Gevleugelde Daden: Avonturen der Eerste Hollandsche Luchtschippers - 2

Total number of words is 4276
Total number of unique words is 1754
34.0 of words are in the 2000 most common words
46.6 of words are in the 5000 most common words
53.4 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
wel waarom niet? Techniek, enkel techniek! Wat lappen en wat evenwicht
en je trekt met de ooievaars naar Egypte."
"Wat 'n leuk idee," droomde Amélie: "als wij 't maar meemaken--we
heeten net zoo aardig Zwaluw. Typisch, hè, pa--als ze zouen zeggen
de Zwaluws zijn 'n toertje an 't maken in de wolken...."
"Nou Piet, dáár doe _ik_ niet aan mee," zei mevrouw zeer voorbarig.
"Jij zou rustig meévliegen en hóé meevliegen." betoogde hij, z'n armen
fel uitzwaaiend, alsof-ie op 'n kansel stond: "eerst wou je niks van
fietsen weten--in de auto was je niet mee te krijgen--mòrgen vind je
'n vlieg-tocht je prachtigste sport--wacht maar--wacht maar...."
Zij strubbelde nog wat tegen, hij sloeg door, sloeg geweldig door,
z'n beste hoogerburgerschool-geleerdheid uit de pantsering van
zwijnszaken en charcuterie-beslommeringen herzoekend.
Van koperen gewichten, zaliger nagedachtenis, als ze onsjes
boterhammenworst en zure zult sneed, met 'n dun schijfje toe voor 't
overwicht, begreep ze grondig den Schijn en het Wezen. Maar z'n wijs
gepraat over _soortelijk_ gewicht, om 'r duidelijk te maken hoe de
lijfszwaarte, 't bierbuikje eens menschen zich tot lucht verhielden,
bleef haar eene beklemming der Rede. Een ons gekruide leverworst--zoo
als Pièt gekruide worst maakte, dee nièmand 't meer!--was 'n òns en
'n ons brood was grooter van omvang en 'n ons bedveeren wèer grooter:
dat lei allemaal voor de hand, daar hoefde je je geen hoofdpijn over
te denken. Hoe hij wist te vertellen dan goud 'n soortelijk gewicht
van negentien komma drie, koper een van acht komma negen, aluminium
een van twee komma vijf en zestig had, nee daar zat je schaàpachtig
ja bij te knikken, zonder 'r 'n klank van te verstaan.
Piet, met z'n wollen sokken tegen 't haard-rooster, in die lange
gezellige winteravonden, als 'r geen visite was, kwam op datzelfde
neer. Zijn idee van onderzeesche booten hadden ze gegàpt, zijn idee
van vliegen als de vogels, zouen ze net zoo moeren. Als zijn vader
Edison geweest was, had-ie mogelijk de enormste dingen ontdekt. Enkel
de quaestie van boffen. Edison was 'n boffer, Stephenson 'n boffer,
àl die knappe menschen die ontdekten en uitvonden, omdat ze elken
dag vrij konden scharrelen en zoeken, waren heel-gewone boffers.
In 'n _Charcuterie hollandaise_ had je geen kans....
In 'n _Charcuterie_, als je hammen rookte, worst stopte, kluifjes
hakte, pleegde je geen zoogenaamde ònt-dek-kin-gen te doen, die
'n ander voor 't grijpen had.
"Onthou 't--let goed op," praatte-die in vergenoegde stemming: "de
kunst om 'n mensch lichter te maken dan de lucht is geen kunst. Waarom
kan 'n kip wèl wat 'n mensch niet kan? De gebrajen kip die we vanmiddag
gepeuzeld hebben, kon over de schutting. Waarom jij niet?"
"Omdat 'k niet over de schutting noodig heb," zei mevrouw dom.
"Omdat we ons nooit moeite gegeven hebben," sprak hij
luciede-wijsgeerig: "we hebben wel allen 'n staart en die staart
is vergroeid...."
"Kom pa!", ginnegapte Amélie, die van de lagere school thuis was
gebleven en alleen nog later, na de prachtspeculatie, Fransch van
'n Fransche juffrouw geleerd had.
"We hébben 'n staart," hield pa, zéker van z'n weten, vol: "en die is
vergroeid, omdat-ie ongebruikt bleef en 't zou me niks verwonderen
dat met onze schouderbladeren--mot je bladen of bladeren zeggen,
Amélie?--in vroeger tijden gevlogen is! Gister heb 'k bóven de
kanarie gewogen...."
"Piet wat 'n onzin....!"
"....Geen onzin! Om den drommel geen onzin--'k heb 'm gewogen en z'n
vleugels gemeten. Dan zouen wij in verhouding tot ons soortelijk
gewicht heele zeilen noodig hebben om mee te vliegen en om dan te
gonzen als 'n bij of als 'n bromvlieg, zouen we met die zeilen duizend
slagen in 'n minuut moeten maken."
"Piet schei in godsnaam uit," huiverde mevrouw, 'r man verdacht-angstig
aankijkend. Hij fantaseerde tè benauwd: "Piet, 't is haast nacht,
je bezorgt me kippevel...."
"Kon 'k je maar kippevléúgels bezorgen," zei Piet,
sentimenteelig-verliefd z'n grocje slurpend.


[Illustratie: Bij deze eerste der frappante serie teekeningen naar de
Natuur en het Leven, door den auteur op verzoek des kunstzinnigen
uitgevers--die hem in de nieuwe qualiteit _ontdekte_--ontworpen, stuit
de niet-academisch opgeleide kunstenaar op de onvoorziene moeilijkheid
een lepeltje, een schijfje en eenige citroenpitten in het groc-glas
des heeren Zwaluw te schetsen. Men gelieve deze zeer fantaseerbare
voorwerpen, zoomede de wármwaterdamp, alsnog in verbeelding aan te
brengen en de haartjes in den eenigszins dikken inkt des artiests
te ontschuldigen.
S. F.]



