Lidewyde - 07

Total number of words is 4626
Total number of unique words is 1527
42.5 of words are in the 2000 most common words
60.1 of words are in the 5000 most common words
67.3 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
hebben, dat hem nimmer voor de voeten moest kunnen geworpen worden.
Voor het eerst in al de twintig jaren, die sedert zijne bekeering
verloopen waren, bood zich eene gelegenheid aan om onder vier oogen te
zeggen en te toonen wie hij was. Wat baatte het, dat eene
kerkgemeente, die zijne geschiedenis niet kende, hem eerbiedigde als
een godsgezant? Dat de bejaarde en niet buitengewoon schrandere
priester, als een van wiens onderhoorigen hij werkzaam was, hem prees
om zijnen ijver? Dat lieden van allerlei stand in de plaats zijner
inwoning, deftigen en schamelen, hem groetten op de straat en hem met
onderscheiding toegang verleenden tot hunne woning? Die hulde, hij was
er van doordrongen, werd niet aan zijn persoon, maar aan zijn ambt
gebragt, en menigmaal had hij zich haar verweten als de nootlottige
vrucht van een zijnerzijds volgehouden stelsel van misleiding. In
Ruardi's oogen, daarentegen, zou hij zijn die hij was; niets minder,
maar ook en vooral niets meer. De vernedering, dit is zoo, zou ook
hierom te dieper door hem gevoeld worden, omdat, naarmate hij een
ander mensch geworden was, zich uit zijne vorige driestheid eene
bedeesdheid en schroomvalligheid ontwikkeld hadden, die ligt voor
valsche schaamte konden aangezien worden. Doch ook dien teug uit den
bitteren beker wilde hij drinken. En wat alles afdeed, hij zou niet
gaan om zichzelven, of uit gemaakte belangstelling, of in de hoop op
eene martelaarskroon, maar omdat hij eene zending te vervullen had. Er
moest voorzien worden in de behoeften eener verlorene, de zorg
daarvoor was hem opgelegd, en hij ging.


DERDE HOOFDSTUK.

Toen Stephenson te G., gelijk zijne standplaats heette, plaats nam in
den spoortrein, ontging het hem dat in het rijtuig der eerste klasse,
waaraan het zijne onmiddelijk voorafging, twee heeren gezeten waren,
waarvan de een André Kortenaer was en de ander voor de lezers van dit
verhaal nog een vreemdeling is. De schrijver zou het vleijend voor
zijne eigenliefde vinden, indien het hun eenig belang inboezemde te
vernemen, om welke reden André zich niet meer te A. bevond, waar hij
zaken had af te doen met zijnen oom, en wat hem naar M. voerde, waar
hij, voor zoo ver bekend was, niets te verrigten had. Doch het is hem
meer waard, de leemten hunner wetenschap aan te vullen dan aanstonds
hunne nieuwsgierigheid te bevredigen, en hij verstout zich te beweren
dat het voor hen van hooger belang is de kennismaking met dokter
Ruardi eerst nog eene poos voort te zetten, dan nu reeds te worden
ingewijd in geheimen die spoedig genoeg aan het licht zullen komen.
De huisknecht Jakob was te zeer opgevoed in het ontzag zijns heeren
dan dat hij voor luistervink zou hebben durven spelen, en met een
groot aantal zijner natuurgenooten had hij dit gemeen, dat de
gehechtheid aan zijne maatschappelijke positie, of indien men liever
wil, de vrees van daaruit verdreven te zullen worden, hem afhield van
sommige kwade praktijken waartoe het hem anders niet aan de vereischte
neiging zou ontbroken hebben. Hij hoorde niets; en evenmin als hij
iets hoorde, zag hij iets. De sleutelgaten van dokter Ruardi's
vertrekken waren niet derwijze ingerigt, dat men hetgeen daar binnen
voorviel steelsgewijs van buiten waarnemen kon. Al hetgeen Jakob dan
ook in den namiddag van dien dag aan zijn vrouw verhaalde omtrent het
ongewoon bezoek des ochtends aan den dokter gebragt,--Jakob was in
zoover gehuwd dat hij de zorg voor zijne zeven kinderen overliet aan
hunne moeder en zijn eigen haard enkel als een kosthuis
beschouwde,--was geheel en al eene vinding van zijn aangeboren
vernuft. Jakob had niets gezien en niets gehoord; had noch de
wederzijdsche verlegenheid kunnen opmerken, waardoor het gesprek zich
in den aanvang gekenmerkt had, noch aanteekening kunnen houden van den
koude- of warmtegraad, waartoe het beurtelings gedaald en gestegen
was. Dit alleen wist hij, dat, toen "mijnheer de pastoor" een uur
later den trap afging, zijn gelaat en zijn houding al de kenteekenen
vertoond hadden eener volkomen teleurstelling.
