Herfsttij der Middeleeuwen - 19
Total number of words is 4241
Total number of unique words is 1774
32.6 of words are in the 2000 most common words
46.2 of words are in the 5000 most common words
53.6 of words are in the 8000 most common words
[615] Bij het naderen van het zoo buitensporig door hem gevreesde einde
worden hem van alle kanten de kostbaarste relieken toegezonden: de paus
zendt onder meer het corporale van Sint Pieter zelf; zelfs de Groote
Turk biedt een verzameling relieken, die nog te Constantinopel waren. Op
het buffet naast 's konings ziekbed staat la Sainte Ampoule zelf, uit
Reims gehaald, waar zij nimmer vandaan was geweest; sommigen zeiden, dat
de koning de wonderdadigheid van het heilige zalfvat zelfs wilde
beproeven tot een zalving van zijn gansche lichaam. [616] Het zijn
godsdienstige trekken, zooals men ze vindt bij de Merowingische
koningen.
Er is nauwelijks een grens waar te nemen tusschen Lodewijk's
verzamelwoede, waar het vreemde dieren geldt: rendieren, elanden, en
waar het kostbare relieken geldt. Hij correspondeert met Lorenzo
de'Medici over den ring van Sint Zanobi, een plaatselijk-florentijnschen
heilige, en over een "agnus Dei", dat wil zeggen het plantaardige
groeisel, ook wel agnus scythicus genoemd, dat als een wonderdadige
rariteit werd aangezien. [617] In de wonderlijke huishouding van het
kasteel Plessis les Tours in Lodewijk's laatste dagen vond men vrome
voorbidders en muzikanten bont dooreen. "Oudit temps le roy fist venir
grant nombre et grant quantité de joueurs de bas et doulx instrumens,
qu'il fist loger à Saint-Cosme près Tours, où illec ilz se assemblerent
jusques au nombre de six vingtz, entre lesquelz y vint pluseurs bergiers
du pays de Poictou. Qui souvent jouerent devant le logis du roy, mais
ilz ne le veoyent pas, affin que ausdiz instrumens le roy y prensist
plaisir et passetemps et pour le garder de dormir. Et d'un autre costé y
fist aussy venir grant nombre de bigotz, bigottes et gens de devocion
comme hermites et sainctes créatures, pour sans cesser prier à Dieu
qu'il permist qu'il ne mourust point et qu'il le laissast encores
vivre." [618]
Ook Saint François de Paule, de Calabrische heremiet, die de nederigheid
der Minderbroeders overtroefde door de stichting der Minimen, is in
letterlijken zin het voorwerp van Lodewijk's verzamelwoede. Het was met
de uitgesproken bedoeling, dat de heilige door zijn voorbidding 's
konings leven zal verlengen, dat deze in zijn laatste ziekte diens
tegenwoordigheid begeerde. [619] Nadat verschillende zendingen aan den
koning van Napels niet hebben gebaat, weet de koning zich door een
diplomatiek optreden bij den paus de overkomst van den wonderman, zeer
tegen diens zin, te verzekeren. Een adellijk geleide haalt hem af uit
Italië. [620] Is hij eenmaal aangekomen, dan voelt Lodewijk zich toch
nog niet zeker, "omdat hij reeds door verscheidenen onder de schaduw van
heiligheid bedrogen was", en laat op aanstoken van zijn lijfarts Frans
bespieden en op allerlei wijzen de deugd van den man Gods beproeven.
[621] De heilige bestaat al die proeven voortreffelijk. Zijn askese is
van de meest barbaarsche soort, herinnerend aan zijn tiende-eeuwsche
landgenooten Sint Nilus en Sint Romuald. Hij vlucht, als hij vrouwen
ziet. Hij had sedert zijn jongelingsjaren nooit een geldstuk aangeraakt.
Hij slaapt meest staande of leunende; hij scheert nimmer haar noch
baard. Hij eet nimmer eenig dierlijk voedsel, en laat zich enkel wortels
geven. [622] Nog in zijn laatste maanden schrijft de koning persoonlijk,
om de geschikte kost voor zijn zeldzamen heilige te bekomen: "Monsieur
de Genas, je vous prie de m'envoyer des citrons et des oranges douces et
des poires muscadelles et des pastenargues, et c'est pour le saint homme
qui ne mange ny chair ny poisson; et vous me ferés ung fort grant
plaisir." [623] Hij noemt hem nooit anders dan "le saint homme", zoodat
zelfs Commines, die den heilige herhaaldelijk zag, diens naam nooit
schijnt te hebben geweten. [624] Maar "saint homme" noemden hem ook
degenen, die spotten over de komst van dezen zonderlingen gast, of die
zijn heiligheid niet vertrouwden, zooals 's konings lijfarts Jacques
Coitier. Uit de mededeelingen van Commines spreekt een nuchter voorbehoud.
"Il est encores vif--besluit hij--par quoy se pourroit bien changer ou en
myeulx ou en pis, par quoy me tays, pour ce que plusieurs se mocquoient
de la venue de ce hermite, qu'ilz appelloient sainct homme." [625] Toch
getuigt Commines zelf, nooit iemand te hebben gezien "de si saincte vie,
ne où il semblast myeulx que le Sainct Esperit parlast par sa bouche".
En de geleerde theologen uit Parijs, Jean Standonck en Jean Quentin,
uitgezonden om met den heiligen man te spreken naar aanleiding van het
verzoek tot stichting van een convent der Minimen te Parijs, komen onder
den diepsten indruk van zijn persoon, en keeren genezen van hun
tegenkanting terug. [626]
De belangstelling van de Bourgondische hertogen voor de heiligen van hun
dagen is van een minder zelfzuchtigen aard dan die van Lodewijk XI voor
Sint Franciscus de Paula. Het is opmerkelijk, hoe meer dan een van de
groote visionairen en buitensporige asceten geregeld optreedt als
bemiddelaar en raadgever in politieke zaken. Het is het geval met Sint
Colette en met den zaligen Dionysius van Ryckel of den Kartuizer.
Colette werd door het huis van Bourgondië met bijzondere onderscheiding
behandeld; Philips de Goede en zijn moeder Margareta van Beieren kenden
haar persoonlijk, en wonnen haar raad in. Zij geeft haar bemiddeling in
verwikkelingen tusschen de huizen van Frankrijk, Savoie en Bourgondië.
Het zijn Karel de Stoute, Maria en Maximiliaan, Margareta van
Oostenrijk, die steeds blijven aandringen op haar heiligverklaring.
[627] Veel belangrijker nog is de rol, die Dionysius de Kartuizer
gespeeld heeft in het openbare leven van zijn tijd. Ook hij is in
herhaalde relaties met het huis van Bourgondië, en treedt op als
raadgever van Philips den Goede. Samen met den kardinaal Nicolaas van
Cusa, dien hij op diens beroemde reis door het Duitsche rijk begeleidt
en ter zijde staat, wordt hij in 1451 te Brussel door den hertog
ontvangen. Dionysius, altijd beklemd door het gevoel, dat het der Kerk
en christenheid slecht gaat, en groote onheilen naderen, vraagt in een
vizioen: Heer, zullen de Turken in Rome komen? Hij maant den hertog tot
den kruistocht. [628] De "inclytus devotus ac optimus princeps et dux",
aan wien hij zijn tractaat over het vorstelijk leven en bestuur opdraagt,
kan haast niemand anders wezen dan Philips. Karel de Stoute werkte met
Dionysius samen voor de stichting van de Kartuize te 's Hertogenbosch,
ter eere van Sinte Sophia van Constantinopel, door den hertog niet
onbegrijpelijk voor een vrouwelijke heilige gehouden, terwijl het de
Eeuwige Wijsheid was. [629] Hertog Arnold van Gelre vraagt Dionysius
raad in den strijd met zijn zoon Adolf. [630]
Niet enkel vorsten, ook tal van edelen, geestelijken en burgers
bestormen zonder ophouden zijn cel te Roermond om raad; hij geeft
voortdurend tallooze oplossingen van moeilijkheden, twijfelingen en
gewetensvragen.
Dionysius de Kartuizer is het volledigste type van den machtigen
godsdienstigen enthousiast, dat de laatste Middeleeuwen hebben
opgeleverd. Het is een onbegrijpelijk energisch leven; hij vereenigt de
vervoeringen van de groote mystieken, de wildste askese, de voortdurende
gezichten en revelaties van den geestenziener met een schier onafzienbare
werkzaamheid als theologisch schrijver en praktisch geestelijk raadsman.
