Granida - 09

Total number of words is 3579
Total number of unique words is 1763
28.8 of words are in the 2000 most common words
39.9 of words are in the 5000 most common words
45.5 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
op te vatten als in Aant. 1251 is uitgelegd.
1250. aen den avondt: òf "a. d. a." is "van avondt"; òf "aent" behoort
bij nemen = "nemen van"; (de ww. van nemen, ontvangen, verzoeken,
hebben Mnl. "aan" = "bij": nog in "ontleenen aan", "een voorbeeld
nemen aan" e. d.; vgl. Mnl. Wdb. I, 68-69).
1251. Indien ick etc.: Tisiphernes bidt de morgenster, haar
heerschappij nu te eindigen, opdat Granida spoedig rijze. Dezen
dag zal het huwelijk voltrokken worden en hij verlangt reeds naar
den avond. Keer dan van avond des te vroeger weer: de avond, waarop
(wanneer) ik (met Gr.) mij willig onder uw heerschappij zal stellen
en geen Godheid vuriger dan de uwe zal vereeren. Vgl. vooral den
Bruiloftsang voor W.J. Hooft, waarin de Avondstar de Gelieven "te
bedt comt wijsen", naar Oud-Grieksche opvatting.--"Godtheyt" is hier
misschien = de eigenschappen van den God, i. d. beteekenis van de
Godin zelve. Vgl. A. 1245.
1289b. van wythgenomen sinnen: van niet alledaagsche enigingen.
1313. 's Nachts rust het lichaam van de vermoeienissen van den dag:
toch komen de droomen dan, buitentijds, den gèèst kwellen met het
leed en de moeite (arbeid), die over dag het lichaam plagen.
1323. de volle kamer: waar de kamer vol van is en geheel blaakt.
1326. Maar opdat de tegenwoordigheid van de Godheid daaraan gekend
mocht worden.
1331a. Oly-kleurt ghesicht: oogen met den glans der olijf; zie
variant.--H. geeft met dit epitheton het glaukopis (Athene)
van Homerus weer: welches einen eigenthümlichen leuchtenden Glanz
der Augen ausdrückt, einen ahnlichen Glanz wie den des Mondes, der
schimmernden Meeresflache, der Blätter des Oelbaums (Preller, I, 154;
vgl. ald. de schildering van het uilenoog 155). Dit laatste helpt
op weg: Inderdaad geldt glaukos ook van de elaa, den olijfboom en
zijn vrucht en van het elaion, de olijvenolie. Glaukos staat ook bij
chloe, oporha thalatta; de maan is bij Empedocles, Euripides e.a.
glaukopis: de variant schijnt dus minder vreemd, groen en geel liggen
dicht bij elkaar: echter treedt de voorstelling van het "schimmernde"
"leuchtende" op den voorgrond. In den Brief aan de Kamer In
Liefde Bloeiende 1600 spreekt Hooft van Thalia's "groen lieflijck
ooch". Dat de Dichter juist op olijfkleurig komt, is begrijpelijk:
Athene staat in de nauwste betrekking tot den olijfboom: op niet
ongewone wijze wordt het attribuut der godes hier, per metonymiam,
in verband gebracht met haar oogen. De jambische maat deed oly-kleurt
voor olijf-kleurt kiezen; vgl. Six van Chandelier, Poësy 1657: Daar
vaart Messias van de oliheuvels top (12); Het zy ontrent het dal van
Josafat,--Of langs den bergh, naa 't blad--Van d'olipruim genoemt,
(104); Hoe springht de bergh en 't olibosch? (Hemelvaartssangh 496);
(God)--sondt synen vreedeboo, van booven,--Greep Engelands, en Hollands
hand,--En bondt se, met den oliplant, (488): Tijdschr. III, 263.
1331b. vlechten blondt: blonde en rossige haren vinden wij door
de Ouden op hoogen prijs gesteld, zoowel bij Goden en vrouwen
als bij slaven en paarden. De dichters van den Renaissancetijd
namen deze voorkeur over: blond haar was toen, internationaal,
onafscheidelijk van de schoonheid der jeugd. Bij de Ouden zijn
blond. Apollo, Demeter (Ceres), Bacchus, de Chariten, Ganymedes,
Rhadamanthys, Hylas, Odysseus, Menelaus, Achilles xanthos, flavus),
e.a., vgl. Verg. Aen. XII, 605; Hor. Carm. I, 5, 4; II, 4, 14; III,
9, 19; Theokr. Eid. II, 16, 78; Catull. LXIV, 98. Bij Hooft heeten
blond: Apollo, Venus, Aurora, Thalia (Leendertz I, 7), Ganymedes,
Ariadne, Helena; vgl. Leend. I, 15, 21, 31, 42, 45, 54, 65, e. e.);
de Vrouw "Italia" in den Br. a.d. Kamer In L. Bl.; ook Granida: 1329a;
vgl. 120, 184. Bij Vondel: Apollo, Venus, de Minne-goodjes en Urania
in de Geboortklock, Joseph, Ifis, Hageroos, Ursula en Aethereus en
de jongeling die Ursula verschijnt, e.a.