Ziehier in het kort hetgeen Eduard Stephenson, roomsch-katholiek
priester, na de belijdenis van zijn christelijk geloof en zijn verzoek
om onderstand te hebben voorgedragen, ten antwoord bekwam van Frederik
Ruardi, dokter in de genees-, heel- en verloskunde:
--"Indien ik Alexander niet was, lieve vriend, zou ik Diogenes
wenschen te zijn. Maak daaruit op, dat ik uwe gevoelens eerbiedig,
doch tevens, dat ik daarin onmogelijk deelen kan. De theologie is
nooit mijne specialiteit geweest, doch voor zoo ver ik over die zaken
oordeelen kan schijnt het mij toe, dat gij van uw standpunt wèl
gehandeld hebt met roomsch te worden. Ik ga verder en erken, dat zelfs
de meest orthodoxe protestant, om van de liberalere niet te spreken,
mij voorkomt eene anomalie te zijn. Toen de duivel vroom werd, zegt
het spreekwoord, was hij een oud man, en ik voor mij ben van zins het
volgen van dat voorbeeld uit te stellen tot den dag mijner begrafenis.
Mogt ik evenwel vroeg of laat mijne tegenwoordige zienswijze vaarwel
zeggen, dan geloof ik dat de keus tusschen Rome en Genève mij niet
moeijelijk vallen, en ik in de oudste brieven al spoedig het meeste
vertrouwen stellen zou.
--"Doch dit daargelaten. Uwe fout, in mijne oogen, is niet zoo zeer
dat gij roomsch of priester, maar dat gij met de predikanten en de
rabbi's de vertegenwoordiger zijt van eene opvatting der menschelijke
natuur die mij onmenschelijk voorkomt. Gijlieden van de godgeleerde
fakulteit zijt in onze zamenleving een element van gewigt, en mijn
stelsel brengt mede dat ik den hoed voor u afneem. Gij vormt met u
allen eene indrukwekkende politiemagt; en de juistheid dier
vergelijking is mij nooit zoo duidelijk geweest als sedert ik een jaar
of drie geleden eene reis gedaan heb door het vaderland van mijne
grootouders. De dienders in de Staten van koning Victor Emanuel gaan
namelijk in het zwart gekleed, en een Hollander zou een vergrootglas
moeten gebruiken om eenig wezenlijk onderscheid te ontdekken tusschen
het uitzigt dier onontbeerlijke agenten en dat van onze geestelijken
hier te lande. De vorsten en hunne regeringen hebben in zekeren zin
groot gelijk dat zij ulieden naar de oogen zien; want uwe hulp is even
onmisbaar voor hen als die van hunne legers, hunne dagbladen en hunne
spionnen. Desniettemin houd ik u en uwe leer voor den kanker der
zamenleving. Ontberen is van die leer de grondtoon; genieten de
grondtoon der mijne, die uit dien hoofde even gezond is als de uwe
ziekelijk. Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij, is, met
uw verlof, een uitnemend beginsel; en voor zoo ver ik dat beginsel in
praktijk breng, ben ik uw vijand. Doch hierin ben ik het met ulieden
eens, dat een mensch niet leven kan alleen van brood. Ik voor mij, ten
minste, die een gastronoom ben, protesteer tegen dat régime.
