Granida - 11

Total number of words is 3510
Total number of unique words is 1409
27.9 of words are in the 2000 most common words
37.3 of words are in the 5000 most common words
42.6 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
de Liederen voor Ida Quekel, Leendertz, 34, 35: 1603.
[27] Huet.
[28] Vers 861-876, te vergelijken met den Rey van Iofferen, bedrijf
III.
[29] Vs. 872.
[30] Vers 448-453, e.e.
[31] Zie de beschrijving van de taak des vorsten: vers 284-300;
Reizang van de Gouden Eeuw, Bedrijf III.
[32] Vers 1392-1407; 1829.
[33] Vers 1289-1290.
[34] Vers 1531.
[35] Vers 618-622; 932-933.
[36] Miles gloriosus. Maar vlg. Graf, Der Miles gloriosus im Englischen
Drama bis zur Zeit des Bürgerkrieges, 1892.
[37] I Samuel XVII. Vgl. ook aldaar 34-38 met Granida 938-940.
[38] Slot van het laatste tooneel.
[39] Vers 1730; 1834.
[40] Vers 1738-1739: Grandia.
[41] Vers 1088-1091.
[42] Vers 734-736.
[43] Vers 877-880; 802-824.
[44] 1187-1188; 1528-1530.
[45] 301-313; 339-372.
[46] = afkomst.
[47] Vers 1156-1157.
[48] Vers 1830-1833.
[49] Vers 489-515; 717-726; 1141-1142; 1205-1208; 1289-1298.
[50] lichaam.
[51] 1294-1298.
[52] 1600-1605.
[53] Herderskoor van de Gouden Eeuw, bedrijf 1 van Tasso's Aminta.
[54] Vers 377.
[55] Vers 1085-1087. Reden = de Rede.
[56] geheim voorbehoud.
[57] Vgl. vers 1718 met 1683-1687.
[58] beproefd, ervaren.
[59] Geniet het oogenblik.
[60] Zie hierna XLI-XLIII.
[61] Vgl. Kollewijn's Hooft en de meisjes Spiegel in Taal en Letteren,
XIII (1903).
[62] Leendertz I, 16.--13-14.
[63] C.B.--M.V.S.--L.W.
[64] C.B.--M.V.S.--L.W.
[65] Wij lazen het boek-zelve niet, maar kennen het o.a. uit de
dissertatie van SCHÖNHEER, Jorge de Montemayor und sein Schäferroman
Die "Siete Libros de la Diana", 1886.
[66] Steunt hierop Leendertz vermoeden Dia =
Chr. v. Erp? Vgl. Jonckbl. III, 348 noot--350.
In later tijd liet Hooft zich soms nog met het genre in. Zie Leendertz,
Inleid. XXI. In 1625 de Harderskout van Bosman (Hooft) en Haeghenaer
(Huygens) over Gloorroos (Suzanna v. Baerle). Het fragment uit den
Pastor fido van Huygens (zie hiervoor XVI, noot) wordt door Jorissen
(153-154) in verband gebracht met Machteld van Campen.
[67] De eerste druk van dezen Zwolschen Herdruk is van 1890.
[68] Mucedorus, ein englisches Drama aus Shaksperes Zeit, übersetzt
von Ludwig Tieck, herausgeg. von Johannes Bolte, Berlin, 1893. In
zijn oudsten vorm is het nog niet bekend. Er zijn 16 uitgaven, maar
de oudste daarvan, van 1598, is niet de eerste.
[69] Zie Bolte, Inleiding V, X, XI.
[70] En in het uitgaafje van de Mucedorus-vertaling, èn in het
Leidsche Tijdschrift X, 286 noemt Dr. Joh. Bolte de Spaansche
Celestina (met den Pastor fido) als voorbeeld, wat den stijl betreft,
van Granida. Dr. G. Kalff heeft Gesch. v. d. Nederl. Letteren in de
XVIe eeuw, I doen opmerken, dat het lied van Granida in 't begin van
't Vijfde Bedrijf door stemming en schildering nauw annex is met
het lied in een van de laatste boeken van de Celestina. Nog kan men
Granida 825 en vervolgens aan den mooien maneschijn in Celestina en
door Granida's onderworpenheid (1601-1605) aan Mellibea, de heldin
in de Celestina herinnerd worden. Maar met de bewering van Dr. Bolte
kunnen wij 't volstrekt niet eens zijn. Wat Mucedorus aangaat, kan
nog opgemerkt, dat men hier en daar eenigen "ànklang" met Granida
zou kunnen vinden. Niet, waar van Fortuna wordt gesproken of in 't
beschrijven van de Gouden Eeuw (bladz. 44), want 't eene als 't andere
is in Renaissance-poëzie zeer algemeen. Maar op bladz. 32 de monoloog
van Amadine, op bladz. 34 die van Mucedorus (vgl. Granida 1716-1717),
ook in het laatste tooneel (Segasto's optreden) van 't Vierde Bedrijf.