1332. bleeckheyt des ghedaents: Uit het verband blijkt wel, dat men
aan de gelaatskleur moet denken. Vgl. in het Claechleidt van 1608
(Leendertz I, 66): "haer gedaente bleeck", van "bestorven wangen"
gezegd; Geeraert van Velsen V begin (Leendertz II, 257): "bleeck
ghedaene flaeuwt". "Ghedaente" is hier = uitzien, bepaaldelijk van de
kleur. Vgl. Mnl. gedane, Nat. Bl. VII, 463, VIII, 224, Mor. 3563. Wat
is bleeck nu? Bij Hooft noch bij andere dichters is bleek = blank. De
Godin is Granida in alles gelijk (1329) en wat Granida betreft,
moeten wij aan bleekheid door hartstochtelijke liefde (voor Daifilo)
denken. Bleek is de kleur van het minnewee. Horae Belgicae X, No 48:
"Dijn scone verwe is bleec gheworden-- Van overgroter minnen tot mi";
Cats, Spiegel v.d. Ouden en Nieuwen tijdt, deel I, Liefdes Kortsprake,
staat van de jonge maagd: "Isse teer, swack, en bleyck? denckt datse
bequamer is om het pack der liefden, als om meulesteenen te dragen;
gelooft de Medecijnen en Natuyr-meesters, die hier in klaer spreken, en
zijn gewoon te seggen: Pasles couleurs, désirs mal accomplis: Vrysters,
't bleyck van uwe wangen Koomt van eenigh soet verlangen; Fille pasle,
Demande le masle: Pleycke verwen, Paren of sterven. Zie nog Taal en
Letteren VII, 209. Granida verkeert in uiterste verliefdheid, Minerva
vertoont zich "Granid'in als ghelijck", wat dan geschilderd wordt.
1335. Voorsichtigh: want "die den vrede wil, moet zich bereid houden
voor den oorlog".
1340. Crijchsduyend gras: de speer van Minerva. Minerva is zoowel
godes van den oorlog als des vredes. Hier echter is de Minerva
Pacifica geschilderd. De olijftak is als zoodanig haar symbool en
dus het tegenteeken van den bamboesstaf (die met of zonder spits een
krijgswapen beteekent), waarmede zij anders wel werd voorgesteld:
"die" slaat op "olyventack"; de Ouden hadden speren en lansen van
bamboesriet.--Een gras dat oorlog beduidde, is er niet. Bilderdijk
raadt: "glas" voor "gras", t.w. het kristallen schild. Maar 1605,
1615, 1636 hebben alle drie "gras". Buitendien, conjectuur is
overbodig. "Gras" is hier = riet en een vertaling van "gramen" of van
"graminea hasta". Facciolati-Forcellini (ed. 1831): Gramineae hastae
sunt ex arudine Indica, Itali dicunt canna d'India, qua utebantur
veteres pro hastis: de quibus ita Plinius 16, 36, 65. Arundini quidem
Indicae arborea amplitudo, quales vulgo in templis videmus, h.i. in
manibus simulacrorum, quemadmodum de Minerva Atheniensi ita refert
Ampelius 8. Ipsa autem Dea habet hastam de gramine. Niet op deze plaats
kan Hooft zijn "gras" geplukt hebben, daar Ampelius' Liber memorialis
eerst in 1638 door Salmasius werd uitgegeven. Prof. J.C.G. Boot deed
ons aan de hand Cicero, In Verr. act. sec. L. IV, 56, 125, ook bij
Forcellini vermeld, en hier moeten we zeker wezen. Cicero spreekt
hier van den Minervatempel te Syracuse, door Verres geplunderd, non
ut ab hoste aliquo, qui tamen in bello religionem et consuetudinis
iura retineret, sed ut a barbaris praedonibus vexata (LV, 122). Na de
beschrijving der geroofde kostbaarheden volgt er: Etiamne gramineas
hastas--vidi enim vos in hoc nomine, quum testis diceret, commoveri:
quod erant eius modi, ut semel vidisse satis esset: in quibus neque
manu factum quidquam neque pulcritudo erat ulla, sed tantum magnitudo
incredibilis, de qua vel audire satis esset, nimium videre plus quam
semel: etiamne id concupisti?
1345. rust: nl. de rust, die u nu bij de goden bereid is.
1346. Die u reeds minde, toen gij nog in de wieg laagt.
1351. de weerliefd: Gelijk anders de liefde in 't algemeen, is hier ook
de "weermin" (252, 514) vernuftig gepersonificeerd en vergoddelijkt.