Herinnert gij u Karel van Mansveld? Een goede jongen, doch dien het
niet medegeloopen is in de wereld. Hij werkt thans veertien uren daags
op een kassierskantoor hier in de stad; zijn patroons, eene firma van
drie of vier leden, behandelen hem als een kruijer; hij heet
sous-chef, doch is inderdaad niets meer dan een bediende. Waarom
verbreekt hij zijn juk niet? Waarom laat hij zijne superieuren
zoogenaamd, die met hun allen niet het tiende deel zijner bekwaamheden
bezitten, niet rondom loopen? Alleen omdat hij den moed niet heeft,
zich en zijne vrouw en zijne zes kinderen van kant te maken. Ofschoon
ik er de noodzakelijkheid niet van inzie, hij moet leven, zegt hij, en
om dat te kunnen doen onderwerpt hij zich aan den vernederendsten
arbeid. Zoo is de wereld. Gij theologen dicht aan het menschelijk
bestaan, ik laat in het midden met welke bijoogmerken, een doel toe
waar niemand naar streeft. In den grond der zaak toch bekommert geen
sterveling zich om iets anders als om spijs en drank; tenzij men,
gelijk het geval is met mijzelven, eene afleiding gevonden heeft in de
liefde. De liefde en de honger, heeft Schiller gezegd, zijn de twee
polen waartusschen het menschelijk leven zich beweegt; en nooit hebben
uwe apostelen of uwe profeten iets zoo afdoends gezegd. Gij vraagt mij
eene gift voor de jonge vrouw, die, naar gij zegt, door mijne schuld
ongelukkig geworden is. Die gift zal ik u doen toekomen, doch onder
protest. Ik heb dat meisje niet ongelukkig, maar betrekkelijk gelukkig
gemaakt; en het eenige wat ik u kan toegeven is, dat haar voorspoed
slechts kort geduurd heeft. Aan den omgang met mij is zij sommige van
de genoegelijkste oogenblikken haars levens verschuldigd geweest.
Ontbrak het haar hiertoe niet aan de noodige middelen, zij zou die
oogenblikken kunnen vermeerderen; doch dat zij die middelen niet
bezit, is mijn schuld niet. Hebt gij ooit eene fransche rozenkweekerij
gezien? In velden vol gemeene soorten ziet men hier en ginds, op
groote afstanden van elkander, eenige zeldzame nieuwe varieteiten zich
vormen. Die varieteiten hebben waarde; de massa der rozen niet. Met de
menschen is het niet anders. Het min of meer volkomen geluk van een
hunner heeft de slavernij of den tegenspoed van duizend, laat ons
zeggen van honderd anderen tot onvermijdelijke voorwaarde. In mijne
soort en op kleine schaal ben ik eene varieteit; een konkest zeggen de
bloemisten. Had het van mijnen wil afgehangen, ik zou bedongen hebben,
dat een kleiner aantal van hetgeen gij mijne slagtoffers noemt
volstaan moest om mij te doen beantwoorden aan mijne bestemming. Doch
ik heb daar niets aan kunnen veranderen. Ook was het voor mij, even
als voor alle menschen, u zelve niet uitgezonderd, er op of er onder.
De wet van het zelfbehoud is eene tirannieke meesteres, en wie niet
heerscht wordt gebruikt; daar is geen bidden voor. Ons leven bestaat
in een eindeloos streven naar herstel van evenwigt op allerlei gebied.
Gijlieden van de sombere fakulteit predikt aan de menschen dat zij
behagen moeten leeren vinden in het doen van hunnen pligt. Voor mij en
volgens mij is dat een omweg. Mijn lust is mijn leven, en eerst
wanneer ik dien geboet heb, vind ik rust. Er is een tijd geweest dat
ik wilde trouwen, en ik ben getrouwd. Doch hetgeen toen goed was,
omdat ik het wenschte, zou thans, indien de omstandigheden mij niet
van dat juk bevrijd hadden, mijn grootste kwelling zijn. Thans gevoel
ik, dat het celibaat mijne roeping is; eene instelling, welke zoo zeer
in de natuur der voortreffelijkste menschen ligt, dat men gehuwde
kunstenaars van uitnemenden aanleg, worstelend ondergegaan in de zorg
voor vrouw en kind, den dag heeft hooren verwenschen waarop zij
huisvaders geworden waren; eene instelling, mijnheer de kapelaan,
waarop uw eigen kerkgenootschap, en teregt, den hoogsten prijs stelt.
Het groot, maar dan ook eenig verschil tusschen uw celibaat en het
mijne is dat gij met den naam van heiligheid bestempelt hetgeen ik
ontaarding noem. Niet gij zijt de ware priester, maar ik; ik die de
menschelijkste aller aandoeningen tot wet van mijn leven verhef en mij
tot bedienaar zalf van een evangelie, dat ouder is en langer duren zal
dan het uwe."


VIERDE HOOFDSTUK.

Sedert vierentwintig uren van zijnen zendelingstocht naar M.
teruggekomen, zat Eduard Stephenson in de boven-achterkamer, die hem
tegelijk tot studeer- en tot slaapvertrek diende en uitzag in den tuin
achter de niet verwaarloosde, maar nogtans uitermate burgerlijke
woning van zijn pastoor, in de =Bekentenissen= van Augustinus te lezen.
