_, indien de Hollanders voortgingen hun "_hart te laten
vereelten door 't geld, en den Javaan te vertrappen_." Daar nu dit geval
--vooral na de oprichting der Javaannutmaatschappy en al 't geredekavel
in de Kamer--ondenkbaar is, zal de zaak veel beter afloopen dan Sentot
in 'n wanhopig oogenblik meende.
Voor wien 't niet weet, hier de mededeeling dat de pseudoniem _Sentot_
niet byzonder ongepast de herinnering in 't leven roept aan den
javaschen oorlog. _Sentot_ namelyk was in zeer letterlyken zin de _nom
de guerre_ van Alibassa Prawiro Dirdjo, 't uitstekendst legerhoofd van
de "muitelingen" zooals de party van Diepo Negoro in chauvinistisch
hollandsch genoemd werd, een vertalingsfout waaraan zich ook de
Spanjaarden schuldig maakten jegens de Nederlanders, toen _dezen_ zich
van indelikate vreemdelingen trachtten te ontslaan. De meer of mindere
juistheid van zoodanige uitdrukkingen hangt dikwyls af van geografische
ligging, dagteekening, huidskleur, geloof, en behoefte aan batige saldo's.
De muiters van gister zyn dikwyls de helden en martelaren van vandaag.(*)
(*) De moedige Atjineezen die hun land verdedigen, heetten tegenwoordig
"kwaadwilligen."
Wat overigens die Sentot betreft, men heeft hem na afloop van den
Javaschen oorlog te vriend gehouden. Hy heeft z'n laatste levensjaren
gesleten als gepensionneerde van den nederlandschen Staat, en z'n
krygslieden werden by 't ned. ind. leger ingelyfd, doch niet _en
corps_ ... wat zyn goede reden had. Nog in myn tyd--die wat Indie
aangaat, een aanvang nam in Januari 1839--onderscheidden zich de uit
Sentot's _Barissan_ (geregelde troepen) afkomstige soldaten door goed
gedrag, tucht en militaire houding. Het was niet zeldzaam, by
inspektien of parades, een hoofdofficier, by 't wyzen op 'n flinken
kerel, te hooren zeggen: _Ienie apa lagie orangnja Sentot!_ "Dat is
nog een man van _Sentot_!"
6. _Romancen in 't maleisch_. Ik laat nu daar wat Droogstoppel kan
onder de oogen gehad hebben, doch zeker is 't dat ik den zang van
_Saïdjah_ die in deze uitgaaf voorkomt op blz. 281, (alinea die
begint met: "zie hoe de badjing", M.D.) oorspronkelyk in 't _maleisch_
geschreven heb. Waar dat stuk beland is, weet ik niet, en op dit
oogenblik zie ik geen kans het in die taal te maken. Waarschynlyk ligt
het in een der koffers of pakken papieren die ik na m'n vertrek van
_Lebak_, op m'n verdrietige Odyssee hier-en-daar moest achterlaten, en
wieromtrent ik den lezer verwys naar _Idee_ 951. Ik denk dat bedoeld
stuk voor den dag zal komen na m'n dood, als ik niet meer daar wezen
zal om te vragen hoe men er aan gekomen is? Dat er overigens zal
gespekuleerd worden in nagemaakt-posthume artikelen, spreekt in onze
eeuw van vervalsching vanzelf. En wanneer het te voorzien was dat die
sofistikatie zich bepalen zou tot schryvery, kon men de zaak dragelyk
vinden voor 'n doode. Maar de goocheltoeren die men aan den man brengen
zal omtrent m'n leven, handelwys, karakter! Reeds nu lees en verneem ik
dagelyks voorvallen die _my_ betreffen, gebeurtenissen waarin _ik_ 'n
hoofdrol speel, en die myzelf grooter verrassing baren dan ze ooit
kunnen teweegbrengen by ieder ander. De vertellingen die over my in
omloop zyn--ook de niet boosaardige--loopen voor ieder die me _werkelyk
kent_, in 't koddige ... neen, in _'t idiote_! Geenszins nu ter adstraktie
hiervan, maar alleen om te doen blyken _comment on écrit l'histoire_, hier
de opmerking dat zekere Bloemlezer nu reeds, slechts zeven-en-dertig jaar
na m'n vertrek naar Indie, goedvindt dat vertrek 'n paar jaar te
verschuiven. Vrage welke stiptheid is er te wachten in de chronologische
rangschikking der chinesche dynastien, en vooral welke wetenschappelyke
en moreele integriteit in karakterbeschryving? Toch is er leering te
trekken uit de hier bedoelde fout. Door 't opmerken van zulke _blunders_,
gewenne zich de lezer aan de vraag: "man, bloemlezer, _weet_ je wel wat
je beweert ons te willen leeren? Zoo neen, waar bemoei je je mee?