Hij staat even na aan de groote mystici als aan de praktische
Windesheimers, aan Brugman, voor wien hij zijn beroemde handleiding voor
het christelijk leven schrijft, [631] als aan Nicolaas van Cusa, aan de
heksenvervolgers [632] als aan de geestdriftigen voor een zuivering der
Kerk. Zijn arbeidskracht moet onverwoestbaar zijn geweest. Zijn
geschriften vullen 45 quarto deelen. Het is alsof de geheele
middeleeuwsche theologie nog eens uit hem terugstroomt. "Qui Dionysium
legit, nihil non legit", heette het onder de theologen der 16e eeuw.
Hij behandelt evengoed de diepste vragen van wijsgeerigen aard, als dat
hij voor een ouden leek, broer Willem, op diens verzoek schrijft over de
wederkeerige herkenning der zielen in het hiernamaals. Hij zal het zoo
eenvoudig mogelijk zeggen, belooft hij, en broer Willem kan het in het
Dietsch laten overbrengen. [633] In een eindeloozen vloed van eenvoudig
uitgedrukte gedachten geeft hij alles, wat de groote voorgangers gedacht
hadden, terug. Het is echt laat werk: samenvattend, concludeerend, niet
nieuw scheppend. De citaten van Bernard van Clairvaux of Hugo van Sint
Victor schitteren als juweelen op het slichte eenkleurige kleed van
Dionysius' proza. Al zijn werken werden door hem zelf geschreven,
nagezien, verbeterd, gerubriceerd en geïllumineerd, totdat hij in het
eind zijns levens welbedacht met schrijven ophoudt: "Ad securae
taciturnitatis portum me transferre intendo". [634]
Rust kent hij niet. Hij zegt dagelijks bijna het geheele souter op;
minstens de helft is noodzakelijk, verklaart hij. Onder alle bezigheid,
bij het aan- en uitkleeden, bidt hij. Na de metten; als de anderen weer
ter ruste gaan, blijft hij wakker. Hij is sterk en groot, en kan alles
van zijn lichaam vergen: Ik heb een ijzeren hoofd en een koperen maag,
zegt hij. Zonder walging, ja bij voorkeur, gebruikt hij bedorven
spijzen: boter met wurmen, kersen door slakken aangevreten; dit soort
ongedierte heeft niets van doodelijk venijn, zegt hij, men kan ze gerust
eten. Te zoute haring hangt hij op, tot ze rot: ik eet liever stinkende
dan zoute dingen. [635]
Al den denkarbeid van de diepste theologische beschouwing en uitdrukking
verricht hij, niet in een onbewogen evenwichtig geleerdenleven, maar
onder de voortdurende schokken van een geest, die vatbaar is voor elke
heftige aandoening van het bovennatuurlijke. Als jongen staat hij 's
nachts in het maanlicht op, meenend, dat het tijd is, om naar school te
gaan. [636] Hij is een stotteraar: "Taterbek" scheldt hem een duivel,
dien hij uitdrijven wil. Hij ziet de kamer van de stervende vrouwe van
Vlodrop vol duivelen; zij slaan hem den stok uit de hand. Niemand heeft
de vreeselijke benauwing der "vier utersten" zoo ondergaan als hij; de
hevige aanval der duivelen bij het sterven zijn een herhaald onderwerp
van zijn preeken. Hij verkeert voortdurend met afgestorvenen. Of hem
dikwijls geesten van afgestorvenen verschijnen, vraagt hem een broeder.
O, honderden en honderden malen, antwoordt hij. Hij herkent zijn vader
in het vagevuur en verwerft diens bevrijding. Zijn verschijningen,
openbaringen en gezichten vervullen hem zonder ophouden, maar hij
spreekt er niet dan met tegenzin van. Hij schaamt zich voor de ekstasen,
die hem door allerlei uiterlijke aanleidingen geworden: vooral door
muziek, soms te midden van een adellijk gezelschap, dat naar zijn
wijsheid en vermaningen luistert. Onder de eernamen der groote theologen
is de zijne die van Doctor ecstaticus.
Men meene niet, dat een groote figuur als Dionysius de Kartuizer aan de
verdenking en spot ontkwam, die den zonderlingen wonderman van Lodewijk
XI troffen; ook hij heeft voortdurend te kampen met den smaad en de
verguizing der wereld. De geest der vijftiende eeuw staat in een wankel
evenwicht tegenover de opperste uitingen van het middeleeuwsch geloof.
NOTEN:
[580] Monstrelet, IV p. 304.
[581] Bernh. v. Siena, Opera, I p. 100 bij Hefele l.c. p. 36.
[582] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 157; Les quinze joyes de
mariage, p. 111, 215.
[583] Molinet, Faictz et dictz, f. 188vso.
[584] Journal d'un bourgeois, p. 336, vgl. p. 242 no. 514.
[585] Ghillebert de Lannoy, Oeuvres, ed. Ch. Potvin, Louvain, 1878,
p. 163.
[586] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 101.
[587] Le Jouvencel, II p. 107.
[588] Songe du viel pelerin, bij Jorga, Phil. de Mézières. p. 423(6).
[589] Journal d'un bourgeois, p. 214, 289(2).
[590] Gerson, Opera, I p. 206.
[591] Jorga, Phil. de Mézières, p. 506.
[592] W. Moll, Johannes Brugman, II p. 125.
[593] Chastellain, IV p. 263/5.
[594] Chastellain, II p. 300; VII p. 222. Jean Germain, Liber de
Virtutibus, p. 10 (de hier vermelde minder strenge vastenpraktijk kan op
een anderen tijd slaan); Jean Jouffroy, De Philippo duce oratio (Chron.
rel. à l'hist. de Belg. sous la dom. des ducs de Bourg. III) p. 118.
[595] La Marche, II p. 40.
[596] Monstrelet, IV p. 302.
[597] Jorga, Phil. de Mézières, p. 350.
[598] Vgl. Jorga, l.c. p. 444, Champion, Villon, I p. 17.
[599] Oeuvres du roi René, ed. Quatrebarbes, I p. cx.
[600] Monstrelet, V p. 112.
[601] La Marche, I p. 194.
[602] Acta Sanctorum Jan., t. II p. 1018.
[603] Jorga, l.c. p. 509, 512.
[604] Het is in dit verband van geen belang, of de Kerk de personen in
kwestie heilig of slechts zalig heeft verklaard.
[605] André Du Chesne, Hist. de la maison de Chastillon sur Marne,
Paris, 1621, Preuves, p. 126-131, Extraict de l'enqueste faite pour la
canonization de Charles de Blois, p. 223, 234.
[606] Froissart, ed. Luce, VI p. 168.
[607] De gronden, waarop Dom Plaine, Revue des questions historiques, XI
p. 41, Froissart's getuigenis wraakt, schijnen mij niet afdoende.
[608] W. James, The varieties of religious experience, p. 370s.
[609] Ordonnances des rois de France, t. VIII, p. 398, Nov. 1400, 426,
18 Maart 1401.
[610] Mémoires de Pierre Salmon, ed. Buchon, Coll. de chron. nationales,
3e Supplément de Froissart, t. XV p. 49.
[611] Froissart, ed. Kervyn, XIII p. 40.
[612] Acta Sanctorum Julii, t. I p. 486-628.
[613] La Marche, I p. 180.
[614] Lettres de Louis XI, t. VI p. 514, cf. V p. 86, X p. 65.
[615] Commines, I p. 291.
[616] Commines, II p. 67, 68.
[617] Commines, II p. 57; Lettres, X p. 16, IX p. 260. Er was indertijd
zulk een agnus scythicus in het Koloniaal Museum te Haarlem.
[618] Chron. scand., II p. 122.
[619] Commines, II p. 55, 77.
[620] Acta sanctorum Apr., t. I p. 115.--Lettres de Louis XI, t. X
p. 76, 90.
[621] Sed volens caute atque astute agere, propterea quod a pluribus
fuisset sub umbra sanctitatis deceptus, decrevit variis modis experiri
virtutem servi Dei, Acta Sanctorum, l.c.
[622] Acta Sanctorum, l.c.p. 108; Commines, II p. 55.
[623] Lettres, X p. 124. 29 Juni 1483.
[624] Lettres, X p. 4 etc., Commines, II p. 54.
[625] Commines, II p. 56, Acta Sanctorum, l.c.p. 115.
[626] A. Renaudet, Préréforme et Humanisme à Paris, p. 172.
[627] Doutrepont, p. 226.
[628] Vita Dionysii auct. Theod. Loer, Dion. Opera, I. p. xlii ss., id.
De vita et regimine principum, t. XXXVII p. 497.
[629] Opera, t. XLI p. 621; D. A. Mougel, Denys le chartreux, sa vie
etc., Montreuil, 1896, p. 63.