G. is geene groote plaats, gelijk men weet, maar eene dier
provinciesteden van den tweeden rang, welke nog slechts met sommige
van hare buitenwijken naar den spoorweg beginnen te kruipen en de hand
naar een aandeel in de voorregten der algemeene beschaving
uitstrekken. De huizen met trapgevels zijn er menigvuldiger dan
elders, en het ontbreekt er niet aan bovenverdiepingen waar de muren
der vertrekken nog met voorvaderlijke kalk bestreken zijn, het
onverholen getimmerte der zolderingen nog in de donkergroene grondverf
staat, en de vloeren iets ruws en onbehagelijks over zich hebben, dat
onvereenigbaar is met het comfort van een tapijt.
Zulk een ouderwetsch huis was het huis van den pastoor, en zulk eene
onherbergzame kamer die van Stephenson. Voor eene boekenkast van
gladgeschaafde planken hing een dundoek van geruit katoen, wit en
blaauw; om het eikenhouten ledikant, bruin van ouderdom, was een
behang geslagen van eeuwenheugend en verkleurd damast, dezelfde vale
en sombere tint vertoonend als de gordijnen dier bedsteden in het
klooster van den Grooten Saint-Bernard, welke er zoo spelonkachtig
uitzien wanneer de kloosterbroeder, met de kaars in de hand, ze u voor
uw nachtverblijf aanwijst, en waarin men nogtans, na een vermoeijenden
rid te paard of eene wandeling van veertien uren, overheerlijk slapen
kan. Stephenson had =niet= overheerlijk geslapen, en dezelfde reden
waarom hij in den afgeloopen nacht naauwlijks de oogen had kunnen
luiken,--nabetrachtingen over zijn gesprek met Ruardi en onafzienbare
bespiegelingen over het waarom der menschelijke verdorvenheid,--was
ook oorzaak dat hij dezen ochtend minder aandacht schonk dan ooit aan
het kloosterachtige zijner omgeving. Hij was niet in eene stemming om
op te merken hoe hard de zitting was van zijn matten stoel, of hoe
spoedig zijne voeten een gat geboord zouden hebben in het
halfversleten karpet onder zijne tafel. Hij zag op uit zijn boek en
staarde in den tuin. Daar drentelde de pastoor op en neder, met eene
lange goudsche pijp in den mond en een zwartfluweelen kalot op het
hoofd. In den aanblik van dien man was niets verheffends of
bemoedigends. Hij droeg in huis eene soutane af, door langdurig
gebruik geheel glimmend geworden, en wanneer hij 's morgens in den
tuin wandelde, plagt hij tegen het opslaan van den vochtigen grond,
over zijne muilen heen, een paar klompen aan te schieten. Niet het
minst wanneer hij zijne pijp dwars tusschen de tanden nam en zich
voorover bukte over zijne hortikultuur, in het voorjaar rupsen
zoekend tusschen de knoppen zijner rozenstruiken, in den nazomer de
gele bladeren uit zijne geraniums verwijderend, zou in het oog van een
denker de oude pastoor op holsblokken een belangwekkend beeld geweest
zijn van het proza des christendoms. Een schilder zou partij hebben
weten te trekken van dit eenvoudig, maar zuiver menschelijk tooneel;
zou hier met een toets en ginds met eene lijn het alledaagsche daarin
ongemeen gemaakt of aan het platte relief gegeven hebben. Doch
Stephenson, die geen schilder was, was ook geen denker. Hem troostte,
wanneer hij verdriet had, noch de kunst, noch de wijsbegeerte, en
alleen de mystiek was in staat hem te verzoenen met eene wereld, van
welke hij zoo diep als iemand gevoelde dat zij in den Booze lag. Hij
ergerde zich niet aan zijn pastoor; nog veel minder verachtte hij hem;
de grijsaard was in zijne oogen een Israëliet zonder bedrog. Doch er
zijn zielen die ook in de trivialiteit van Nathanaël, hoe onschadelijk
zij overigens wezen moge, eene openbaring zien van de magt der zonde.
In vergelijking van Ruardi was de pastoor een engel, ongetwijfeld;
doch Ruardi's bestaan, meende Stephenson, werd door het bestaan van
zulke kortgewiekte goede geniussen niet opgewogen of geneutraliseerd.
--"=O felix culpa!=" prevelde hij voor niemand weet de hoeveelste maal
in zijn priesterlijk leven. Want dit moet van hem gezegd worden, dat
hoewel het gevoel der menschelijke schuld hem diep ter neder drukte,
hij die schuld-zelve niet uitgewischt zou hebben willen zien, indien
hij voor zoo hoog een prijs zijnen Verlosser had moeten missen.