[71] Door Dr. Joh. Bolte is in het Leidsche Tijdschrift X (1891),
286-289 gepubliceerd een Engelschen dialoog van een vijftigtal verzen,
die gevonden wordt in het, meestal aan Robert Cox toegeschreven,
tweede deel van de door Francis Kirkman in 1672 uitgegeven
dramatische collectie The Wits, or Sport upon Sport: een dialoog
tusschen Diphilo and Granida, die ook door de situatie annex is met
het laatste gedeelte van 't Eerste Bedrijf van ons drama. Diphilo, de
herder, heeft zijn herderin verlaten, om zich in de eenzaamheid over
te geven aan zijn zwaar verdriet. De oorzaak van zijn melancholie,
die hij pathetisch genoeg uitspreekt, vernemen wij niet, maar wel
dat hij geen gewone herder is, maar van prinselijke afkomst,--wat
aan Mucedorus en de Arcadia herinnert. Nu verschijnt de herderin
Granida. Zij is verdwaald en versmacht van dorst. Diphilo, die dadelijk
geheel overmeesterd is door haar buitengewone schoonheid, verschaft
haar water en betuigt zijn overgegeven dienstwilligheid. Granida is
eveneens al in liefde ontbrand; zij verklaart hem dit en geeft ook te
kennen dat zij Prinses is. Als Diphilo te verstaan geeft, dat ook hij
niet is die hij schijnt, dan zegt zij, dat zij hem wil toebehooren,
wie hij ook zijn mag. Dan verloven ze zich en Diphilo schenkt haar een
ring. Granida eindigt met: Then lead on forwards to my fathers court,
We'l grace our nuptials with some princely sport. Dit documentje lijkt
ons nog al merkwaardig. Is het aan Hooft's Granida ontleend, dan is het
niet meer dan een bijdrage tot de geschiedenis van de litterarische
relaties tusschen Engeland en Nederland. Maar is 't niet iets heel
bijzonders (ten zij het toeval hier zijn rol speelt en die scène uit
het Hollandsche drama, toen het herdertje spelen onder de Engelsche
grootheid zoo mode was, eenvoudig voor een of andere vorstelijke
bruiloft àldus bewerkt is), dat, terwijl de nàmen van 't stuk van
Hòòft zijn, de herder net als in Mucedòrus een vermomde prins is? Nu
is The wits, or Sport upon Sport, een "zweibändige Sammlung von kurzen
Theaterstücken oder vielmehr Einzelscenen aus beliebten Dramen". Aan
zulk een Einzelzcene of aan een soort excerpt doet ook deze dialoog
denken door 't geheel ongemotiveerd vreemd doen van Diphilo. Ziehier
hoe het spel begint: "I once a shepherd was upon the plains, Courting
my shepherdess among the swains. But now that courtly life I bid
adieu And here a melancholy life pursue. This shade's my Covering,
this bank my bed, These flowers my pillow, where I lay my head, My
food the fruit, which grows about the field, My drink those tears, my
eyes with sorrows yield. Though I was once a shepherd princely born,
Yet now I take this course, and life forlorn". Denkt men hier niet
onwillekeurig aan een fragment? aan een fragment van een stuk dat
wel Granida is, maar niet Hòòfts Granida? En dan zou dit het stuk
zijn, dat in staat tusschen den Mucedorus en Hooft.--Vgl.: Granida,
uitgeg. door H. Beckering Vinckers (Nederl. Klass., Gulden-editie,
Zaltbommel, Van de Garde en Co.), 1903, de Inleiding XII-XIII. 1906:
Niets nieuws levert voor deze kwestie Josephine Laidler's A History
of Pastoral Drama in England until 1700 in Englische Studien, 1905.
[72] Leendertz I, 37 en 39.
[73] Navorscher, 130-131.
[74] Leendertz, I, 22-27.--Leendertz merkt hier bij op, dat indien
zijn betoog juist is, de chronologie van zijn editie onjuist is:
want dan gaan de gedichten aan Diana vòòr die aan Chariclea.
[75] Vgl. hiervoor, Inleiding VIII, IX, XI, XIV, XXXVI tweede noot.