[630] Opera. t. XLI, p. 617; Vita, I p. xxxi; Mougel, p. 51; Bijdr. en
mededeel. v. h. hist. genootschap te Utrecht, XVIII p. 331.
[631] Opera, t. XXXIX p. 496, Mougel, p. 54; Moll, Johannes Brugman, I
p. 74; Kerkgesch., II 2 p. 124; K. Krogh-Tonning, Der letzte
Scholastiker Eine Apologie, Freiburg 1904, p. 175.
[632] Mougel, p. 58.
[633] Opera, t. XXXVI p. 178: De mutua cognitione.
[634] Vita, Opera, t. I p. xxiv, xxxviii.
[635] Vita, Opera, t. I p. xxvi.
[636] De munificentia et beneficiis Dei, Opera, t. XXXIV, art. 26 p. 319.
* * * * *
VIII
AANDOENING EN VERBEELDING
Van den tijd af, dat de zoet-lyrische mystiek van Bernard van Clairvaux
in de twaalfde eeuw de fuga geopend had van bloeiende verteedering over
het lijden Christi, was de geest in steeds stijgende mate vervuld van de
smeltende aandoening over de passie; hij was doortrokken en verzadigd
geworden van Christus en het kruis. In de vroegste kindsheid werd het
beeld van den gekruisigde in het teer gemoed geplant zoo groot en zoo
donker, dat het alle aandoeningen overschaduwde met zijn ernst. Toen
Jean Gerson een kind was, ging zijn vader met uitgestrekte armen tegen
den muur staan, en zeide: "'zie, mijn jongen, zoo is uw God gekruisigd
en gestorven, die u gemaakt heeft en verlost heeft'. Dit beeld bleef
den knaap tot in zijn grijsheid, groeiende met het groeien der jaren,
en hij zegende er nog dien vromen vader om, nadat deze juist op
kruisverheffingsdag gestorven was." [637]--Colette hoorde als kind van
vier jaar haar moeder iederen dag schreien en zuchten in gebed over het
lijden, mee lijdende over den smaad, de slagen en de pijnigingen. Met
zulk een hevigheid zette zich die herinnering in haar overgevoelig
gemoed, dat zij haar leven lang iederen dag op het uur der kruisiging
een allerheftigste benauwing en hartepijn voelde, en bij het lezen van
het lijden meer leed dan eenige vrouw in barensnood. [638]--Een prediker
bleef somtijds voor zijn gehoor een kwartier lang zwijgend in
kruishouding staan. [639]
Zoo overvuld van Christus was de geest, dat bij de geringste uiterlijke
overeenkomst van eenige handeling of gedachte met 's Heeren leven of
lijden de Christustoon onmiddellijk ging klinken. Een arme non, die
brandhout aandraagt voor de keuken, verbeeldt zich, dat zij daarmee het
kruis draagt: enkel de voorstelling hout dragen is genoeg, om de
handeling te drenken in den lichtschijn van de opperste daad van liefde.
Het blinde vrouwtje, dat de wasch doet, neemt tobbe en waschhok voor
kribbe en stal. [640] Maar evengoed een uitwerking van die overvolheid
met godsdienstigen inhoud is het profaneerende overvloeien van
vorstenhulde in religieuze verbeelding: de vergelijking van Lodewijk XI
met Jezus, van Maximiliaan met zijn vader en zijn zoon met de
Drieëenheid. [641]
De vijftiende eeuw vertoont de sterke godsdienstige aandoenlijkheid in
een dubbelen vorm. Zij openbaart zich eensdeels in de heftige
beroeringen, die van tijd tot tijd het geheele volk aangrepen, als een
reizend prediker met zijn woord alle geestelijke brandstof ontvlammen
deed als takkenbossen. Dat is de krampachtige uiting, hartstochtelijk,
geweldig, doch spoedig weer uitgesnikt. Daarnaast is door sommigen de
aandoenlijkheid blijvend in een stille bedding geleid, genormaliseerd
tot een nieuwen levensvorm, dien der innigheid. Het is de piëtistische
kring van hen, die zichzelven in het bewustzijn van vernieuwers te zijn,
moderne devoten hebben genoemd. Als gereglementeerde beweging beperkt
zich de moderne devotie tot de Noordelijke Nederlanden en het
Nederduitsche gebied, doch den geest, die haar het aanzijn gaf, vindt
men in Frankrijk even goed.
Van de geweldige werking der predikatie is maar weinig als blijvend
element in de geestelijke cultuur overgegaan. Wij weten, welk een
ontzaglijken indruk de predikers maakten, [642] maar de ontroering, die
van hen uitging, na te voelen, is ons niet gegeven. Uit de geschreven
overlevering der preeken komt zij niet tot ons; en hoe kon het ook?
Reeds tot de tijdgenooten sprak de geschreven preek niet meer. Velen,
die Vincent Ferrer hoorden, en nu zijn preeken lezen, zegt diens
levensbeschrijver, verzekeren, dat zij nauwelijks een schaduw krijgen
van dat wat uit zijn eigen mond weerklonk. [643] Wij kennen de stof der
preeken: de aangrijpende schildering van de verschrikkingen der hel, het
dreunend dreigen met de straf der zonde, al de lyrische uitstortingen
over de passie en de godsliefde. Wij weten, met welke middelen de
predikers werkten: geen effekt was te grof, geen overgang van lachen
naar weenen te groot, geen onmatige uitzetting der stem te kras. [644]
Maar wij kunnen de schokken, die zij daarmee teweegbrachten, toch
eigenlijk alleen bevroeden uit het altijd weer gelijksoortig verhaal,
hoe stad met stad streed om de toezegging van een preekbeurt, hoe
magistraat en volk de predikers inhaalden met een staatsie, zooals men
ze een vorst gaf, hoe de prediker soms moest ophouden om het luid geween
der schare. Terwijl Vincent Ferrer preekte, werden eens twee
terdoodveroordeelden voorbij gebracht, een man en een vrouw, op weg naar
de terechtstelling. Vincent verzocht, het beulswerk op te schorten; hij
borg de slachtoffers zoolang onder zijn spreekgestoelte, en preekte over
hun zonden. Na de preek vond men hen er niet meer, doch enkel wat
beenderen, en het volk geloofde niet anders, dan dat het woord van den
heiligen man de zondaars had verbrand en tevens gered. [645]
De krampachtige aandoening der massa onder het woord van de predikers is
telkens weer vervlogen zonder in de geschreven overlevering zich te
hebben kunnen vastleggen. Des te beter kennen wij de "innicheit" der
moderne devoten. Als in elken piëtistischen kring gaf hier de godsdienst
niet enkel den levensvorm maar ook den gezelligheidsvorm: het knusse
geestelijk verkeer in stille intimiteit van eenvoudige mannetjes en
vrouwtjes, wier groote hemel zich welfde boven een minuskuul wereldje,
waar al het sterke ruischen van den tijd aan voorbij streek. De vrienden
bewonderden in Thomas a Kempis zijn onkunde van de gewone wereldsche
dingen; een prior van Windesheim droeg als eervollen bijnaam Jan
Ik-weet-niet. Zij kunnen geen andere wereld gebruiken dan een
vereenvoudigde; zij zuiveren haar door het slechte buiten hun sfeer te
sluiten. [646] Binnen die enge sfeer leven zij in de vreugde van een
sentimenteele genegenheid voor elkander: de blik van den een is zonder
ophouden op den ander geslagen, om alle teekens van genade op te merken;
elkaar bezoeken is hun vermaak. [647] Vandaar hun bijzondere neiging tot
de levensbeschrijving, waaraan wij de nauwkeurige kennis van dezen
geestelijken staat te danken hebben.
In haar Nederlandschen, gereglementeerden vorm had de moderne devotie
een vaste conventie van vroom leven geschapen. Men kende de devoten aan
hun afgemeten stille bewegingen, hun gebogen gang, sommigen aan de tot
een lach geplooide gezichten of de opzettelijk gelapte nieuwe kleeren.