Op hetzelfde oogenblik dat Stephenson zich aldus in de verborgenheden
der christelijke geloofsleer verdiepte, zat André Kortenaer,
insgelijks op eene boven-achterkamer met het uitzigt op den tuin, den
volgenden brief aan zijn meisje te schrijven:
Soekabrenti, bij M,... Augustus 186--
"Lieve Emma,
"Ik wenschte niet dat gij raden kondt waar ik mij op dit oogenblik
bevind of hoe ik hier gekomen ben. Het zou veel, maar te veel voor
uwe schranderheid bewijzen. De dames hebben het regt,
ondoorgrondelijk te zijn; doch bezaten zij bovendien de gaaf van
alles te doorgronden,... dan zou voor de heeren (hoor ik u zeggen)
in het geheel geen kans meer overschieten om haar te bedriegen.
Hoe komt gij toch aan die ongunstige meening omtrent ons, en
waaraan heb ik het te danken dat gij om mijnentwil eene
uitzondering op den regel toelaat? Geloof mij, ik ben geene
uitzondering, en aan de meesten onzer is een weinig blind
vertrouwen zeer wel besteed.
"Dit herinnert mij aan ons laatste gesprek in het Duinendaalsche
bosch, en ik kan mij bijna niet voorstellen, dat het nog slechts
drie dagen geleden is dat wij afscheid genomen hebben van
elkander. Hoe snel ging de tijd voorbij toen wij bijeen waren, en
hoe traag kruipen thans de uren om! Waarom glimlagchen de menschen
en noemen zij het kinderachtig, wanneer twee aanstaande
echtgenooten niet buiten elkander kunnen? Voor mij is niets zoo
belangrijk in dit leven als uwe liefde, en ik heb oneindig meer op
met u dan met alle spoorwegbruggen en alle volkspaleizen die ik
misschien nog bouwen zal. In vergelijking van ons huwelijk vind ik
zelfs de vereenigde doorgraving der landengten van Suez en van
Panama eene zaak van niet meer dan betrekkelijk gewigt.
"Doch luister nu eens, mejufvrouw, naar hetgeen ik u te vertellen
heb. Het is elf ure in den ochtend, en ik zit u dezen brief te
schrijven in een koketten stoel, aan een elegant bureau, in de
weelderigste van alle logeerkamers. Wanneer ik het hoofd omwend,
heb ik aan mijne linkerzijde twee opengeslagen vensterdeuren, en
zie ik neder op een groot grasperk, in het midden waarvan een
zware bruine beuk prijkt. Zaagt gij de zon door de takken en
bladeren van dien boom hare vonken schieten op het gras, gij zoudt
er stil van worden. Het park, dat mij omringt, is geene eigenlijk
gezegde buitenplaats, maar de breed aangelegde tuin van eene
villa, geen twintig minuten gaans van de stad verwijderd. Den
vreemden naam van =Soekabrenti= dankt die villa aan een oost-indisch
millionair, die haar eenige jaren geleden hier heeft doen bouwen
en van wiens chineesche vrouw even als van hem zelven ik u bij
gelegenheid kurieuze anekdoten vertellen zal. Thans is zij het
eigendom van--dat zal ik u zeggen. Gij zult dan meteen weten wie
mijn gastheer is, hoe mijne gastvrouw heet, waarom ik niet bij
mijn oom gebleven ben, te A., en welke zaken ik te M. te
verhandelen heb.