[76] Zie het soptasme 901-903;--dan 904-922.
[77] Hij heeft er het mes in gezet, dat het sap van alle zijden uit
het roodgebraden rundvleesch stroomde; den malschen kalkoen heeft
hij getroffen tusschen de vleugels en de borst; in breede strooken
is onder zijne hand de schil gegleden der peer en der perzik; de
droppelen van hun geurig nat hebben hem langs den baard gestroomd."
[78] Vgl. nog 1 Neophilologus 134, 135.
[79] Overtuigend toont de Schrijver aan, dat een voorstelling als
deze in een drama van rondom 1600 "iets vreemds" genoemd moet worden.
[80] Een nieuw handschrift van eenige van Hooft's vroegste werken,
daaronder van Granida, werd in Berlijn ontdekt. Zie hierover
Dr. Kalff in het Leidsche Tijdschrift XI, 261. Iets nieuws levert
dit voor Granida niet op, behalve dat het stuk daar onderteekend
is met: Verandren Candt; maar deze spreuk gebruikt de dichter
meermalen.--Zie over de beide H.S. in 't Leidsche Tijdschrift van
1917 Dr. F. Kossmann's verhandeling De varianten van Hoofts Granida.
[81] 16. A Tisaphernes. (alleen in den Inhoudt.)
[82] 30. A op avontuir of.
[83] 31-34. C verzachten moghte, ziende, zonder gezien te worden,
door 't glas, ende hoorende hem verzuchten, neemt zy 't zelve op, voor.
[84] 72. C sprekende, van hem ende zyn volk, met haer gevangen
wordt, om.
[85] 82. A den gentilen prince.
[86] 83-85. C. hen--hunne--haer--hun--hunne.
[87] 14. C dard'ik.
[88] 30. C Best dat ik my versteek in 't schemeren der blaeden,--En
diepste van.
[89] 42. C haghe',
[90] 51. C Vreesje.
[91] 85. C zult ghy.
[92] 86. C Houdt, Daifilo, ghy zult het veel te.
[93] 87, 88, C Laet, Daifilo, my staen. Laet, Daifilo, my gaen.
[94] 99, 101. C te vrede.--bestede'?
[95] 114. C Van outheidt zullen eens verwelken, en.
[96] 115-120. C De diepe rimpel, met--Der tijdt, dit voorhoofdt
net--En gladt heel zal ontslechten,--Deez' weelderighe vlechten,--Die
met veel' strickjens nu zoo dartel zyn vertuyt,--Die zullen 't gulden
kleedt allensjens trekken uit.
[97] 121. C hieldt, moghelijk, voor.
[98] 122. C Zal zilver blijken, en alleen verguldt te.
[99] 130. C (Helas!) zal ouderdoom.
[100] 132. C Haer'.
[101] 134. C'K weet, Daifilo, niet van wat schoonheidt.
[102] 135, 136. C beyyne'--mijne',
[103] 136. A mijne,
[104] 137-140. C Want onlangs, naer ik kon--Verneemen uit de bron--Die
ongeroert was, quam het beeldt daer in verscheene,--Met dit uw'
zeggen niet al te wel over eene.
[105] 139. A En 't beelt dat mij in 't stille water is verschenen,
[106] 145. C Ziet ghy dat blondt gewas om hoogh, en 't graezigh dal.
[107] 147. C der ruissend' honighbyen?
[108] 155. A En met een.--C En met een.
[109] 159. C spikkelrijke.
[110] 170. C Deez' mijne schoonigheên, (genomen.
[111] 178. A als versuft verstockt vervrosen outheit?
[112] 183. C op wangen deeluwbleek,
[113] 185. A En niemant sachmen oyt, het geen dat hij beminden,
[114] 186 C Afzichtigher dan.
[115] 189. C Van minnens bijstre swaerheit.
[116] 192. C hen.
[117] 194. C hun'.
[118] 195. C huns.
[119] 200. C minuens honighzoet.
[120] 216. C 'T zouw zeggen; ach! ik brand' van Min, ik brand'
van minne,
[121] 217. C binne,
[122] 223. C Ach! aerd' en hemel mint.
[123] 224, 225. C waerde, Alleene--aerde,
[124] 227. C haer' krachten.
[125] 228, 232. C De Mingodt.
[126] 231. C in leden oudt en stram.
[127] 232. C En hoope helpt.
[128] 236. C Veel feller vat droogh hout de vlam, dan groene spruiten.
[129] 245. C Verklaert met welken vonde.