En niet het minst aan hun overvloedige tranen. "Devotio est quaedam
cordis teneritudo, qua quis in pias faciliter resolvitur lacrimas". Men
moet God bidden om "den dagelijkschen doop der tranen", zij zijn de
vleugelen van het gebed, of naar Sint Bernard's woord de wijn der
engelen. Men moet zich aan de genade der loffelijke tranen geven, zich
er toe voorbereiden en aanzetten, het geheele jaar door, maar vooral in
de Vasten, opdat men met den psalmist zeggen moge: "Fuerunt mihi
lacrimae meae panes die ac nocte". Soms komen zij zoo gewillig, dat wij
bidden met snikken en huilen ("ita ut suspiriose ac cum rugitu oremus"),
maar wanneer zij niet vanzelve komen, moet men ze niet bovenmatig
uitpersen, en zich vergenoegen met de tranen des harten. En in
tegenwoordigheid van anderen moet men de teekenen van een buitengewone
geestelijke devotie naar vermogen vermijden. [648]
Vincent Ferrer stortte, zoo dikwijls hij de hostie wijdde, zooveel
tranen, dat bijna allen mee weenden, en er soms een weeklagen ontstond
als van een doodenklacht. Het weenen was hem zoo zoet, dat hij noode
zijn tranen staakte. [649]
In Frankrijk ontbreekt de bijzondere normaliseering der nieuwe vroomheid
in een bepaalden nieuwen vorm als de Nederlandsche Fraterhuizen en de
congregatie van Windesheim. De verwante geesten in Frankrijk blijven of
geheel in de wereld, of zij treden in bestaande orden, waar dan de
nieuwe devotie de doorvoering van een strenger observantie teweegbrengt.
Als algemeene houding van wijde burgerkringen is het verschijnsel er
niet bekend. Misschien droeg daartoe bij, dat de Fransche vroomheid een
hartstochtelijker, spasmodischer karakter had dan de Nederlandsche,
lichter tot geëxaspereerde vormen verviel en ook lichter weer vervaagde.
Tegen het einde der Middeleeuwen worden bezoekers der Noordelijke
Nederlanden uit Zuidelijker landen meer dan eens getroffen door de
ernstige en algemeene vroomheid, die zij er onder het volk als iets
bijzonders opmerken. [650]
De Nederlandsche devoten hadden in het algemeen de aanrakingen laten
varen met de intensieve mystiek, uit welker voorbereidende stadiën hun
levensvorm was opgebloeid. Daarmee hadden zij ook het gevaar voor
fantastische afdwalingen tot ketterij grootendeels bezworen. De
Nederlandsche moderne devotie was gehoorzaam en rechtgeloovig, praktisch
zedelijk en soms zelfs nuchter. Het Fransche devote type daarentegen
schijnt een veel grootere slingerwijdte te hebben gehad: het raakt
telkens de extravagante geloofsverschijnselen.
Toen de Groningsche Dominicaan Mattheus Grabow naar Constanz was
getogen, om daar op het Concilie al de grieven van de bedelorden tegen
de nieuwe broeders des gemeenen levens te luchten, en zoo mogelijk hun
veroordeeling te verwerven, is het de groote leider der algemeene
kerkelijke politiek, Johannes Gerson, zelf geweest, in wien de belaagde
volgelingen van Geert Groote hun verdediger vonden. Gerson was alleszins
bevoegd, om te beoordeelen, of men hier te doen had met een uiting van
echte vroomheid en een geoorloofden vorm van organisatie daarvan. Want
het onderscheiden van echte vroomheid van overdreven geloofsuitingen is
een der onderwerpen, die zijn geest voortdurend hebben beziggehouden.
Gerson was een voorzichtige, nauwgezette academische geest, eerlijk,
zuiver en welmeenend, met die ietwat angstvallige zorg voor den goeden
vorm, die in een fijnen geest, uit bescheiden omstandigheden tot een
werkelijk aristocratische houding gegroeid, dikwijls nog de afkomst
verraadt. Daarbij was hij een psycholoog en iemand met stijlgevoel.
Stijlgevoel en rechtzinnigheid nu zijn ten nauwste verwant. Geen wonder
dus, dat de uitingen van het geloofsleven van zijn dagen herhaaldelijk
zijn argwaan en bezorgdheid wekten. Nu is het merkwaardig, hoe de typen
van vroomheid, die hij afkeurt als overdreven en gevaarlijk, ons
levendig herinneren aan de moderne devoten, die hij verdedigd had. Toch
is dit zeer verklaarbaar. Zijn Fransche schapen misten de veilige
schaapskooi, de discipline en organisatie, die de al te vurigen van
zelve binnen de perken hield van hetgeen de Kerk dulden kon.
Gerson ziet overal de gevaren van de populaire devotie. Hij vindt het
verkeerd, dat de mystiek op straat wordt gebracht. [651] De wereld, zegt
hij, is in dit laatste tijdperk kort voor haar einde als een ijlhoofdige
grijsaard, ten prooi aan allerlei fantazieën, droomgezichten en
illusies, die menigeen van de waarheid af brengen. [652] Velen geven
zich zonder behoorlijke leiding over aan al te strenge vasten, al te
gerekte nachtwaken, te overvloedige tranen, waarmee zij hun brein
troebel maken. Zij luisteren naar geen vermaan tot matiging. Laat hen
oppassen, want zij kunnen licht vervallen in begoochelingen des duivels.
Te Atrecht had hij nog kort geleden een vrouw en moeder bezocht, die
tegen den zin van haar echtgenoot door haar volstrekt vasten, twee tot
vier dagen achtereen, veler bewondering wekte. Hij had met haar
gesproken, haar ernstig beproefd, en bevonden, dat haar onthouding
louter hoogmoedige en ijdele halsstarrigheid was. Want na zulk een
vasten at zij met onverzadelijke vraatzucht; als reden voor haar
zelfkastijding gaf zij niet anders op, dan dat zij onwaardig was om
brood te eten. Haar uiterlijk verried hem reeds den naderenden waanzin.
[653] Een ander vrouwtje, een epileptica, wier eksteroogen staken, zoo
dikwijls er een ziel ter helle voer, die de zonden aan het voorhoofd zag
en beweerde, dagelijks drie zielen te redden, bekende onder bedreiging
met de tortuur, dat zij zich zoo gedroeg, omdat het haar broodwinning
was. [654]
Gerson achtte de vizioenen en revelaties van den jongsten tijd, die
overal gelezen werden, niet veel waard. Zelfs die van befaamde heiligen
als Brigitta van Zweden en Catharina van Siena verloochent hij. [655]
Hij had er zooveel gehoord, die hem het vertrouwen benamen. Velen
verklaarden, dat hun geopenbaard was, dat zij paus zouden worden; een
geleerd man had het zelfs eigenhandig beschreven en met bewijzen
gestaafd. Een ander was eerst overtuigd geweest, dat hij paus zou
worden, maar daarna, dat hij de Antichrist of althans diens voorlooper
zou zijn, waarom hij had omgegaan met de gedachte, zich het leven te
benemen, om de christenheid niet zulk een onheil aan te doen.
[656]--Niets is zoo gevaarlijk, zegt Gerson, als een onkundige devotie.
Wanneer de arme vromen hooren, dat Maria's geest zich verblijdde in
haren God, dan trachten zij ook zich te verblijden, en stellen zich van
worden hem van alle kanten de kostbaarste relieken toegezonden: de paus
zendt onder meer het corporale van Sint Pieter zelf; zelfs de Groote
Turk biedt een verzameling relieken, die nog te Constantinopel waren. Op
het buffet naast 's konings ziekbed staat la Sainte Ampoule zelf, uit
Reims gehaald, waar zij nimmer vandaan was geweest; sommigen zeiden, dat
de koning de wonderdadigheid van het heilige zalfvat zelfs wilde
beproeven tot een zalving van zijn gansche lichaam. [616] Het zijn
godsdienstige trekken, zooals men ze vindt bij de Merowingische
koningen.
Er is nauwelijks een grens waar te nemen tusschen Lodewijk's
verzamelwoede, waar het vreemde dieren geldt: rendieren, elanden, en
waar het kostbare relieken geldt. Hij correspondeert met Lorenzo
de'Medici over den ring van Sint Zanobi, een plaatselijk-florentijnschen
heilige, en over een "agnus Dei", dat wil zeggen het plantaardige
groeisel, ook wel agnus scythicus genoemd, dat als een wonderdadige
rariteit werd aangezien. [617] In de wonderlijke huishouding van het
kasteel Plessis les Tours in Lodewijk's laatste dagen vond men vrome
voorbidders en muzikanten bont dooreen. "Oudit temps le roy fist venir
grant nombre et grant quantité de joueurs de bas et doulx instrumens,
qu'il fist loger à Saint-Cosme près Tours, où illec ilz se assemblerent
jusques au nombre de six vingtz, entre lesquelz y vint pluseurs bergiers
du pays de Poictou. Qui souvent jouerent devant le logis du roy, mais
ilz ne le veoyent pas, affin que ausdiz instrumens le roy y prensist
plaisir et passetemps et pour le garder de dormir. Et d'un autre costé y
fist aussy venir grant nombre de bigotz, bigottes et gens de devocion
comme hermites et sainctes créatures, pour sans cesser prier à Dieu
qu'il permist qu'il ne mourust point et qu'il le laissast encores
vivre." [618]
Ook Saint François de Paule, de Calabrische heremiet, die de nederigheid
der Minderbroeders overtroefde door de stichting der Minimen, is in
letterlijken zin het voorwerp van Lodewijk's verzamelwoede. Het was met
de uitgesproken bedoeling, dat de heilige door zijn voorbidding 's
konings leven zal verlengen, dat deze in zijn laatste ziekte diens
tegenwoordigheid begeerde. [619] Nadat verschillende zendingen aan den
koning van Napels niet hebben gebaat, weet de koning zich door een
diplomatiek optreden bij den paus de overkomst van den wonderman, zeer
tegen diens zin, te verzekeren. Een adellijk geleide haalt hem af uit
Italië. [620] Is hij eenmaal aangekomen, dan voelt Lodewijk zich toch
nog niet zeker, "omdat hij reeds door verscheidenen onder de schaduw van
heiligheid bedrogen was", en laat op aanstoken van zijn lijfarts Frans
bespieden en op allerlei wijzen de deugd van den man Gods beproeven.