"Toen ik eergisteren-ochtend op het bepaalde uur bij mijn oom
verscheen... Maar neen, op die wijze zou aan mijn verhaal geen
einde komen, en het is niet belangwekkend genoeg om lang te mogen
zijn. "Vertel mij eens, vriendje," vroeg mijn oom, op den hem
eigen vernederenden en brusken toon, waarachter hij volgens
sommige zijne warmste genegenheden verbergt, doch dien ik voor mij
altijd onaangenaam gevonden heb, "weet gij wel dat uwe moeder en
ik eene erfenis deelen moeten met een verren neef van ons, Adriaan
Dijk geheeten? Ter wille van uwe zusters wenschte ik dat de
nalatenschap vorstelijker ware, doch daaraan is nu eenmaal niets
te veranderen. Ik ben verhinderd, in persoon naar M. te gaan en
met Dijk, die buitendien mijn boezemvriend niet is, de noodige
schikkingen te maken. De zaak moet evenwel geregeld worden, en dat
is de reden dat ik u ontboden heb. Deze prokuratie is, geloof ik,
zoo algemeen mogelijk, en met dat ding in den zak zult gij uit
mijnen naam alles kunnen verrigten wat de wet voorschrijft." Mijn
vader had mij van die erfenis het een en ander verteld, zoodat
mijn oom de moeite had kunnen sparen mij in te lichten en te
bejegenen als een knaap. Doch zoo is hij. Ik had in de mij
toegedachte kommissie weinig lust, en liet niet onduidelijk
doorschemeren, dat ik het in elk geval ruim zoo eenvoudig zou
gevonden hebben, mij die prokuratie toe te zenden over de post,
desnoods in een aangeteekenden brief. Niet waar? Ik zou dan
regtstreeks naar M. hebben kunnen reizen, en had niet noodig gehad
den omweg te maken, die thans, door eerst naar A. te trekken,
onvermijdelijk geworden was. Voor die opmerking werd ik evenwel
aanstonds gestraft door de vraag, of ik zoo weinig prijs stelde op
een persoonlijk onderhoud met mijnen oom, dat het genot van dat
voorregt mij zelfs geen halve dag reizens waard was? "Bovendien,"
vervolgde mijn oom, "wenschte ik u omtrent, de personen met wie
gij te M. in aanraking komen zult,--Adriaan Dijk en zijne vrouw,
bedoel ik,--eenige dier inlichtingen te verschaffen, welke ik niet
gewoon ben toe te vertrouwen aan het papier. Wees openhartig en
zeg mij, kent gij mevrouw Dijk?" Bij het doen dier vraag zag mijn
oom mij doordringend aan; veel ernstiger en veel doordringender
dan noodig was, want van mevrouw Dijks bestaan was mij toen nog
alleen dit bekend dat zij de vrouw was van onzen neef Adriaan, met
wien ik de zaak der erfenis regelen zou. Wel herinnerde ik mij,
haar somtijds te hebben hooren roemen als eene schoonheid, te
schoon en te geestig voor een man als den haren, van wien men
beweerde dat hij het kruid niet uitgevonden had; doch daar ik òf
hem òf haar zelfs niet van aangezigt kende, vond ik het niet
noodig gewag te maken, van die bijzonderheid. Mijn antwoord was,
en zoo sprekend zeide ik de gulle waarheid: "Ik weet te
naauwernood dat er eene mevrouw Dijk in de wereld is." Wat mijn
oom mij toen uitlegde, en het vele wonderlijke dat hij mij
vertelde van den heer en de dame aan wie hij bezig was mij te
endosseren, kan ik u niet alles woordelijk overbrengen. Ook zou
het u vermoedelijk voor een groot gedeelte even weinig belang
inboezemen als mij. "Dijk," zeide hij onder anderen, als ten
vervolge op zijne mededeeling dat neef Adriaan zijn boezemvriend
niet was, "Dijk is een ingebeelde zot. Of hij verstand van tabak
heeft, weet ik niet, maar dat hij op nieuw intrigeert om lid van
de Tweede Kamer te worden, is onvergefelijk. Eenige jaren geleden
ben ik toevallig veroordeeld geweest hem herhaaldelijk te
ontmoeten in gezelschap van derden, en bij die gelegenheden heb ik
hem hooren doorslaan over politiek. Het was erbarmelijk. Omdat hij
fortuin en een grooten mond heeft, verbeeldt hij zich te kunnen
medepraten over belastingwetten, over diplomatieke nota's, over
koloniale onderwerpen, en wat niet al; doch van mijn leven heb ik
door een volwassen mensch zooveel onzin niet hooren uitkramen.
Gelijk de meesten zijner stadgenooten, zeilt hij onder liberale
vlag; doch had ik vóór '48 geweten, dat onze nieuwe Grondwet voor
zulke werveldraaijers het hek ontsluiten zou, ik zou mijne
onafhankelijke positie nooit prijs gegeven hebben." Meer zal u
interesseren hetgeen mijn oom van mevrouw Dijk vertelde. "Mevrouw
Dijk," zeide hij, "is de natuurlijke dochter van een mijner
voormalige schoolkameraden. Haar voornaam is Lidewyde, doch zij is
geene hollandsche van geboorte. Haar vader is jaren geleden
nederlandsch consul geweest te Alexandrie, en heeft daar een
tijdlang geleefd met eene soort van grieksche slavin. Of hij nog
bestaat weet ik niet, maar ik twijfel er aan. Hij is indertijd met
mevrouw Dijk, die toen een kind was, uit Egypte naar Holland
gekomen en heeft haar ergens besteed op eene kostschool, waar zij
de vriendin geworden is van Dijks zusters. Vervolgens is hij naar
de Oost vertrokken, en schijnt voor de opvoeding van dat kind, wat
het geldelijke betreft, behoorlijk zorg gedragen te hebben. In de
eene of andere groote vakantie is het meisje door de oude mevrouw
Dijk te logeeren gevraagd, en zoo is Adriaan aan haar gekomen.