1359. ontslaet: Imperatief. Vgl. 1585.
1361. aentrekken: evenals "aandoen" van eigenschappen, waardigheden,
het treden in een toestand; vgl. Rom. XIII, 14, Eph. IV, 24, 1 Cor. XV,
53, 54. Gr. endyomai, lat. induo.
1375. Moeten wij aan bedaren hier niet misschien toekennen de
beteekenis die zich schijnt voor te doen in Vondel's Kranke
troost, strofe III: Die het zwaert--grimmigh ruckten uit der
scheide--Nu bedaert [nu weer in de scheede teruggekeerd] Wat dan de
oorspr. beteekenis van bedaren zou kunnen geweest zijn. In 't Friesch
ook: "terecht komen" immers: "waar is dat bedaard?"
1395. wel geeft den zin de kracht van: 't Is toch niet mogelijk,
dát kan toch niet, dat Gij mij zoo oud hebt laten worden om....
1411. bescheiden reên: duidelijk verslag.
1419-1422. mensch = eenig mensch.--In de mythologische geschiedenis
van Perseus komt ook Pallas Athene voor; en Perseus werd ook met het
Perzenrijk in verband gebracht.
1427. u prijs: vgl. 1603 uw minste dienst, 1695 haer dienst: "u", "uw",
"haer" noemen het object in het werk woordelijk begrip, zooals Spagnens
haet in Huygens Aan de vrije Nederlanden = haat tègen Spanje. In
1542 kàn sijn wraeck ook ànders opgevat. Vgl. Spaens Heidinnetje,
Zw. Herdr. I, Aant. 918 en 625.
1434. crachten: de Liefde wordt hier voorgesteld als een god en
"crachten" zijn de daden van dien god, als openbaringen en teekenen
van die krachten. Vgl. 1612.
1453-1454. Vgl. Aant. 561. Arbeyt heeft ook hier wel de ruimere
beteekenis van "moeite", "inspanning", "zware arbeid": vgl. 560:
een beteekenis die weer in 1454 misschien ook heeft (vgl. ons in
de weer zijn, zich weren). Treffende sorch: zorg die iemand niet in
de kleeren gaat zitten, waarvan lichaam en geest afneemt en slijt,
die je aanpakt? of = "treffelijk" d.i. "buitengewoon", "uitstekend",
maar dan meer etymologisch = "waarvan iemand zich getroffen voelt",
"verwonderd staat", "waar hij respect voor heeft"?
1463. Lees: besind u, houdt (halt!). Maar zie Leendertz noot.
1467. 't Geluk, de Fortuin (als Godin, vgl. 1476: haer!) is onredelijk,
niet ik.
1470. Vaetse: d.i. vatse (vaten is vatten): nl. de reden waarom
de Fortuin zoo handelt: zie 1466-1470; vgl. ook 1477: "gij duidt
(legt uit) het doen van het Geluk verkeerd, wilt niet naar reden
luisteren". In 1466-1470 wordt reden dan in tweeërlei zin genomen,
in 1466 nl. is het = ons rede, verstand, redelijkheid, vervolgens
ons reden grond, beteekenissen die beide aan reden eigen waren in de
oudere taal. Bij Hooft, als bij Vondel (vgl. v. Helten Vondel's Taal,
I, 82) is het singulare reden meestal = verstand, rede, billijkheid,
redeneering, reden, grond (plur. redenen en reên) en het plurale reden
meestal = woorden, redeneering (sing, rede; 't staat bijna altijd in
't meerv., dat ook reên luidt). Vgl. nu het Gloss. op rede en reden,
de plaatsen aldaar. Toch vindt men 't wel eens andersom. En somtijds
kan men niet eens zeggen met welk van de beide woorden men te doen
heeft, wat z'n oorzaak o.a. ook hierin heeft, dat zoowel reden als
rede de beteekenis van "redeneering" hebben kan, zooals ook wij bij
redeneering dàn meer aan de woorden, dàn meer aan het redebeleid
denken, dàn weer niet eigenlijk onderscheiden,--waardoor ook de
pluralis reden = den singularis reden kan worden. (vgl. 1707). Soms
kan men te doen hebben met den Infinitief reden (vgl. 1674). Reên 861
is wel plur. v. reden, grond. Reden 599 kan ook plur. van rede zijn,
dat dan hier de beteekenis van "grond", "aanspraak" = reden heeft.
1471. Hoe nu toe?: XVIIde-eeuwsche uitdrukking (ook hoe dàn toe?) met
de kracht van "wat nu?" ("wat dàn?"), "hoe nu?" ("hoe dàn?") [zie
1633], "wat moet ik nu?", "wat zal er nu gebeuren?". Hier, 1471,
is men geneigd, met het oog op het antwoord (vgl. ook 1509-1513, te
omschrijven: "waar moet dat naar toe?", "waar moet dat heen?" en met
dit soort van vragen komt de uitdrukking oorspronkelijk wel overeen:
toe is = "verder" en geeft richting aan; vgl. ons "hoe nu verder?" en
Aant. 1628.