[621] De heilige bestaat al die proeven voortreffelijk. Zijn askese is
van de meest barbaarsche soort, herinnerend aan zijn tiende-eeuwsche
landgenooten Sint Nilus en Sint Romuald. Hij vlucht, als hij vrouwen
ziet. Hij had sedert zijn jongelingsjaren nooit een geldstuk aangeraakt.
Hij slaapt meest staande of leunende; hij scheert nimmer haar noch
baard. Hij eet nimmer eenig dierlijk voedsel, en laat zich enkel wortels
geven. [622] Nog in zijn laatste maanden schrijft de koning persoonlijk,
om de geschikte kost voor zijn zeldzamen heilige te bekomen: "Monsieur
de Genas, je vous prie de m'envoyer des citrons et des oranges douces et
des poires muscadelles et des pastenargues, et c'est pour le saint homme
qui ne mange ny chair ny poisson; et vous me ferés ung fort grant
plaisir." [623] Hij noemt hem nooit anders dan "le saint homme", zoodat
zelfs Commines, die den heilige herhaaldelijk zag, diens naam nooit
schijnt te hebben geweten. [624] Maar "saint homme" noemden hem ook
degenen, die spotten over de komst van dezen zonderlingen gast, of die
zijn heiligheid niet vertrouwden, zooals 's konings lijfarts Jacques
Coitier. Uit de mededeelingen van Commines spreekt een nuchter voorbehoud.
"Il est encores vif--besluit hij--par quoy se pourroit bien changer ou en
myeulx ou en pis, par quoy me tays, pour ce que plusieurs se mocquoient
de la venue de ce hermite, qu'ilz appelloient sainct homme." [625] Toch
getuigt Commines zelf, nooit iemand te hebben gezien "de si saincte vie,
ne où il semblast myeulx que le Sainct Esperit parlast par sa bouche".
En de geleerde theologen uit Parijs, Jean Standonck en Jean Quentin,
uitgezonden om met den heiligen man te spreken naar aanleiding van het
verzoek tot stichting van een convent der Minimen te Parijs, komen onder
den diepsten indruk van zijn persoon, en keeren genezen van hun
tegenkanting terug. [626]
De belangstelling van de Bourgondische hertogen voor de heiligen van hun
dagen is van een minder zelfzuchtigen aard dan die van Lodewijk XI voor
Sint Franciscus de Paula. Het is opmerkelijk, hoe meer dan een van de
groote visionairen en buitensporige asceten geregeld optreedt als
bemiddelaar en raadgever in politieke zaken. Het is het geval met Sint
Colette en met den zaligen Dionysius van Ryckel of den Kartuizer.
Colette werd door het huis van Bourgondië met bijzondere onderscheiding
behandeld; Philips de Goede en zijn moeder Margareta van Beieren kenden
haar persoonlijk, en wonnen haar raad in. Zij geeft haar bemiddeling in
verwikkelingen tusschen de huizen van Frankrijk, Savoie en Bourgondië.
Het zijn Karel de Stoute, Maria en Maximiliaan, Margareta van
Oostenrijk, die steeds blijven aandringen op haar heiligverklaring.
[627] Veel belangrijker nog is de rol, die Dionysius de Kartuizer
gespeeld heeft in het openbare leven van zijn tijd. Ook hij is in
herhaalde relaties met het huis van Bourgondië, en treedt op als
raadgever van Philips den Goede. Samen met den kardinaal Nicolaas van
Cusa, dien hij op diens beroemde reis door het Duitsche rijk begeleidt
en ter zijde staat, wordt hij in 1451 te Brussel door den hertog
ontvangen. Dionysius, altijd beklemd door het gevoel, dat het der Kerk
en christenheid slecht gaat, en groote onheilen naderen, vraagt in een
vizioen: Heer, zullen de Turken in Rome komen? Hij maant den hertog tot
den kruistocht. [628] De "inclytus devotus ac optimus princeps et dux",
aan wien hij zijn tractaat over het vorstelijk leven en bestuur opdraagt,
kan haast niemand anders wezen dan Philips. Karel de Stoute werkte met
Dionysius samen voor de stichting van de Kartuize te 's Hertogenbosch,
ter eere van Sinte Sophia van Constantinopel, door den hertog niet
onbegrijpelijk voor een vrouwelijke heilige gehouden, terwijl het de
Eeuwige Wijsheid was. [629] Hertog Arnold van Gelre vraagt Dionysius
raad in den strijd met zijn zoon Adolf. [630]
Niet enkel vorsten, ook tal van edelen, geestelijken en burgers
bestormen zonder ophouden zijn cel te Roermond om raad; hij geeft
voortdurend tallooze oplossingen van moeilijkheden, twijfelingen en
gewetensvragen.
Dionysius de Kartuizer is het volledigste type van den machtigen
godsdienstigen enthousiast, dat de laatste Middeleeuwen hebben
opgeleverd. Het is een onbegrijpelijk energisch leven; hij vereenigt de
vervoeringen van de groote mystieken, de wildste askese, de voortdurende
gezichten en revelaties van den geestenziener met een schier onafzienbare
werkzaamheid als theologisch schrijver en praktisch geestelijk raadsman.
Hij staat even na aan de groote mystici als aan de praktische
Windesheimers, aan Brugman, voor wien hij zijn beroemde handleiding voor
het christelijk leven schrijft, [631] als aan Nicolaas van Cusa, aan de
heksenvervolgers [632] als aan de geestdriftigen voor een zuivering der
Kerk. Zijn arbeidskracht moet onverwoestbaar zijn geweest. Zijn
geschriften vullen 45 quarto deelen. Het is alsof de geheele
middeleeuwsche theologie nog eens uit hem terugstroomt. "Qui Dionysium
legit, nihil non legit", heette het onder de theologen der 16e eeuw.
Hij behandelt evengoed de diepste vragen van wijsgeerigen aard, als dat
hij voor een ouden leek, broer Willem, op diens verzoek schrijft over de
wederkeerige herkenning der zielen in het hiernamaals. Hij zal het zoo
eenvoudig mogelijk zeggen, belooft hij, en broer Willem kan het in het
Dietsch laten overbrengen. [633] In een eindeloozen vloed van eenvoudig
uitgedrukte gedachten geeft hij alles, wat de groote voorgangers gedacht
hadden, terug. Het is echt laat werk: samenvattend, concludeerend, niet
nieuw scheppend. De citaten van Bernard van Clairvaux of Hugo van Sint
Victor schitteren als juweelen op het slichte eenkleurige kleed van
Dionysius' proza. Al zijn werken werden door hem zelf geschreven,
nagezien, verbeterd, gerubriceerd en geïllumineerd, totdat hij in het
eind zijns levens welbedacht met schrijven ophoudt: "Ad securae
taciturnitatis portum me transferre intendo". [634]
Rust kent hij niet. Hij zegt dagelijks bijna het geheele souter op;
minstens de helft is noodzakelijk, verklaart hij. Onder alle bezigheid,
bij het aan- en uitkleeden, bidt hij. Na de metten; als de anderen weer
ter ruste gaan, blijft hij wakker. Hij is sterk en groot, en kan alles
van zijn lichaam vergen: Ik heb een ijzeren hoofd en een koperen maag,
zegt hij. Zonder walging, ja bij voorkeur, gebruikt hij bedorven
spijzen: boter met wurmen, kersen door slakken aangevreten; dit soort
ongedierte heeft niets van doodelijk venijn, zegt hij, men kan ze gerust
eten. Te zoute haring hangt hij op, tot ze rot: ik eet liever stinkende
dan zoute dingen. [635]
Al den denkarbeid van de diepste theologische beschouwing en uitdrukking
verricht hij, niet in een onbewogen evenwichtig geleerdenleven, maar
onder de voortdurende schokken van een geest, die vatbaar is voor elke
heftige aandoening van het bovennatuurlijke. Als jongen staat hij 's
nachts in het maanlicht op, meenend, dat het tijd is, om naar school te
gaan. [636] Hij is een stotteraar: "Taterbek" scheldt hem een duivel,
dien hij uitdrijven wil. Hij ziet de kamer van de stervende vrouwe van
Vlodrop vol duivelen; zij slaan hem den stok uit de hand. Niemand heeft
de vreeselijke benauwing der "vier utersten" zoo ondergaan als hij; de
hevige aanval der duivelen bij het sterven zijn een herhaald onderwerp
van zijn preeken. Hij verkeert voortdurend met afgestorvenen. Of hem
dikwijls geesten van afgestorvenen verschijnen, vraagt hem een broeder.