7. _Voor gelykluidend met het oorspronkelyke geteekend_. Dit is
werkelyk het geval met de bewysstukken die ik zoowel in den _Havelaar_
als in de _Minnebrieven_ overleg, Op gelyke wys heb ik de echtheid van
meer andere stukken doen staven, in de meening dat men eenmaal
daarnaar onderzoek zou doen. Maar nooit heeft iemand die moeite
genomen, wat me zeer karakteristiek voorkomt. Het spreekt vanzelf dat
ik nog altyd bereid ben inzage van bedoelde stukken te geven aan ieder
die blyk zal geleverd hebben dat het hem om waarheid te doen is.
Voorloopig bepaal ik my tot herhaling der sommatie aan _Duymaer van
Twist_ om te beweren dat de door my als echt voorgestelde stukken
verdicht zyn. Zoolang hy dit niet durft, blyf ik eischen _dat er op
die stukken Recht worde gedaan_.
8. _Wettig eigendom van den Havelaar_. Droogstoppel voelde berouw
dat-i den onnoozelen Sjaalman z'n recht op eigen werk niet ontfutseld
had. Waarschynlyk kwam me by 't schetsen van den huichelenden schelm,
deze trek noodig voor. En zie, ik wist niet dat ik hier--in zeer
beperkten zin altoos--profeet was. Juist op de manier die Droogstoppel
hier betreurt niet gevolgd te hebben, is de beschikking over 't boek
_Havelaar_ in andere handen overgegaan. De my aangeboden en eigenlyk
_opgedrongen_ ondersteuning die strekken zou om me zes maanden rust
teverschaffen na m'n ellendig omzwerven, en _om den uitslag van m'n
pleidooi aftewachten_, is gebruikt als voorwendsel om den _Havelaar_
zóó te behandelen dat het pleidooi z'n kracht verloor. En dit
geschiedde _opzettelyk_. In een aan my gerichten "Brief" verklaart de
heer Van Lennep: dat hy 't _populair worden van m'n arbeid wilde
tegengaan_, hy die met zooveel vertoon van vurige sympatie my verzocht
had de uitgaaf daarvan aan hem optedragen! Toch ben ik aan de
rechtvaardigheid verplicht den lezer te waarschuwen tegen zekere
vereenzelviging van den heer V.L. met den afzichtelyken Droogstoppel.
Toen V.L. _begon_ zich met de Havelaarszaak intelaten, was-i oprecht.
Maar gaande-weg begon hy berouw te voelen, en z'n zwakheid nam zóó de
overhand dat-i weldra liever my verraadde--'t moet hem zéér gedaan
hebben, want slecht was-i niet!--dan in zyn kring doortegaan voor den
beschermer eener zaak die, _zeer ten onrechte_, werd uitgekreten voor
iets revolutionnairs. Men zie over dit alles, blz. 17 van _Vrye-arbeid_,
uitgaaf 1873, en de Noot op _Idee_ 289.
9. _Wapen van Bern_. In een aldus genoemd gebouw, staande op 't Spui
te Amsterdam, werden in myn jeugd boekverkoopingen gehouden. Ik weet
niet of dit nog zoo is, en zelfs niet of die inrichting nog bestond in
den tyd waarvan Droogstoppel verondersteld wordt te spreken, d.i. een
paar jaar na den datum der officieele stukken die in den _Havelaar_
opgenomen zyn.