1490a. Vgl. voor de constructie: Cats, Spaansch Heydinnetje 47:
en wie het maer en sagh; 484: van die haer maer en sagh.
1495. Lees een komma achter "Van waer": "zijn scharp--dallen" is een
absolute constructie: daar zijn scherp etc. A. I. 17, 1519.
1499. beseten landen: mijn eigen landen, tegenover die welke hij van
den koning bestuurt; vgl. 1507.
1509. Wat mij aangaat. Vgl.: ik voor mij.
1519. Welck pack--om draghen: absolute constructie; zie
Aant. 1495. Eigenaardig is voorts de nauwe verbinding van 1519-1520
met den voorafgaanden zin door het relativum: En daar dit pak
voor mij te zwaar is, behaagt het herdersleven mij beter (zie
A. 1520.) Vgl. A. I. 32.
1520. doet behaghen = behaagt; subjekt is "Een lagen harders
rust". Vgl. Mnl. Wdb. i.v. doen (II 234-235). Gewoon in Duitsche
dialekten; vandaar in het volksaardige lied; en bij Heine:
"Sie--Thät nochmals durch das Fenster sehn"--; bij Zach. Werner:
"Das grosse, das ich that vom Vater erben"--; Doch war's, als ob
sein Geist sich zwischen uns that schieben". Er is iets voor te
zeggen, dat ook 1730 zoo is op te vatten. Denk aan 't gebruik van
do in t' Engelsch. Vgl. voor het recht verstand van deze vervoeging
't gebruik van "doen" in 429, 657, 1060, 1240, dat wij nog kennen:
"Regent het?" "Dat doet het", "Vergissen doet hij zich zeker."
1529b. Objects-genitief. Vgl. 1136, 1603, 1610.
Begin Vijfde Bedrijf: De geest van Ostrobas verschijnt aan Artabanus
in den droom. Dit soort verschijning komt ook voor in Hooft's Geraerdt
van Velsen en Bato en in vele stukken van de XVIIde eeuw, ook bij
Vondel. Vgl. ook Vondel's Sonnet vòòr de Palamedes ('t En leed geen
zeven jaar, etc.)
1561. Vgl. A. 1235, 1331 b.
1573. breijen: vgl. Gr. hyphaino, Lat. texo, ons "brouwen", "smeden",
"rokken, berokkenen" (eig. de wol op 't spinrokken winden).
1591. Leydstar: als ster van Venus, de "poolster" wanneer zij zich
richt; vgl. in het Sonnet aan de oogen van de geliefde: "Leitsterren
van mijn hoop". Vgl. A. 1245. Bij Roemer Visscher, Brabbelingh, 't
Eerste Boeck, IVC, heet het van een liefje: "Ghy zijt mijn leytster,
rechtsnoer, compas en clock".--De gewone beteekenis van Leidster is
al in 't Mnl. "de poolster" (vgl. Eng. loadstar), de bekende ster van
den Kleinen Beer, "cynosura", "tramontane" (vgl. Mnl. Wdb. en Kil.);
overdrachtelijk b.v. van Maria (de Stella maris!): "die leedsterre,
die ter havenen der salicheden alle menschen wel can leden" (Sevende
Bliscap van Maria); bij Willems Oudvl. Liederen, 463, heet ze:
O noordersterre klaer.
1595. De nachtegaal was in de middeleeuwen de vogel der liefde,
die het samenzijn der minnenden vervroolijkt met zijn gezang,
hun geheimen kent en hun plannen begunstigt. Dikwijls is hij de
bode in het volkslied. Vgl. Kalff, Lied in de Middeleeuwen 355-363,
370.--vlied uyt geldt de vogeltjens van 1593 zoowel als den nachtegaal,
maar hij moet vooruit vliegen, de eerste zijn.
1602. aen u te slaven: Hooft denkt aan lat. servire, van
servus = slaven van slaaf, en construeert dus = servire cui, met
datief.--Vgl. echter Mnl. dienen; en overeenkomende oud-Germaansche
werkwoorden met den datief.
1603. Vgl. Aant. 1427.
1612. crachten: A. 1434.
1621. hartsen: tweede naamval van Duitschen oorsprong, afkomstig
uit onder Duitschen invloed staande liederen, zeker wel de heele
uitdrukking mijns hertsen bloed, die Hooft hier teeder vindt, goed om
't gevoel van Granida te vertolken.
1627. wesen heeft den klemtoon, niet Daifílo: of ik 't mogelijk zelf
niet bèn.