[130] 254. C Gelijk wy meiskens, die eenvoudigh zijn en slecht,--'T
en zy wy stoppen 't oor, vaek worden uitgerecht;
[131] 257. C O Nimf', maer.
[132] 263. C Gerit, nocht hovelingen.
[133] 266. C O Eed'le.
[134] 268. C Uw' stem nocht aenschijn sweemt geen menschelijk geslacht.
[135] 269. C Voorwaer, alzulker eer'.
[136] 278. C Grootachtbare Prinses. Ziet.
[137] 280. C Van deze zuyvre bron de kristallijne vloedt.
[138] 282. C En onze zorghen noyt, door hoogher vluchts verkiezen,
[139] 285. C de koele schaeuw van deze bruyne blaên.
[140] 286. C Deez' heuvels vrolijk, en dit heldre.
[141] 289. C woedigheit der.
[142] 290. 291. C Die de begeerlijkheên der woelend'
onderzaeten--Bescheilijk matight in zoo veel' versckeide maeten;
[143] 293. A meerder. C meerder.
[144] 294. C 'T is hy, hy is 't alleen, die zorgh draeght.
[145] 295. C Dat wreede vreemdeling ons niet koom' overvallen--Met
ysselijken krijgh,
[146] 298. C Met dank.
[147] 301, 302 C de beste wijnen my--Zoo zeer als deze dauw der frisse
bron, bevielen.
[148] 303. C Ach wellukzaelghe.
[149] 321. C der staetdochteren.
[150] 327. C eindelooze.
[151] 337, 338. C En zonder afscheidt in het minst van my
genomen?--Best volgh ik, en bezie.
[152] 340. C By ondankbaren.
[153] 345. C. dienst aenbieden?
[154] 346. C Al het geveinst gelaet der dienstigh' edellieden.
[155] 350. C vol van onwilghe.
[156] 367. C Vormd' het.
[157] 371. C haer miltheitsblijk.
[158] 372. C gebruykt des.
[159] 373. C Ghy Nimfen pril en lodderzoet,
[160] 386. C Lietje slaet.
[161] 390. C hartje,
[162] 391. C wordt.
[163] 401 C wardt,
[164] 411. A Verstroyt om u te soecken op.
[165] 425. C Meend' eeveneens.
[166] 427. C Dat vrundschap, weelde.
[167] 435. C. zoo liet.
[168] 439. A Het hart
[169] 441. Een hart vol nijdt en.
[170] 449. C De veilgh' onnoozelheidt,
[171] 450. C Waerwoordigheydt en g.
[172] 451. C Daer worden,
[173] 452. C Voor slechtigheidt, veracht.
[174] 454. C Ten hoov' is 't al geveinst, wat men daer.
[175] 455. C en ooghen,
[176] 456. C Godsdienst,
[177] 466. C geduyrghe.
[178] 470. C Dus staekt, o Daifilo, 't geen ghy hadt voorghenomen,
[179] 475. C En of.
[180] 479. C En wilt dit groene--niet laten.
[181] 483. A van slavernij, en soo veel.
[182] 489. C Hoe haeghlijk is--ook de deughdt?
[183] 490, 492. C ghebiede!--liede'!
[184] 494. A Eer sij vernoechden aen het. C Eer zy ghenoeghen kon.
[185] 495. C zuyvre Zon,
[186] 497. C En onder vliezen op mijn ooghen alle beyde,
[187] 498. C By róókrigh lampenlicht, het.
[188] 502. A Suiverden uwe glans de.
[189] 505, 506, C verwandren,--verandren.
[190] 508. C met haer.
[191] 509. A Soo sal mijn siel van wil in. C Zoo zal mijn ziel haer
wil, in all's.
[192] 512. C ('T en ware dat zy storf).
[193] 517 A, C talen van.
[194] 522. C En toont een.
[195] 526. C Zoo moet ik leeren hem, met--verdraghen.
[196] 528. C Om wilghe--, onwilghe.
[197] 531, 532. C Het naeste middel schijnt, om--Deez' Prins te
dienen, want.
[198] 534. A sal den uwen wesen.
[199] 536. C Hoort Daifilo.
[200] 541. C door hare.
[201] 546, 547. A 't soud--Goden sijn,--Waerop--tot mijn. C 's hemels
heerschappy,--zoud' het.
[202] 556. C Uit ydle hoop voortaen geen voedsel meer en trekken.
[203] 557. C der hoop' aen.
[204] 558. C zoo ruymlijk.