Indien zij ooit van hem gecharmeerd geweest is, is zij eene even
groote zottin als hij; maar ik gis dat zij hem alleen genomen
heeft om eene toonbare positie te hebben."
"Gij weet ongeveer, lieve Emma, hoe ik over mijn oom denk. Hij
is mijn weldoener geweest en zonder hem zou ik geen ingenieur
geworden zijn; reden genoeg voor mij om hem te achten en te
ontzien. Doch liefhebben kan ik hem niet; en dat hij in weerwil
van zijne ondervinding en van zijn oud-ministerstitel een man vol
vooroordeelen is, daarvan heb ik sedert gisteren op nieuw de
ervaring opgedaan. Hij heeft zijnen tijd gehad en kent de kaart
van het land niet meer. Heb ik het hem niet als eene uitgemaakte
zaak hooren voorstellen dat Adriaan Dijk liberaal was en als lid
van de liberale partij lid van de Tweede Kamer wilde worden?
Welnu, op mijne reis van A. naar M. heb ik kennis gemaakt met een
welingelicht persoon, die mij verzekerd heeft dat mijn oom den bal
volkomen missloeg. Van dien heer, die er onoogelijk uitzag, maar
zeer onderhoudend praatte (hij heet Lefebvre, en moet een voornaam
advokaat zijn), heb ik vernomen dat Adriaan Dijk niet-alleen bij
de aanstaande verkiezing van een lid der Tweede Kamer te M.
optreden zal als de kandidaat der konservativen, maar dat hijzelf
(den heer Lefebvre meen ik), die insgelijk de konservative rigting
toegedaan is, zich met geen ander doel naar M. begaf als om met
Adriaan over diens kandidatuur te gaan spreken en bezoeken met hem
te gaan afleggen bij eenige vrienden. Mij is het volmaakt
onverschillig, dat begrijpt gij, of mijn neef Dijk konservatief of
liberaal is; maar uit hetgeen ik u daar vertel blijkt genoeg, dat
op het oordeel van mijn oom Timmermans weinig staat valt te maken.
"Wilt gij een ander staaltje van zijne kortzigtigheid? Toen ik
gisteren-avond bij Dijk mijne opwachting ging maken (want hij
ontvangt alleen 's avonds, en indien ik dat van te voren geweten
had, zou ik minder vroeg uit A. vertrokken zijn), verbeeldde ik
mij, afgaande op de beschrijving van mijn oom, een winderig
persoon te zullen aanschouwen, die mij half en half brutaliseren
of althans overbluffen zou, en tegen wien ik op mijne hoede zou
moeten zijn. Doch toen de vigelante, waarmede ik mij naar
Soekabrenti had laten brengen, stilhield voor dat paleis (Dijks
woning is inderdaad een vorstelijk gebouw), werd ik ontvangen door
een gul en wellevend man, de voorkomendheid in persoon, die
naauwelijks mijn naam en het doel van mijne komst vernomen had, of
hij gaf mij de hand en bood mij zijn huis aan. Dijk is iemand van
vijfenveertig jaren, naar ik gis. Hij heeft een hoog voorhoofd en
is bijna kaal; maar ofschoon zijn digte blonde baard hier en daar
grijze plekken begint te vertoonen, ziet hij er volstrekt niet
uit als een versleten man. Hij is klein van gestalte, heeft kleine
handen en kleine voeten en is naar den laatsten smaak gekleed. Het
eenige wat ik op hem zou weten aan te merken, is dat hij iets
deftigs over zich heeft, dat niet geheel en al natuurlijk is; maar
dat misstaat hem niet, omdat men gevoelt dat hij anders misschien
te levendig en te toeschietend zou zijn.