1628. Nu toe = pak aan nu, flink: het zelfde aansporende en aanzettende
toe, als dat wij nog hebben in: toe nu, toe dan, toe, toe toe;
vgl. Aant. 1471 (vgl. Mnl. Wdb. II, 875 onderaan). Aangaande het
nadrukkelijk vooropkomen van nu, vgl. 1359 en 1585.
1629. boelen: ook in goeden zin = minnen. Het is niet noodzakelijk het
woord hier in onedelen zin op te vatten, tenzij "boelen" er plur. van
"boel" is, dat anders, evenzeer, van geoorloofde en ongeoorloofde
liefde beide geldt.
1676. Ziedaar nu zijn getrouwheid, waarvan gij den mond zoo vol hebt
gehad.--Zie het Gloss. op werck maeken van.
1690. beleyt--vervolch: ik begrijp noch hoe men dit overlegd heeft
(het oorspronkelijke plan), noch hoe het zich verder heeft toegedragen
(de uitvoering van het plan).
1727. Bet--waerdich = waardiger: de zin is aan te vullen met "dan
iemand": gij zijt waardiger dan iemand (dan ik zelf ook!) met elkander
te bezitten, dat wat gij bereid zijt, òm elkander, te ontberen:
't is recht dat etc. Vgl. 1502.
1761. dit huwelijck maken: Inifinitief zonder "te". Vgl. 212, 411,
1125, 1325, 1595, 1759. 1694, 1841 kunnen ook anders opgevat worden.
1767. van gouwe. Vgl. Nieuwe verbeterde Lusthof 1607, pag. 20: Gheen
croon soo schoon van Gouwe; ibid. 50: Met zijnen pijl van gouwe.
1770. "Waerdich" is dierbaar en hoort bij "roem"; de dierbare,
waar uw hart op roemt. (1636 heeft: uw waerdigh'.) De staf van goud
1767 is de scepter. 1767-1770 slaat op 1765-1766. De Rey prijst
hem gelukkig om zijn verheffing: doch niet daarom prijzen zij hem
gelukkig, dat een koninklijke staat hem te beurt valt, zij weten te
goed, dat ook Daifilo zelve niet daarin het hemelhoog verheven zoekt
(1767-1768 voorkomt een tegenwerping: wij weten zeer goed dat gij u
den scepter niet aangenamer dan etc.): maar dìt is het, dat gij in
onverbrekelijke trouw één wordt met etc.
1772. Uitverkoren eigendom.
1804. Constr.: (Het) blijckt, de Goden te begeeren dat ghy twee
vereenicht blijft = het blijkt, dat de G. begeeren, dat: accusatief
cum infinitivo als subject.
1807. Reeds genoeg doorgestaan.
1814. De Ouden reeds kenden het rad als teeken van het wisselvallig,
het omslaande geluk (zie voor plaatsen Dr. Montijn, Spreekw. en
spreekw. uitdr. der Romeinen) en de middeleeuwen namen deze
voorstelling over (zie voor de Litteratuur daarover 't Leidsche
Tijdschrift XIV, 136), die juist door de plaats bij Hooft voldoende
wordt toegelicht.
1846a. In teghendeel van dit: van zijn kant en in overeenstemming
hier-mede: alles is nu ten goede beschikt, dat nu ook het
geluk etc. Vgl. uit Cats: Daar staat de jongelingh en biet zijn
rechterhant,--En krijght in tegendeel een gunstigh wederpant.
1861a. Soon v. Persen: Jacoba v. Beieren noemt zich, tijdens het leven
van haar eersten man, Jan v. Touraine, den zoon van Karel VI, Koning
v. Frankrijk: "Dochter van Vrancryck" (v. Mieris, Charterboek van H. en
Z., IV, 394: charter v. 24 Dec. 1416). In een charter v. 13 Febr. 1418
heet Jan v. Beieren: Sone v. Henegouwe, v. Hollandt, ende v. Zeeland
(v. Mieris, IV, 521; e.a.). "Sone" is Mnl. prins; vgl. Infante.



GLOSSARIUM.

A. verwijst naar de aantekeningen. I. = inhoudt.

Achtbaer, 592.
aelwaricheyt, gemelijkheid, 128.
aen, op, 1644.--nemen aen, 1250.
aenbieden, 445.
aendienen, 1380.
aendoen, 107.
aengaen, beginnen, 937, 943.
aengheboren, 283.
aenghesien, 355, A.
aenhòren, 1287.
aenhouden, 1423.
aencleven, 1541.
aenprijsen, 726.
aenroepen, 1697.
aenschijn, het geheele uiterlijke voorkomen, 349, 438, 1071.
aensien voor, 19.
aensien (ten--van). 676: ten opzichte van, vergeleken bij.
aenslaen, bij de hand nemen, beginnen, 478.
aenstaend, 161, 1301.