[205] 571. C O hooghe Venus,
[206] 572. C uytdrukken moogh'
[207] 575. C Grootachtbre Vorsten, ik heb tot noch toe--Te noemen
yemant,
[208] 580. C Van het.
[209] 581. C der haest ontslipte.
[210] 583. C De oorzaek dat ghy niet, o Tisiphernes, trouwde'.
[211] 584. A Granida' al overlang,--C Met haer al.
[212] 585. C braev' en welwaerde Prins,
[213] 586. C gehoude'.
[214] 596. C zy, dan d'andere zal.
[215] 599. C blijken doe den andren.
[216] 602. C inwendigh en uytwendigh 't rijk in.
[217] 599, 602. C rede.--vreede.
[218] 608. C vreez' verwerpt.
[219] 614. C uytgheroeyde.
[220] 615. C zullen baenen my.
[221] 617. C zy zullen zijn de.
[222] 621. C Vry klatre met.
[223] 624. C een' taeye peez'.
[224] 625 C 't gebruyk van 't.
[225] 630. C om Atlas te.
[226] 635. A d'opstokende trompet. C d'opstookende.
[227] 636. C Zijn 't dartelst van mijn spel;
[228] 639. A Kneusden u 't.
[229] 640. A Druckten u schouders.
[230] 641. C te zaem' ghegroeyde.
[231] 648. C Dan, volghende mijn' raedt, zoo zult ghy, zijt.
[232] 652. C Dat haer--heeft geleeken by de mijn'.
[233] 658. C Der Vorsten lange ry,
[234] 665. 666. C Uw volk, met slaeverny ondraghelijken strang,
Verdrukt, en overheert.
[235] 667, 669, 670, 672. C bravere'--verleere':--regeere':--in eere',
[236] 678. C Maer uwe gramschaps dull' en ydele gewelde',
[237] 679. C En vreez' ik meer niet, dan uw lompe.
[238] 682. C Dan oft het beurde, dat.
[239] 684. C (ken ik hen).
[240] 686. C Want nemmer zullen zy het heerschen fel en.
[241] 687. C Van een uitheemsch gebiedt staen toe in.
[242] 688. C Maer wreeken bitterlijk een' vorst hun allen.
[243] 689. C lofwaerde.
[244] 690. C Oprechter oordeelaers.
[245] 693. C Wat beurt u, Ostrobas?
[246] 695, 696. C onvervaerde',--aerde.
[247] 701. C Hooghachtbre.
[248] 707. C Uws vyandts harnas, al vermoordt ghy hem niet.
[249] 708. C Voll' overwinning.
[250] 709. C Wanneer als' d'aerde.
[251] 713. C de soete Lent' in haer'.
[252] 715. C dat die.
[253] 716. C Een leefbre ritseling.
[254] 729. C ghy, las! moet leyden 't leeven.
[255] 733. C Ay my!--stondt, in 't voorhooft, u.
[256] 734. B op de straten.
[257] 736. C van hunnen overlast.
[258] 737. A C hoopt.
[259] 740, 745. C aerde',--aenvaerde'.
[260] 767. C Een heel voll' overvloedt.
[261] 768. C veele drank', en.
[262] 782, 787. C ghelijke',--wijke'.
[263] 791. C Een' dubble lust.
[264] 813, 815. C trouwe'--bouwe',
[265] 817, 819. C aerde'--Paerde'
[266] 821, 823. C 'T gevecht zal morghen maeke'--een' zake,
[267] 822. C Mê vrouw haer.
[268] 825. C Van wat bekommeringen,
[269] 826. C Voel ik mijn' ziel.
[270] 837. C Zoud 't Daifilo wel.
[271] 844. C Nae toe.
[272] 845. C Ay my!
[273] 846. A sijn lieve lief.
[274] 849, 850. C verheve'--ghedreve'.
[275] 865. A vaeck den slechsten heeft.
[276] 871. C U hebben.
[277] 879. C maekt, den meesten mensch van maghten,
[278] 882 A het is verlies voor mijn.
[279] 893. C menschen, docht my, toe gheschapen.
[280] 896. A vecht,
[281] 906. A Dan moet hij u verbeyden.
[282] 912 C niet waere te.
[283] 919. C Maer ghy zult erven, Heer, al het.
[284] 923. C Uw' reên zijn groot. Ik ken 't. Doet.
[285] 925 A 'T is hooge tijt, C Het is hoogh tijdt,
[286] 929 A of sijn de wapens noch te smeden,
[287] 930, 931. A sijn--mijn?
[288] 932. A al beswoers'.
[289] 933. A Sij sullen wederstaen.