O, honderden en honderden malen, antwoordt hij. Hij herkent zijn vader
in het vagevuur en verwerft diens bevrijding. Zijn verschijningen,
openbaringen en gezichten vervullen hem zonder ophouden, maar hij
spreekt er niet dan met tegenzin van. Hij schaamt zich voor de ekstasen,
die hem door allerlei uiterlijke aanleidingen geworden: vooral door
muziek, soms te midden van een adellijk gezelschap, dat naar zijn
wijsheid en vermaningen luistert. Onder de eernamen der groote theologen
is de zijne die van Doctor ecstaticus.
Men meene niet, dat een groote figuur als Dionysius de Kartuizer aan de
verdenking en spot ontkwam, die den zonderlingen wonderman van Lodewijk
XI troffen; ook hij heeft voortdurend te kampen met den smaad en de
verguizing der wereld. De geest der vijftiende eeuw staat in een wankel
evenwicht tegenover de opperste uitingen van het middeleeuwsch geloof.
NOTEN:
[580] Monstrelet, IV p. 304.
[581] Bernh. v. Siena, Opera, I p. 100 bij Hefele l.c. p. 36.
[582] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 157; Les quinze joyes de
mariage, p. 111, 215.
[583] Molinet, Faictz et dictz, f. 188vso.
[584] Journal d'un bourgeois, p. 336, vgl. p. 242 no. 514.
[585] Ghillebert de Lannoy, Oeuvres, ed. Ch. Potvin, Louvain, 1878,
p. 163.
[586] Les cent nouvelles nouvelles, II p. 101.
[587] Le Jouvencel, II p. 107.
[588] Songe du viel pelerin, bij Jorga, Phil. de Mézières. p. 423(6).
[589] Journal d'un bourgeois, p. 214, 289(2).
[590] Gerson, Opera, I p. 206.
[591] Jorga, Phil. de Mézières, p. 506.
[592] W. Moll, Johannes Brugman, II p. 125.
[593] Chastellain, IV p. 263/5.
[594] Chastellain, II p. 300; VII p. 222. Jean Germain, Liber de
Virtutibus, p. 10 (de hier vermelde minder strenge vastenpraktijk kan op
een anderen tijd slaan); Jean Jouffroy, De Philippo duce oratio (Chron.
rel. à l'hist. de Belg. sous la dom. des ducs de Bourg. III) p. 118.
[595] La Marche, II p. 40.
[596] Monstrelet, IV p. 302.
[597] Jorga, Phil. de Mézières, p. 350.
[598] Vgl. Jorga, l.c. p. 444, Champion, Villon, I p. 17.
[599] Oeuvres du roi René, ed. Quatrebarbes, I p. cx.
[600] Monstrelet, V p. 112.
[601] La Marche, I p. 194.
[602] Acta Sanctorum Jan., t. II p. 1018.
[603] Jorga, l.c. p. 509, 512.
[604] Het is in dit verband van geen belang, of de Kerk de personen in
kwestie heilig of slechts zalig heeft verklaard.
[605] André Du Chesne, Hist. de la maison de Chastillon sur Marne,
Paris, 1621, Preuves, p. 126-131, Extraict de l'enqueste faite pour la
canonization de Charles de Blois, p. 223, 234.
[606] Froissart, ed. Luce, VI p. 168.
[607] De gronden, waarop Dom Plaine, Revue des questions historiques, XI
p. 41, Froissart's getuigenis wraakt, schijnen mij niet afdoende.
[608] W. James, The varieties of religious experience, p. 370s.
[609] Ordonnances des rois de France, t. VIII, p. 398, Nov. 1400, 426,
18 Maart 1401.
[610] Mémoires de Pierre Salmon, ed. Buchon, Coll. de chron. nationales,
3e Supplément de Froissart, t. XV p. 49.
[611] Froissart, ed. Kervyn, XIII p. 40.
[612] Acta Sanctorum Julii, t. I p. 486-628.
[613] La Marche, I p. 180.
[614] Lettres de Louis XI, t. VI p. 514, cf. V p. 86, X p. 65.
[615] Commines, I p. 291.
[616] Commines, II p. 67, 68.
[617] Commines, II p. 57; Lettres, X p. 16, IX p. 260. Er was indertijd
zulk een agnus scythicus in het Koloniaal Museum te Haarlem.
[618] Chron. scand., II p. 122.
[619] Commines, II p. 55, 77.
[620] Acta sanctorum Apr., t. I p. 115.--Lettres de Louis XI, t. X
p. 76, 90.
[621] Sed volens caute atque astute agere, propterea quod a pluribus
fuisset sub umbra sanctitatis deceptus, decrevit variis modis experiri
virtutem servi Dei, Acta Sanctorum, l.c.
[622] Acta Sanctorum, l.c.p. 108; Commines, II p. 55.
[623] Lettres, X p. 124. 29 Juni 1483.
[624] Lettres, X p. 4 etc., Commines, II p. 54.
[625] Commines, II p. 56, Acta Sanctorum, l.c.p. 115.
[626] A. Renaudet, Préréforme et Humanisme à Paris, p. 172.
[627] Doutrepont, p. 226.
[628] Vita Dionysii auct. Theod. Loer, Dion. Opera, I. p. xlii ss., id.
De vita et regimine principum, t. XXXVII p. 497.
[629] Opera, t. XLI p. 621; D. A. Mougel, Denys le chartreux, sa vie
etc., Montreuil, 1896, p. 63.
[630] Opera. t. XLI, p. 617; Vita, I p. xxxi; Mougel, p. 51; Bijdr. en
mededeel. v. h. hist. genootschap te Utrecht, XVIII p. 331.
[631] Opera, t. XXXIX p. 496, Mougel, p. 54; Moll, Johannes Brugman, I
p. 74; Kerkgesch., II 2 p. 124; K. Krogh-Tonning, Der letzte
Scholastiker Eine Apologie, Freiburg 1904, p. 175.
[632] Mougel, p. 58.
[633] Opera, t. XXXVI p. 178: De mutua cognitione.
[634] Vita, Opera, t. I p. xxiv, xxxviii.
[635] Vita, Opera, t. I p. xxvi.
[636] De munificentia et beneficiis Dei, Opera, t. XXXIV, art. 26 p. 319.
* * * * *
VIII
AANDOENING EN VERBEELDING
Van den tijd af, dat de zoet-lyrische mystiek van Bernard van Clairvaux
in de twaalfde eeuw de fuga geopend had van bloeiende verteedering over
het lijden Christi, was de geest in steeds stijgende mate vervuld van de
smeltende aandoening over de passie; hij was doortrokken en verzadigd
geworden van Christus en het kruis. In de vroegste kindsheid werd het
beeld van den gekruisigde in het teer gemoed geplant zoo groot en zoo
donker, dat het alle aandoeningen overschaduwde met zijn ernst. Toen
Jean Gerson een kind was, ging zijn vader met uitgestrekte armen tegen
den muur staan, en zeide: "'zie, mijn jongen, zoo is uw God gekruisigd
en gestorven, die u gemaakt heeft en verlost heeft'. Dit beeld bleef
den knaap tot in zijn grijsheid, groeiende met het groeien der jaren,
en hij zegende er nog dien vromen vader om, nadat deze juist op
kruisverheffingsdag gestorven was." [637]--Colette hoorde als kind van
vier jaar haar moeder iederen dag schreien en zuchten in gebed over het
lijden, mee lijdende over den smaad, de slagen en de pijnigingen. Met
zulk een hevigheid zette zich die herinnering in haar overgevoelig
gemoed, dat zij haar leven lang iederen dag op het uur der kruisiging
een allerheftigste benauwing en hartepijn voelde, en bij het lezen van
het lijden meer leed dan eenige vrouw in barensnood. [638]--Een prediker
bleef somtijds voor zijn gehoor een kwartier lang zwijgend in
kruishouding staan. [639]
Zoo overvuld van Christus was de geest, dat bij de geringste uiterlijke
overeenkomst van eenige handeling of gedachte met 's Heeren leven of
lijden de Christustoon onmiddellijk ging klinken. Een arme non, die
brandhout aandraagt voor de keuken, verbeeldt zich, dat zij daarmee het
kruis draagt: enkel de voorstelling hout dragen is genoeg, om de
handeling te drenken in den lichtschijn van de opperste daad van liefde.