aentasten, 696, 1202.
aentrecken, aannemen, 1361.
aerdigh, sierlijk, elegant, smaakvol, 367.
aesemen, verlangen of streven, 783, A. aspiro, suspiro. 1584.
afgheronnen, 1062: moegeloopen.
afgunstich, vijandig, 105.
afkeerich, 75, 89.
afkomen, 1110.
afpijnen (hem), zich afsloven, afzwoegen, 1584.
afscheydt (zijn--) nemen, 337.
ayme, 556, 843, 733, 1610, 1100, A.--ay my, 1076.
ay spijt, 1545.
al, geheel, 1432; wel, 1580. als; alsof 505, 672, 685, 1748;
allegaer, 781, 694.
allensjens, 1376.
als, na comp. passim: 186 etc.
als, alles, 1329.
als die, 180.
alwaerdigh, 329.
ameloos, 1583.
ander, 237: Vgl. Fr. vous autres. A.
ander-ick, 1578.
anders, althans, 267.
angelhoeck, 443.
arbeyden, zich inspannen, 1655.
arbeydt, moeite, 560, 1453. A.
armen (m. open-), 372.
asch (in d'-) leggen, 1449.
avondtspel, serenade, 394.
Banket, 147: maaltijd.
beblaedt, 748.
bedaeren, tot den vorigen staat, den normalen toestand terugkomen,
1375, 1524, 60. I.
bedampt, bedwelmd, 629.
bedaren, 1375, A.
bedauwen, 326.
begeeren, hebben, 1110.
begeerte, 1749.
beginsel, begin, 1242.
begraesd, grazig, 145.
beguychelen, bespotten, 453.
behaecht = (mij) behaagd hebbend, 724.
behaghen, 724, 816.
behaghen (zijn-) doen, 1390.
behoeden, c. gen.: verhoeden, 915.
behoeven, 978.
behouwen, 331, 1475.
beydts (van-) 1272.
bejaghen, 1098.
bekennen, herkennen, 79. I
beknellen, 53.
bekomen, komen tot? 18. I.
bekommert, steeds druk bezig, 307. 28.
bekoren, 423.
bekrijten, 106.
beladen, 1650.
beladen in, verlegen met, 29.
beleefd, 301. A.
beleydt, beschikking, 1508. 1690. A.
beleydt 1508: partic. van "beleiden", besturen.
belonken, verliefd v. ter zij aankijken, 175.
beloop, 1698.
beloven, verzekeren, I. 85.
belul, verstand, oordeel, 679. A.
beraeden, 1211.
bereden, gereedmaken, 1259.
bereyden (den wech-), 1730.
bereyt tot, 1106.
berijden, 820.
beroer, 519.
beroert: in oorspr. beteekenis: in beweging raken, 1624.
berste (te-) vallen, 1496.
besadighen, tot rust brengen, 1527. 67, I. 1338.
besaedicht, kalm, rustig, 338.
beschadighen, krenken, leed doen, 1528.
beschaeuwen, 1784.
bescheydelijck, verstandig, "wijs en goed", 291.
bescheyden, duidelijk, 1411. A.
bescheydenheyt, wijze goedheid, 671; tact, fijngevoeligheid, 1132.
bescheyt, antwoord, 543.
beschelden, beschuldigen, 191, 1683.
beseten landen, 1499. A.
besich zijn, 1840.
besien, zien, waarnemen, 1377.
besinnen, beminnen, 1409.
beslommeren (sich-) om, 306. A.
besloten zijn, 81, I.
besloten helm, 900.
besneden, 1330.
besond, van de zon bestraald, 1439.
bespeuren, 1703.
bespooren, onderzoeken, 1382.
best dat, 30.
bestaen, beproeven, 1860. 1707, 1714.
besteden, 101, 892.
besteken, afgepaald 702.
bestellen, gereed maken, in orde brengen, 701, 1217, 1232, 1258.
bestorten, 1764.
beswaer, 1101.
beswaeren, 994, 1523.
besweren met, door tooverkracht voorzien met, 932.
bet, eer, beter, meer, 97, 935, 1213, 1708; veeleer, 1727.
betaelen, 1159, 1847.
bevest, vast, met muren en grachten, 1095.
bevinden, 122.
bevynen, nagaan, 135. A.
beweghen, 1751.
bewaeren, beschermen, 580.
bewindt, besturing, 1840.
bewust, bekend, 776.
bidden, verzoeken, 277, 1029, 1513.
bieden, 345, 370, 1031.
biggelen, 1585.
bijen (ruischende-), 147.
bij zijn bedde, 1238.
binden, 1834.
bitter, 969.
bitterheden, 1587.
bygheleghen, 1007.
bysonder, afzonderlijk, verschillend, 411, A. 685, 670.
blaecken, 248, 1323, 1349.
blasen, 358.