[290] 938. C Onsterfelijke Goon, versterkt.
[291] 944. C Uw Prins, o Persen, wint.
[292] 954. C O opper Goden, en.
[293] 963. A sijn omhelsen.
[294] 964, 965. C goedertiere--te viere',
[295] 969, 970. C strye'--heerschappye.
[296] 975, 976, 977. C liede',--ghebiede',--bediede.
[297] 980, 981. C delve',--zelve',
[298] 987, 988. A Dompten een ijder--wijder
[299] 1003, 1004, 1005. C twiste'--sliste,--giste':
[300] 1017. C Deughdige.
[301] 1022, 1023. C hede'--vrede'.
[302] 1029, 1030. C ghebede',--vrede'.
[303] 1046. C strye'.
[304] 1048. C peyzend'.
[305] 1058. C Tot morghen waer te.
[306] 1058, 1059. C inghebore'--Gheneyghtheidt t'haerewaerts, met
aenhoudende spore'
[307] 1060. A Prickelden als de mijn. C Hem prikkeld' als de mijn'
[308] 1062. C ter westzijd van de.
[309] 1065. A de maen slaept, en misschien Granida mee:--C slaept,
Granida lichtlijk mee,
[310] 1067. C. en dwingt my herwaerts.'
[311] 1070. A En maekten hem beschaemt.--C En maekt' haer roodt
van schaemt.
[312] 1073. C daermee beyd' heeml' en aerd.
[313] 1079, 1080, 1081. C: O Voester.--Dochter.--treedt uit,
[314] 1082. C want geirn', uit.
[315] 1083. C Ik, in wat staet zijn heer zich vinden magh, verstonde.
[316] 1084. C Ik vliegh, mê vrouw.
[317] 1091. A in onse siels verstandt.
[318] 1092. A Voorgaenden.
[319] 1096. C maer harders staet, gewis.
[320] 1097. C Waer--, en zorgh, en kommernis,
[321] 1100. C Keert Daifilo.
[322] 1104. C Dient u daer af.
[323] 1109. C En kundschap van de wel.
[324] 1112. C 'T geliev' u, Voester, aen.
[325] 1113. C Hooghmoghende Prinsses,--den Prins der Goden,
[326] 1115. A danck haer.
[327] 1117. C: O voester.
[328] 1118. C laet dat nae.
[329] 1119. C Hadt ghy my, Daifilo, niet.
[330] 1122. C Zoo moest uw heussche dienst.
[331] 1123. C De gonst verwekken, die ik u al.
[332] 1124. G Nu heeft hy.
[333] 1129. A dit.
[334] 1131. C De groothêen uwer ziel',
[335] 1133 C Had toen een vierigh Godt mijn hart noch.
[336] 1135. C Op voorwaerdt, dat elkeen, die kend' eens uw' waerdye.
[337] 1136. C Zich willigh geven moest, aen u, in.
[338] 1138. C steenklip--wardt.
[339] 1139. C uwer deughd.
[340] 1141. C mijns harts.
[341] 1142. C Dat--dat het vandt,
[342] 1154 A dat ick bespeurden aen.
[343] 1159. C Ik liev' u Daifilo, en.
[344] 1160. C Ten diersten dat.
[345] 1162. C Dit's, Daifilo, mijn raedt. leydt my.
[346] 1164. C Ik vrolijk ben.--kunt lijde'.
[347] 1166, C Ik kus de aerd, mijn'.
[348] 1178. C Maer heel afzightigh, slecht en needrigh, ongeacht.
[349] 1182. C Houdt, Daifilo, het mijn'.
[350] 1187. C Ach, ach, eenvouwde rust der hardren.
[351] 1192. C Die my genaeken, las! maer.
[352] 1198. A Dan yet vermeugen als ick.
[353] 1199. C Hoe dus verbaest, mijn vriendt?
[354] 1204 C Te klein is mijn gedacht.
[355] 1205. C Van mijn' ootmoêghe ziel!
[356] 1206. C Doch vaeren eeuw'lijk met der woon' uit my in d'uw!
[357] 1207. C En in een' wooning van die zuyverheidt, nae dezen.
[358] 1209. C O Daifilo, de tijdt moet zijn.
[359] 1212. C. varder,
[360] 1213. C dan uw te slecht een.
[361] 1219. C 'T Is onder zoo zeer veel'.
[362] 1220. C geenzins de.
[363] 1221. C Des hemels, dat zy licht ter yl.
[364] 1224. C Zy waeren.
[365] 1229. C Een' loozen raedt.