10. _Pandeglang en Lebak_. Hier voor 't eerst had ik 't genoegen een
paar namen voluit te schryven, die in vorige uitgaven met puntjes
verminkt waren. Tot op dit oogenblik toe kende een zeer groot getal
lezers den naam niet van de provincie waar de in _Havelaar_ behandelde
voorvallen plaats grepen. Men moest zich vergenoegen met den klank
_Leb_. En dat zoo'n storende terughouding nadeelig gewerkt heeft,
zoowel op het schilderachtige der voorstelling als op 't betrouwbare
van m'n beweringen, spreekt vanzelf. Dit was dan ook 't doel van dat
verraderlyk kastreeren. Men zie hierover de zoo-even aangehaalde _Noot
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Max Havelaar - 24
- Parts
- Max Havelaar - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4718Total number of unique words is 146641.7 of words are in the 2000 most common words54.9 of words are in the 5000 most common words61.9 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4515Total number of unique words is 139842.4 of words are in the 2000 most common words57.3 of words are in the 5000 most common words65.4 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4616Total number of unique words is 140040.3 of words are in the 2000 most common words54.5 of words are in the 5000 most common words61.3 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4394Total number of unique words is 152436.0 of words are in the 2000 most common words51.5 of words are in the 5000 most common words59.4 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4605Total number of unique words is 152540.0 of words are in the 2000 most common words57.3 of words are in the 5000 most common words64.3 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4537Total number of unique words is 152439.9 of words are in the 2000 most common words55.4 of words are in the 5000 most common words62.9 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4473Total number of unique words is 152139.7 of words are in the 2000 most common words55.4 of words are in the 5000 most common words64.1 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4668Total number of unique words is 135444.4 of words are in the 2000 most common words60.3 of words are in the 5000 most common words67.5 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4673Total number of unique words is 152841.2 of words are in the 2000 most common words56.7 of words are in the 5000 most common words64.8 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4804Total number of unique words is 145244.4 of words are in the 2000 most common words59.0 of words are in the 5000 most common words65.5 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4695Total number of unique words is 137543.3 of words are in the 2000 most common words58.6 of words are in the 5000 most common words65.2 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4623Total number of unique words is 145940.7 of words are in the 2000 most common words56.4 of words are in the 5000 most common words63.2 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4542Total number of unique words is 150838.9 of words are in the 2000 most common words56.1 of words are in the 5000 most common words63.5 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4541Total number of unique words is 148639.5 of words are in the 2000 most common words56.9 of words are in the 5000 most common words65.0 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4329Total number of unique words is 153634.5 of words are in the 2000 most common words48.6 of words are in the 5000 most common words56.4 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4488Total number of unique words is 150038.9 of words are in the 2000 most common words55.1 of words are in the 5000 most common words63.4 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4771Total number of unique words is 153041.2 of words are in the 2000 most common words58.5 of words are in the 5000 most common words66.0 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4751Total number of unique words is 135245.4 of words are in the 2000 most common words61.3 of words are in the 5000 most common words68.0 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4534Total number of unique words is 141042.2 of words are in the 2000 most common words59.7 of words are in the 5000 most common words67.3 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4566Total number of unique words is 142440.3 of words are in the 2000 most common words56.7 of words are in the 5000 most common words65.7 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4328Total number of unique words is 136042.0 of words are in the 2000 most common words57.5 of words are in the 5000 most common words65.7 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4303Total number of unique words is 153836.9 of words are in the 2000 most common words53.0 of words are in the 5000 most common words61.0 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4436Total number of unique words is 170133.4 of words are in the 2000 most common words48.5 of words are in the 5000 most common words56.1 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4302Total number of unique words is 171731.6 of words are in the 2000 most common words47.1 of words are in the 5000 most common words54.4 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4287Total number of unique words is 174832.1 of words are in the 2000 most common words47.2 of words are in the 5000 most common words54.1 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4340Total number of unique words is 169533.0 of words are in the 2000 most common words50.3 of words are in the 5000 most common words56.9 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4279Total number of unique words is 164432.8 of words are in the 2000 most common words49.3 of words are in the 5000 most common words57.6 of words are in the 8000 most common words
- Max Havelaar - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 942Total number of unique words is 48852.4 of words are in the 2000 most common words66.6 of words are in the 5000 most common words75.2 of words are in the 8000 most common words