bleeck, 183.
bleeck-gheschonden, 1553.
bleeckheyt, 1332, A.
blickeren, 1334.
blijcken, 599.
blijcklijck, 1409.
blijschap, concr., 1592. gaudium, deliciae.
blijven, het leven laten, 915. Mnl. Wb. I, 1305-1306.
bly, zalig, 546, A.--123, 750.
blygeestich, 206.
blindt, 1839.
blondt, 145, A.--A. 1331b.
boelage, minnespel, 28. A.
boelen, minnen 1629. A.
boeten, stillen, 771, 1243; lesschen, 1547.
boôn, A. 569.
bootseren, 366.
bouwen, 815.
bouwliên, landlieden, 154.
boven (te-) gaan, 1277.
braecken, 1324.
braef, krachtig, 753, A.: vol groote gebeurtenissen, 1175; strijdbaar,
1539; voortreffelijk, 658, 1219.
brageeren, pralen, 1249.
brandt, 274, 243, 715.
braveeren, zich verheffen op, 1076; snorken, trotsen 667.
breydeloos, 260, 577.
breyen, veroorzaken, berokkenen, 1573. A.
bruycken, 1337, 1687.
bruydegoom, 1798.
bruyn, donker, zwartachtig, 30, 819, 1234, 30. A.
buyrt, buurtschap, 435.
buyten (van-) kennen, 237.
Dael, 540.
daer, waar, 320, 804; terwijl, 491, 858, 1020; wanneer? 810; =
daarin 180.
daet (opter-), dadelijk, terstond, 1705.
dagh, plur. 1200.
dan, maar 265, 369: passim.
dapperlijcken, 1087: wèl goed.
dat, zóó, dat, 219, 667, 1318; wanneer dat, 386.
deel (een-), gedeeltelijk, 410.
deelen, toedeelen, schenken, 1194.
deftich, waardig, imponeerend door overtuiging, 1411.
defticheyt, distinctie, 360.
delven, 980.
dencken, 57, 201, 1056.
dencken op, 1629.
dertel, 119.
derven, durven, 1607; 697, 1128; darf. derf: praet., praes.
deucht, alle voortreffelijke, met name manlijke eigenschappen, niet
in uitsluitend moreelen zin, 591; weldadige kracht, 795; innerlijke
waardij, gehalte, 1157; goede en schoone daden, 1738.
deucht-vruchtbaer, 591.
deurgaen met, 419.
deurkruipen, 1451.
dewijl, terwijl, 543.
dieden, uitleggen, verklaren, 1286, 1477.
dienen, 1568, 1810, 1869.
dienen (sich-) van, 1104.
dienst nemen van, 1695
dienst (gheboden--), 37.
dienstboo, 1208.
dienstigh, 285.
dier, 1160, 1193.
diets maecken, 249.
dickheyt der ooghen, 502. A.
dickwils, 58.
dinghen, 1522.
dobbel, 234, 791, 932.
doe, doen, passim: 872-873, 875: 966, 971, 1120 etc.
doen, maken, 788, 1149, 1613; 1520. A.
dom, 21.
dompen, 987.
doogen, verdragen, 1195.
-doom, 130.
doorschynigh, 1354.
doorwaden, doorstróómen, 748. Kil. waeden, vetus. Fland. fluere,
effluere.
draelen, 1160.
draghen, toedragen, 1123, 1473; voortbrengen, 591, 294, 873, 959,
982, 1099, 1391, 1595, 1636.
dracht, opbrengst van 't land, 297.
drang, plur., 't gedrang v. 't handgemeen zijn; of drom? 1660. 619.
dreyghement, 622.
drijven, 391, 539, 571; willen en bewerken, 1806.
drillen, trillen, 39.
dromich, in droombeelden bestaande, 498.
druck, verdriet, 1170.
drucken in, 1344.
druckich, droef, 1763.
duyden, zie dieden.
dul, zonder verstand, blind, 1457; dol, 635, A., 653.
dun, 396. A.
dwerrelen, 1560: spelen.
dwingen, 604.
dwingend, knellend, belemmerend, 1571.
Echt, 1732.
echte-man, 532.
echte-vrouw, 890.
eedel, 1061.
eedelhartig, 82. I.
eelman, 342.
eenemael (t'-), 207.
eensaem, 1512.
eerbieden, eer bewijzen, 300.
eere biên, salueeren, 927.
eere (hoog in-) houden, 672.
eerst, 720.
eerstmael, de eerste maal, 1120.
eerwaerd (-ich), vereerenswaard, aanbiddelijk, 363, 747, 1600; edel,
1330, 1590. (vgl. eedel).
eeuw, tijd, 1053.
eeuwelijck, 1277, 1205.
effen, 115, 1582.
eyghen, eigendom, 974, 1772.
eyndelijck, bijvnw., 22, I. 543
eynden, 705.
eyndt, 1516.
eyndt maecken, 1307.
eyst (my-) van, 1570.
eng, smal, 886.
erkentenis, 1326.
ernst, hoogheid? 1132.
erven, 919, 956.