"Wat mijne nicht Lidewyde betreft, deze heeft, naar ik u verklaren
kan, niet den minsten indruk op mij gemaakt, en ik begrijp ter
wereld niet hoe mijn oom (of had ik u dat nog niet verteld?) mij
haar heeft kunnen afschilderen als eene kokette vrouw. Misschien,
ja, indien zij wilde, zou zij er interessant kunnen uitzien; doch
gelijk ik haar gisteren-avond aangetroffen heb, thee schenkend
onder de verandah aan de achterzijde van het huis en zich te
mijner eer te naauwernood opheffend uit haar gemakkelijken stoel,
vond ik haar niet-alleen niet mooi, maar bijna onbevallig. Haar
oog zegt niets; haar mond (in afgemeten en karige woorden heette
zij mij welkom) weinig meer, en op haar voorhoofd troont eene
wolk, die aan wrevel en meer nog aan onverschilligheid denken
doet. Men kon het haar aanzien, dat zij afkomstig is uit het
Oosten, of althans uit het Zuiden, en die indruk is zelfs zoo
sterk, dat men verwonderd is, haar Hollandsch te hooren spreken
zonder accent. Doch dat vreemde uitzigt is dan ook het eenige in
haar wat frappeert. Zij is jonger dan haar man, en zal ongeveer
van mijn eigen leeftijd zijn.
"En ziedaar, lieve Emma, hoe ik beland ben op Soekabrenti en
waarom ik aldaar mijn anker heb laten vallen. Naar de berekening
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Lidewyde - 08
  • Parts
  • Lidewyde - 01
    Total number of words is 4360
    Total number of unique words is 1704
    37.6 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 02
    Total number of words is 4549
    Total number of unique words is 1596
    39.6 of words are in the 2000 most common words
    55.1 of words are in the 5000 most common words
    63.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 03
    Total number of words is 4536
    Total number of unique words is 1628
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    56.0 of words are in the 5000 most common words
    63.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 04
    Total number of words is 4606
    Total number of unique words is 1642
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    58.6 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 05
    Total number of words is 4688
    Total number of unique words is 1549
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    62.0 of words are in the 5000 most common words
    69.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 06
    Total number of words is 4454
    Total number of unique words is 1654
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 07
    Total number of words is 4626
    Total number of unique words is 1527
    42.5 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    67.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 08
    Total number of words is 4595
    Total number of unique words is 1576
    44.0 of words are in the 2000 most common words
    59.5 of words are in the 5000 most common words
    67.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 09
    Total number of words is 4630
    Total number of unique words is 1448
    47.7 of words are in the 2000 most common words
    63.3 of words are in the 5000 most common words
    71.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 10
    Total number of words is 4654
    Total number of unique words is 1387
    47.3 of words are in the 2000 most common words
    63.0 of words are in the 5000 most common words
    70.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 11
    Total number of words is 4597
    Total number of unique words is 1589
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    59.7 of words are in the 5000 most common words
    67.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 12
    Total number of words is 4545
    Total number of unique words is 1572
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 13
    Total number of words is 4698
    Total number of unique words is 1493
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    59.6 of words are in the 5000 most common words
    67.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 14
    Total number of words is 4622
    Total number of unique words is 1477
    42.7 of words are in the 2000 most common words
    58.7 of words are in the 5000 most common words
    67.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 15
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 1483
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    60.6 of words are in the 5000 most common words
    69.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 16
    Total number of words is 4543
    Total number of unique words is 1507
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    65.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 17
    Total number of words is 4659
    Total number of unique words is 1475
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 18
    Total number of words is 4673
    Total number of unique words is 1448
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    61.8 of words are in the 5000 most common words
    70.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 19
    Total number of words is 4582
    Total number of unique words is 1547
    40.6 of words are in the 2000 most common words
    57.5 of words are in the 5000 most common words
    66.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 20
    Total number of words is 4654
    Total number of unique words is 1466
    46.3 of words are in the 2000 most common words
    61.5 of words are in the 5000 most common words
    69.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 21
    Total number of words is 4603
    Total number of unique words is 1497
    45.6 of words are in the 2000 most common words
    60.1 of words are in the 5000 most common words
    68.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 22
    Total number of words is 4643
    Total number of unique words is 1522
    46.0 of words are in the 2000 most common words
    60.0 of words are in the 5000 most common words
    67.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 23
    Total number of words is 4688
    Total number of unique words is 1508
    44.8 of words are in the 2000 most common words
    62.4 of words are in the 5000 most common words
    69.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Lidewyde - 24
    Total number of words is 3377
    Total number of unique words is 1197
    48.5 of words are in the 2000 most common words
    65.4 of words are in the 5000 most common words
    72.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.