[366] 1230. C Den konink en al 't hof, dat zy zich zullen wenden.
[367] 1231. C Niet eens om.
[368] 1233. C Het minst op my. Neen, want.
[369] 1243. A Blosenden Uchtent. C ongerust.
[370] 1246. C eer dan nae.
[371] 1249. C Stelt, heldere Godin, uw brallen uyt, tot.
[372] 1251. C uw overzoeten brandt,
[373] 1253. C het hooghste luk.
[374] 1254. C Zijt ghy daer, Daifilo?
[375] 1265. C Wel? hoe, voester, dus.
[376] 1274. C Ach arme! 't is van beyds.
[377] 1275. C Van beyds? hoe soud.
[378] 1284. C Wat brengt ghy, voester.
[379] 1292. C die ver den een' voor andren.
[380] 1295. C Dan wast de liefd' geswindt:
[381] 1297. C Recht oft gepaert geweest al waeren onderlinge.
[382] 1298. C Die zielen eer zy lijf, en 't wereldsch licht ontfinge'.
[383] 1302. C Om dat het haer
[384] 1306. C was het hun' geliefte, t'haerwaert zenden.
[385] 1307. C 'T woelziek ghedacht.
[386] 1315. C heel schielijk d'ooren.
[387] 1321. C Der neghen zusteren--met lauwertelghen.
[388] 1324. A en welfsel.
[389] 1325. A Die niet en branden, niet om te.
[390] 1326. C der Godheidt.
[391] 1330. C eere-waerdt.
[392] 1331. C olygroen.
[393] 1334. A Deckt eenen blancken.
[394] 1335. C Maer haer voorzichtigh' arm.
[395] 1337. C En dat zy 's wijslijk bruykt, en.
[396] 1339. A En aen d'olijventack, een.
[397] 1343. C Die goddelijke kracht,
[398] 1344. A Druckten in mijn gedacht.
[399] 1345. A want rust ghij buiten slaep sult vinden,
[400] 1346. A minden.
[401] 1356. C Voortaen Godin, uw.
[402] 1359. C U ontslaet van d'.
[403] 1376. C Verbaesde sufheidt, van.
[404] 1382. C hier af zy,
[405] 1392. C O groote Goôn,--my hebben wel.
[406] 1394. C daer inne zouw.
[407] 1395. A leedt versachten?
[408] 1398, 1399. C waerde, --aerde.
[409] 1408. C Men zoek';
[410] 1416. C Wy hebben.
[411] 1425. C O eeuw'ghe liefde, die.
[412] 1428. C Lof, o eeuwghe liefde, wy.
[413] 1434. C Hem, die op uw'.
[414] 1436. C op u de zinnen,
[415] 1438. C. Nae den throon.
[416] 1439. C Ten bezonden hemel binnen.
[417] 1443. C op aerdrijk hier.
[418] 1450. A Van 't schoonpratich. C Van het schoonpraetendt luk, en.
[419] 1460. C Deez zal.
[420] 1474. A Ick liefden haer niet, soo mijn haer verlies niet
rouwden.
[421] 1475. A behouden.
[422] 1480. C Indien ghy, heer, haer liefd', het gheen u is gheschiedt,
[423] 1484, 1485. A door het sterven, mijn--Bevrij, sij sullen daer
oock geensins tegen sijn.
[424] 1486. C Ghy kundt wel leven, dat u 't luk zoo.
[425] 1492. C Ghelijk als d'Arendt trots, die.
[426] 1495. C met kund van bergh en.
[427] 1496. Haer op een harde roots, dan laet.
[428] 1497. C en leev' ick nu voortaen,
[429] 1498. C Zoo zal ik haerder my al.
[430] 1500. C Ik leever, Daifilo,--, u in.
[431] 1501. C Weest ghy.
[432] 1502. C kan zijn waerdigher verzien. A voorsien.
[433] 1504. A 'T beliefden u voor mij.
[434] 1505. C Deez man versloegh den Parth, en.
[435] 1506. C om mijnent wil. en haer.
[436] 1510. C peinzerigh.
[437] 1511. C van eenen tot den anderen,
[438] 1519. C ook veel te swaer om draghen,
[439] 1521. A blijven u trouwe. C als uw getrouwe knecht,
[440] 1528. C u, luttel kan.
[441] 1533. A Adieu, mijn Prins, vaert wel, en.
[442] 1535. A adieu mijn heer, en.
[443] 1536. A Daifilo' adieu. C Wel, Daifilo.
[444] 1548. C Mijn' dorst, die raest nae wraek.