Feest, vreugde, 962.
fijn goudt, 121.
flucx, 937.
fontein, bron, 138.
fresch, 274.
Gaede slaen, zorg dragen voor, 66. I.
gaerne, 528: bijw. als bijvnw.
gail, vroolijk, zwierig, 119.
gangh, 46, 1747.
gans, 868, 908.
gapend, 1554.
gauwicheydt, schalksche bij-de-handheid, 127.
gave, 1515.
ghebeten, 704.
ghebieden, 84. I.
ghebiedt, macht, gezag, 639. 735, 1499.
gheboren zijn, 1124.
ghebreck, ongemak, 773.
ghebreken, ontbreken, niet in orde zijn, 1270.
ghedacht, n., de gedachten, geest, 495, 723, 1204, 1307, 1344,
1712, 1552.
ghedaent, 1332. A.--723, 1614.
gheduyrich, altoosdurend, onafgebroken, 327.
ghedult, 1287.
gheen, 85.
gef, imperat. v. geven, 1657.
ghegrondt, 600, 1086.
ghehouden in, verplicht aan, 586.
ghekrijs, 1660.
ghelaet, de wijze waarop men zich voordoet, 440, 455;--waarop men
uiterlijk het innerlijke openbaart, 1823.
gheleghen (een-) plaats, 1558.
gheluck, noodlot en toeval, de Fortuin, 620, 824, 1467, 1486, 1530,
1672, 1764.
gheluckicheyden, 1242.
ghemeen, 1799.
ghemeente, volk, 666.
ghemetst, gemetseld, 1370
ghemoe (van-), 1085.--uit gemoede.
ghemoedt, zin, verlangen, wensch, 616, 1302. 350, 439, 466, 897,
1085, 1291, 1700, 1735, 1738, 1751.
ghenadelijck, 1608.
ghenegenheyt, bereidwilligheid, gedienstigh. 9, I. 349. plur., 845.
gheneychtheyt, 1061.
ghenieten, bezitten, 1075, 1192, 1405, 1728. Vgl. Gloss. Sp.
Heydinn. 176, 287.
ghenoechjens, 382.
ghenot, 919.
gheraeckt worden, 226.
gheraken, 20. I.
gherucht, pl., 1151,
gheschal, rumoer, lawaai, 155.
gheschiedenis, gebeurtenis, 1285.
ghesicht, de oogen, 1331, 1554. 503, 1373.
ghesin, de hovelingen, 1237, 1538.
ghespickelt, 159.
ghespreck, het spreken, 1288.
ghestelt zijn, 1396.
ghetroost, goedsmoeds, gelaten, 1533, 1733; tevreden met, 48, I. 1164.
gheswint, 1188.
ghevelt liggen, 1544.
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Granida - 10
  • Parts
  • Granida - 01
    Total number of words is 4267
    Total number of unique words is 1531
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.0 of words are in the 5000 most common words
    58.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 02
    Total number of words is 4393
    Total number of unique words is 1574
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    61.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 03
    Total number of words is 4356
    Total number of unique words is 1446
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    53.2 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 04
    Total number of words is 4051
    Total number of unique words is 1518
    20.6 of words are in the 2000 most common words
    27.9 of words are in the 5000 most common words
    32.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 05
    Total number of words is 4120
    Total number of unique words is 1530
    21.1 of words are in the 2000 most common words
    29.7 of words are in the 5000 most common words
    34.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 06
    Total number of words is 4087
    Total number of unique words is 1453
    21.9 of words are in the 2000 most common words
    28.3 of words are in the 5000 most common words
    32.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 07
    Total number of words is 4031
    Total number of unique words is 1593
    25.8 of words are in the 2000 most common words
    36.5 of words are in the 5000 most common words
    41.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 08
    Total number of words is 4281
    Total number of unique words is 1662
    33.0 of words are in the 2000 most common words
    47.3 of words are in the 5000 most common words
    52.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 09
    Total number of words is 3579
    Total number of unique words is 1763
    28.8 of words are in the 2000 most common words
    39.9 of words are in the 5000 most common words
    45.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 10
    Total number of words is 2855
    Total number of unique words is 1720
    24.2 of words are in the 2000 most common words
    36.3 of words are in the 5000 most common words
    42.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 11
    Total number of words is 3510
    Total number of unique words is 1409
    27.9 of words are in the 2000 most common words
    37.3 of words are in the 5000 most common words
    42.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Granida - 12
    Total number of words is 260
    Total number of unique words is 175
    51.9 of words are in the 2000 most common words
    58.1 of words are in the 5000 most common words
    63.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.