Het blinde vrouwtje, dat de wasch doet, neemt tobbe en waschhok voor
kribbe en stal. [640] Maar evengoed een uitwerking van die overvolheid
met godsdienstigen inhoud is het profaneerende overvloeien van
vorstenhulde in religieuze verbeelding: de vergelijking van Lodewijk XI
met Jezus, van Maximiliaan met zijn vader en zijn zoon met de
Drieëenheid. [641]
De vijftiende eeuw vertoont de sterke godsdienstige aandoenlijkheid in
een dubbelen vorm. Zij openbaart zich eensdeels in de heftige
beroeringen, die van tijd tot tijd het geheele volk aangrepen, als een
reizend prediker met zijn woord alle geestelijke brandstof ontvlammen
deed als takkenbossen. Dat is de krampachtige uiting, hartstochtelijk,
geweldig, doch spoedig weer uitgesnikt. Daarnaast is door sommigen de
aandoenlijkheid blijvend in een stille bedding geleid, genormaliseerd
tot een nieuwen levensvorm, dien der innigheid. Het is de piëtistische
kring van hen, die zichzelven in het bewustzijn van vernieuwers te zijn,
moderne devoten hebben genoemd. Als gereglementeerde beweging beperkt
zich de moderne devotie tot de Noordelijke Nederlanden en het
Nederduitsche gebied, doch den geest, die haar het aanzijn gaf, vindt
men in Frankrijk even goed.
Van de geweldige werking der predikatie is maar weinig als blijvend
element in de geestelijke cultuur overgegaan. Wij weten, welk een
ontzaglijken indruk de predikers maakten, [642] maar de ontroering, die
van hen uitging, na te voelen, is ons niet gegeven. Uit de geschreven
overlevering der preeken komt zij niet tot ons; en hoe kon het ook?
Reeds tot de tijdgenooten sprak de geschreven preek niet meer. Velen,
die Vincent Ferrer hoorden, en nu zijn preeken lezen, zegt diens
levensbeschrijver, verzekeren, dat zij nauwelijks een schaduw krijgen
van dat wat uit zijn eigen mond weerklonk. [643] Wij kennen de stof der
preeken: de aangrijpende schildering van de verschrikkingen der hel, het
dreunend dreigen met de straf der zonde, al de lyrische uitstortingen
over de passie en de godsliefde. Wij weten, met welke middelen de
predikers werkten: geen effekt was te grof, geen overgang van lachen
naar weenen te groot, geen onmatige uitzetting der stem te kras. [644]
Maar wij kunnen de schokken, die zij daarmee teweegbrachten, toch
eigenlijk alleen bevroeden uit het altijd weer gelijksoortig verhaal,
hoe stad met stad streed om de toezegging van een preekbeurt, hoe
magistraat en volk de predikers inhaalden met een staatsie, zooals men
ze een vorst gaf, hoe de prediker soms moest ophouden om het luid geween
der schare. Terwijl Vincent Ferrer preekte, werden eens twee
terdoodveroordeelden voorbij gebracht, een man en een vrouw, op weg naar
de terechtstelling. Vincent verzocht, het beulswerk op te schorten; hij
borg de slachtoffers zoolang onder zijn spreekgestoelte, en preekte over
hun zonden. Na de preek vond men hen er niet meer, doch enkel wat
beenderen, en het volk geloofde niet anders, dan dat het woord van den
heiligen man de zondaars had verbrand en tevens gered. [645]
De krampachtige aandoening der massa onder het woord van de predikers is
telkens weer vervlogen zonder in de geschreven overlevering zich te
hebben kunnen vastleggen. Des te beter kennen wij de "innicheit" der
moderne devoten. Als in elken piëtistischen kring gaf hier de godsdienst
niet enkel den levensvorm maar ook den gezelligheidsvorm: het knusse
geestelijk verkeer in stille intimiteit van eenvoudige mannetjes en
vrouwtjes, wier groote hemel zich welfde boven een minuskuul wereldje,
waar al het sterke ruischen van den tijd aan voorbij streek. De vrienden
bewonderden in Thomas a Kempis zijn onkunde van de gewone wereldsche
dingen; een prior van Windesheim droeg als eervollen bijnaam Jan
Ik-weet-niet. Zij kunnen geen andere wereld gebruiken dan een
vereenvoudigde; zij zuiveren haar door het slechte buiten hun sfeer te
sluiten. [646] Binnen die enge sfeer leven zij in de vreugde van een
sentimenteele genegenheid voor elkander: de blik van den een is zonder
ophouden op den ander geslagen, om alle teekens van genade op te merken;
elkaar bezoeken is hun vermaak. [647] Vandaar hun bijzondere neiging tot
de levensbeschrijving, waaraan wij de nauwkeurige kennis van dezen
geestelijken staat te danken hebben.
In haar Nederlandschen, gereglementeerden vorm had de moderne devotie
een vaste conventie van vroom leven geschapen. Men kende de devoten aan
hun afgemeten stille bewegingen, hun gebogen gang, sommigen aan de tot
een lach geplooide gezichten of de opzettelijk gelapte nieuwe kleeren.
En niet het minst aan hun overvloedige tranen. "Devotio est quaedam
cordis teneritudo, qua quis in pias faciliter resolvitur lacrimas". Men
moet God bidden om "den dagelijkschen doop der tranen", zij zijn de
vleugelen van het gebed, of naar Sint Bernard's woord de wijn der
engelen. Men moet zich aan de genade der loffelijke tranen geven, zich
er toe voorbereiden en aanzetten, het geheele jaar door, maar vooral in
de Vasten, opdat men met den psalmist zeggen moge: "Fuerunt mihi
lacrimae meae panes die ac nocte". Soms komen zij zoo gewillig, dat wij
bidden met snikken en huilen ("ita ut suspiriose ac cum rugitu oremus"),
maar wanneer zij niet vanzelve komen, moet men ze niet bovenmatig
uitpersen, en zich vergenoegen met de tranen des harten. En in
tegenwoordigheid van anderen moet men de teekenen van een buitengewone
geestelijke devotie naar vermogen vermijden. [648]
Vincent Ferrer stortte, zoo dikwijls hij de hostie wijdde, zooveel
tranen, dat bijna allen mee weenden, en er soms een weeklagen ontstond
als van een doodenklacht. Het weenen was hem zoo zoet, dat hij noode
zijn tranen staakte. [649]
In Frankrijk ontbreekt de bijzondere normaliseering der nieuwe vroomheid
in een bepaalden nieuwen vorm als de Nederlandsche Fraterhuizen en de
congregatie van Windesheim. De verwante geesten in Frankrijk blijven of
geheel in de wereld, of zij treden in bestaande orden, waar dan de
nieuwe devotie de doorvoering van een strenger observantie teweegbrengt.
Als algemeene houding van wijde burgerkringen is het verschijnsel er
niet bekend. Misschien droeg daartoe bij, dat de Fransche vroomheid een
hartstochtelijker, spasmodischer karakter had dan de Nederlandsche,
lichter tot geëxaspereerde vormen verviel en ook lichter weer vervaagde.
Tegen het einde der Middeleeuwen worden bezoekers der Noordelijke
Nederlanden uit Zuidelijker landen meer dan eens getroffen door de
ernstige en algemeene vroomheid, die zij er onder het volk als iets
bijzonders opmerken. [650]
De Nederlandsche devoten hadden in het algemeen de aanrakingen laten
varen met de intensieve mystiek, uit welker voorbereidende stadiën hun
levensvorm was opgebloeid. Daarmee hadden zij ook het gevaar voor
fantastische afdwalingen tot ketterij grootendeels bezworen. De
Nederlandsche moderne devotie was gehoorzaam en rechtgeloovig, praktisch
zedelijk en soms zelfs nuchter. Het Fransche devote type daarentegen
schijnt een veel grootere slingerwijdte te hebben gehad: het raakt
telkens de extravagante geloofsverschijnselen.