[445] 1549. C Hey waepen! Prins ik volgh.
[446] 1549, 1550. A verclaerden,--aerden,
[447] 1553. C Uw hayr te zaem geklist met bloedt, uw' gantsch
gheschonde.
[448] 1554. C En bleeke troony, krank gezicht, gaepende wonde'.
[449] 1555. C mijn Prins die roept.
[450] 1557. C ontsteekt het.
[451] 1560. C Het licht dat dwerrelt vast, gemengt met duysternis.
[452] 1561. C morghestondt.
[453] 1569. A Adieu scepters, adieu, adieu. C Vaert schepters wel,
[454] 1571. C Ghy dwingende gewaedt ook, en te zware.
[455] 1573. C Uw' ydlen dien'ren ghy.
[456] 1576, C. In 't heerschen slooven, en.
[457] 1581. C gebloosde.
[458] 1587. C Geen' traentjens meer.
[459] 1591. C Ghy ley en morgenstar.
[460] 1593. C Ghy blijde vogoltjens, die, nu.
[461] 1595. C vlieght.'
[462] 1597. C noch sneller.
[463] 1602. C om u te slooven.
[464] 1604. A vindij 't goet,--C Leeft, handelt, naer uw' zin, met my:
hoe dat.
[465] 1612. C D'onschattelijke.
[466] 1624. C dat ik haer, van.
[467] 1625. C De grondelooze vreughd, niet.
[468] 1627. C of ik wel zouw Daifilo niet.
[469] 1633, 1635. A op mijn?--het sal een onrecht sijn,
[470] 1636. C varder.
[471] 1638. C. Genoegh bekent.
[472] 1646. C uw Prins leyt neêrgheslaegen.
[473] 1562. C Wat ziet ghy Daifilo?
[474] 1660. C Houd op, houd op 't gekrijgh, ghy vechters, scheyd.
[475] 1661. C Aen 't vliên,--ontzet. Aen 't vliên.
[476] 1665. C Met all' dien hoop!
[477] 1666. C o Prins, de.
[478] 1667. C benevens 't onze.
[479] 1673. C. O prins, ghy.
[480] 1688. C zegt, Daifilo, my, hoe.
[481] 1692. C En onder 't venster.
[482] 1698. C vernêerde zich, en
[483] 1700. A Gevraecht, ontdeckten ick.
[484] 1703. C hadt kunnen wel.
[485] 1705. A met mijn op het landt.
[486] 1709. A In cleenen staet, als.
[487] 1710. A De Goden tot getuich neem ick van mijn oorconden,
[488] 1711. A jonden,
[489] 1715. C dan my ten besten.
[490] 1718, 1719. C ghebede'.--vrede.
[491] 1720. C o raedt van hemelrijk.
[492] 1721. C haers ghelijk!
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Granida - 12
  • Parts
  • Granida - 01
    Total number of words is 4267
    Total number of unique words is 1531
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.0 of words are in the 5000 most common words
    58.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 02
    Total number of words is 4393
    Total number of unique words is 1574
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    61.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 03
    Total number of words is 4356
    Total number of unique words is 1446
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 04
    Total number of words is 4051
    Total number of unique words is 1518
    20.6 of words are in the 2000 most common words
    27.9 of words are in the 5000 most common words
    32.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 05
    Total number of words is 4120
    Total number of unique words is 1530
    21.1 of words are in the 2000 most common words
    29.7 of words are in the 5000 most common words
    34.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 06
    Total number of words is 4087
    Total number of unique words is 1453
    21.9 of words are in the 2000 most common words
    28.3 of words are in the 5000 most common words
    32.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 07
    Total number of words is 4031
    Total number of unique words is 1593
    25.8 of words are in the 2000 most common words
    36.5 of words are in the 5000 most common words
    41.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 08
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1662
    33.0 of words are in the 2000 most common words
    47.3 of words are in the 5000 most common words
    52.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 09
    Total number of words is 3579
    Total number of unique words is 1763
    28.8 of words are in the 2000 most common words
    39.9 of words are in the 5000 most common words
    45.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 10
    Total number of words is 2855
    Total number of unique words is 1720
    24.2 of words are in the 2000 most common words
    36.3 of words are in the 5000 most common words
    42.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 11
    Total number of words is 3510
    Total number of unique words is 1409
    27.9 of words are in the 2000 most common words
    37.3 of words are in the 5000 most common words
    42.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 12
    Total number of words is 260
    Total number of unique words is 175
    51.9 of words are in the 2000 most common words
    58.1 of words are in the 5000 most common words
    63.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.