Toen de Groningsche Dominicaan Mattheus Grabow naar Constanz was
getogen, om daar op het Concilie al de grieven van de bedelorden tegen
de nieuwe broeders des gemeenen levens te luchten, en zoo mogelijk hun
veroordeeling te verwerven, is het de groote leider der algemeene
kerkelijke politiek, Johannes Gerson, zelf geweest, in wien de belaagde
volgelingen van Geert Groote hun verdediger vonden. Gerson was alleszins
bevoegd, om te beoordeelen, of men hier te doen had met een uiting van
echte vroomheid en een geoorloofden vorm van organisatie daarvan. Want
het onderscheiden van echte vroomheid van overdreven geloofsuitingen is
een der onderwerpen, die zijn geest voortdurend hebben beziggehouden.
Gerson was een voorzichtige, nauwgezette academische geest, eerlijk,
zuiver en welmeenend, met die ietwat angstvallige zorg voor den goeden
vorm, die in een fijnen geest, uit bescheiden omstandigheden tot een
werkelijk aristocratische houding gegroeid, dikwijls nog de afkomst
verraadt. Daarbij was hij een psycholoog en iemand met stijlgevoel.
Stijlgevoel en rechtzinnigheid nu zijn ten nauwste verwant. Geen wonder
dus, dat de uitingen van het geloofsleven van zijn dagen herhaaldelijk
zijn argwaan en bezorgdheid wekten. Nu is het merkwaardig, hoe de typen
van vroomheid, die hij afkeurt als overdreven en gevaarlijk, ons
levendig herinneren aan de moderne devoten, die hij verdedigd had. Toch
is dit zeer verklaarbaar. Zijn Fransche schapen misten de veilige
schaapskooi, de discipline en organisatie, die de al te vurigen van
zelve binnen de perken hield van hetgeen de Kerk dulden kon.
Gerson ziet overal de gevaren van de populaire devotie. Hij vindt het
verkeerd, dat de mystiek op straat wordt gebracht. [651] De wereld, zegt
hij, is in dit laatste tijdperk kort voor haar einde als een ijlhoofdige
grijsaard, ten prooi aan allerlei fantazieën, droomgezichten en
illusies, die menigeen van de waarheid af brengen. [652] Velen geven
zich zonder behoorlijke leiding over aan al te strenge vasten, al te
gerekte nachtwaken, te overvloedige tranen, waarmee zij hun brein
troebel maken. Zij luisteren naar geen vermaan tot matiging. Laat hen
oppassen, want zij kunnen licht vervallen in begoochelingen des duivels.
Te Atrecht had hij nog kort geleden een vrouw en moeder bezocht, die
tegen den zin van haar echtgenoot door haar volstrekt vasten, twee tot
vier dagen achtereen, veler bewondering wekte. Hij had met haar
gesproken, haar ernstig beproefd, en bevonden, dat haar onthouding
louter hoogmoedige en ijdele halsstarrigheid was. Want na zulk een
vasten at zij met onverzadelijke vraatzucht; als reden voor haar
zelfkastijding gaf zij niet anders op, dan dat zij onwaardig was om
brood te eten. Haar uiterlijk verried hem reeds den naderenden waanzin.
[653] Een ander vrouwtje, een epileptica, wier eksteroogen staken, zoo
dikwijls er een ziel ter helle voer, die de zonden aan het voorhoofd zag
en beweerde, dagelijks drie zielen te redden, bekende onder bedreiging
met de tortuur, dat zij zich zoo gedroeg, omdat het haar broodwinning
was. [654]
Gerson achtte de vizioenen en revelaties van den jongsten tijd, die
overal gelezen werden, niet veel waard. Zelfs die van befaamde heiligen
als Brigitta van Zweden en Catharina van Siena verloochent hij. [655]
Hij had er zooveel gehoord, die hem het vertrouwen benamen. Velen
verklaarden, dat hun geopenbaard was, dat zij paus zouden worden; een
geleerd man had het zelfs eigenhandig beschreven en met bewijzen
gestaafd. Een ander was eerst overtuigd geweest, dat hij paus zou
worden, maar daarna, dat hij de Antichrist of althans diens voorlooper
zou zijn, waarom hij had omgegaan met de gedachte, zich het leven te
benemen, om de christenheid niet zulk een onheil aan te doen.
[656]--Niets is zoo gevaarlijk, zegt Gerson, als een onkundige devotie.
Wanneer de arme vromen hooren, dat Maria's geest zich verblijdde in
haren God, dan trachten zij ook zich te verblijden, en stellen zich van
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Herfsttij der Middeleeuwen - 20
- Parts
- Herfsttij der Middeleeuwen - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4412Total number of unique words is 181536.0 of words are in the 2000 most common words51.4 of words are in the 5000 most common words59.3 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4395Total number of unique words is 178034.2 of words are in the 2000 most common words49.5 of words are in the 5000 most common words57.1 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4199Total number of unique words is 162832.3 of words are in the 2000 most common words46.4 of words are in the 5000 most common words54.4 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4530Total number of unique words is 166335.8 of words are in the 2000 most common words50.8 of words are in the 5000 most common words60.3 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4344Total number of unique words is 168433.5 of words are in the 2000 most common words47.3 of words are in the 5000 most common words54.7 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4245Total number of unique words is 169229.5 of words are in the 2000 most common words42.1 of words are in the 5000 most common words50.2 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4331Total number of unique words is 173929.8 of words are in the 2000 most common words43.6 of words are in the 5000 most common words51.1 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4397Total number of unique words is 167531.3 of words are in the 2000 most common words46.0 of words are in the 5000 most common words54.4 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4470Total number of unique words is 171334.4 of words are in the 2000 most common words50.9 of words are in the 5000 most common words58.6 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4385Total number of unique words is 183429.2 of words are in the 2000 most common words42.8 of words are in the 5000 most common words50.1 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3879Total number of unique words is 136326.9 of words are in the 2000 most common words39.2 of words are in the 5000 most common words45.6 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4375Total number of unique words is 171930.9 of words are in the 2000 most common words45.3 of words are in the 5000 most common words53.2 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4381Total number of unique words is 176730.7 of words are in the 2000 most common words45.0 of words are in the 5000 most common words52.3 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4249Total number of unique words is 172228.4 of words are in the 2000 most common words41.2 of words are in the 5000 most common words47.0 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4284Total number of unique words is 174930.7 of words are in the 2000 most common words44.9 of words are in the 5000 most common words52.2 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4367Total number of unique words is 173333.7 of words are in the 2000 most common words47.6 of words are in the 5000 most common words56.1 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3978Total number of unique words is 170823.6 of words are in the 2000 most common words34.4 of words are in the 5000 most common words40.0 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4422Total number of unique words is 171834.5 of words are in the 2000 most common words49.1 of words are in the 5000 most common words57.3 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4241Total number of unique words is 177432.6 of words are in the 2000 most common words46.2 of words are in the 5000 most common words53.6 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4290Total number of unique words is 172831.5 of words are in the 2000 most common words44.4 of words are in the 5000 most common words51.5 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4241Total number of unique words is 165928.7 of words are in the 2000 most common words41.2 of words are in the 5000 most common words49.4 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4158Total number of unique words is 177829.7 of words are in the 2000 most common words43.4 of words are in the 5000 most common words51.1 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4290Total number of unique words is 173230.4 of words are in the 2000 most common words43.4 of words are in the 5000 most common words50.3 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4324Total number of unique words is 175430.3 of words are in the 2000 most common words45.4 of words are in the 5000 most common words53.4 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4103Total number of unique words is 174729.2 of words are in the 2000 most common words41.7 of words are in the 5000 most common words49.4 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4375Total number of unique words is 161833.0 of words are in the 2000 most common words48.8 of words are in the 5000 most common words57.0 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4416Total number of unique words is 170932.8 of words are in the 2000 most common words46.9 of words are in the 5000 most common words54.6 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4202Total number of unique words is 163530.4 of words are in the 2000 most common words44.4 of words are in the 5000 most common words53.0 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4403Total number of unique words is 186926.0 of words are in the 2000 most common words38.3 of words are in the 5000 most common words44.9 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4322Total number of unique words is 176227.5 of words are in the 2000 most common words39.0 of words are in the 5000 most common words46.2 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4295Total number of unique words is 186626.2 of words are in the 2000 most common words38.2 of words are in the 5000 most common words44.8 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3982Total number of unique words is 166026.0 of words are in the 2000 most common words38.7 of words are in the 5000 most common words44.9 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 33Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 3690Total number of unique words is 172920.5 of words are in the 2000 most common words30.8 of words are in the 5000 most common words36.0 of words are in the 8000 most common words
- Herfsttij der Middeleeuwen - 34Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 716Total number of unique words is 44815.3 of words are in the 2000 most common words23.6 of words are in the 5000 most common words29.3 of words are in the 8000 most common words