DERDE KAPITTEL.
DAKWAARTS.

"Von der Stirne heisz, rinne musz der Schweisz,
Soll das Werk den Meister loben,
Doch der Segen kommt von oben."
(Schiller.)

Nog geen maand na dit zwaar-beslagen discours, terwijl ze om de
thee-tafel zaten, elk met 'n blad der avondkrant, Amélie de gemengde
berichten las, mama het feuilleton en pa de laatste noteeringen van
Eries, Steels en Missouris, kreunde pa plotseling.
"Is 'r wat, Piet?", vroeg mevrouw, bang voor 'n nieuwe daling in
Amerikanen.
"Nee, niks," zei-ie in z'n stoel terugleunend, tòch zoo somber van
staring, dat ma ongerust naar het koersenblad greep.
Nog voor ze 't had, hield pa driftig de krant onder de lamp en na
'n nieuwe gretige lezing, die z'n gelaat in spanning verpaarste,
hakkelde-die onthutst:
"Mooi. 't Is 'r. Pechvogel as ik ben!"
"Pa, u maakt ons ongerust." zei Amélie, 'r kopje thee op 't schoteltje
in schrik-botsing neerklikkend.
"Ze dóén 't," zei pa.
"Wat Piet?"
"Ze _vliegen_ in Amerika."
Z'n duim, aan 't bericht vàst-geklonken, wees de plek. Mevrouw
en Amélie, de hoofden naar de krant gebogen, lazen in purperen
aandacht. 't Stond 'r waarachtig. Een Amerikaan had 'n fabriek van
vliegapparaten opgericht. Zelf was-ie twee uur rondgevlogen van de
eene plaats naar de andre, 'n poos met tegenwind.
"Da's 'n godswonder," sprak mevrouw, droomerig dazend over het
tafelblad heen.
"Nou?", vroeg hij: "is 't alweer mijn idee? Dat heb 'k alles an vader
te danken...."
Dien heelen avond, half geërgerd, half extatisch, beredeneerde
hij het bericht--den volgenden morgen, in volle begeerigheid
zijn geestelijke uitvinding in practischen vorm te zien,
seinde hij naar New-York. Weggesmeten geld of niet, hij wou
experimenteeren. 't Telegram met antwoord kostte over de dertig
gulden. 's Middags--heerlijk volk, die Amerikanen!--hàd-ie bericht. Elk
toestel kostte tweehonderdvijftig dollar, _cash_. Twee weken later
was de kist er.
Twéé weken later. 't Leek 'n eeuwigheid. Dag en nacht dacht-ie er
aan. Vloog 'n musch in den tuin, tipte 'n spreeuw op 't kozijn, dan
_glimlachte_ pa. Bij de duiventil achter 't huis, _glimlachte_-die. Bij
de kakelende kippen, _glimlachte_-die. Lieve goeie hemel, dàt was
allemaal niks. Dat vloog met onverstand, zonder gedachte, zonder
begrip. 't Groote ontzaglijke wonder was op komst, 't duizelingwekkend
wonder dat de heele menschheid zou veranderen, dat spotte met rivieren,
zeeën, dalen, dat in gewonen en overdrachtelijken zin nèèr-zag op
trams en treinen, dat 'n fiets, 'n motor-fiets, 'n auto plots tot
trekschuit-gedoe verschimde, dat grenzen en volken dee verdwijnen,
dat bij elke stoffige stad een kostelijk lucht-leven schiep, dat
den mensch dee behooren tot het boven de aarde _vliegend_ gevogelte,
geschapen op den vijfden dag der wording, dat 'n rumoer, 'n omwenteling
zou geven, waarbij alle stoom en electriciteit kinderspul leek.
Klaar, volkomen-helder, was 'm de gebeurtenis nog niet. Dat was
ook ondenkbaar. Wie overzag de veranderingen der wereld als iets
grootsch werd geboren? De éérste stoommachine had àl wat bestond
van z'n voetstuk geslagen 't eene schichtig gebeuren had 't ander
verdrongen. Je wist haast niet beter. Je had geen tijd om 'ns
behoorlijk 'n allernieuwste ontdekking te beslapen. 't Genoegen van 't
wonder fiets verslapte na 'n jaar--na 'n jaar liet je je stuurstang,
je pedalen roesten.... De auto, de eerste maanden druk bereden,
bleef ook al wéken op stal.
Nou daagde 't vliegen, 't vrij-uit stijgen boven de huizen,
't lustig-ongestoord klepperen van dorp naar dorp, zonder lastige
honden, zonder kans 'n kind te overrijden, zonder tolgeld, lekke
banden of bekeuringen....
Fluitend liep pa 't dorp rond, de menschen voorbijstappend, ze niet
ziend, zóo als z'n oogen vast zaten aan wat bóven gebeurde. En 's
avonds praatte-die uren en uren met z'n vrouw en met Amélie. Al wat
vogel was, passeerde de revue. Eerst nù zag-ie wat de gevleugelde
dieren 'n prachtbeesten waren, wat 'n toekomst de Vliegende Mensch
had....
Midden in die schoone overwegingen kwam de kist als 'n bom. In de
knutselkamer, boven, met 'r geleerde uitstalling van fleschjes en
potten, werd ze ontpakt. Eerst viel de inhoud tegen. Meneer had
't zich ingewikkelder voorgesteld, minder eenvoudig en grooter.
Het was een vrij sober instrument, dat je makkelijk kon monteeren
en waarvan de gebruiksaanwijzing glashelder scheen. Mevrouw zat in
Piet's studeerstoel verbaasd te knikkelen, Amélie hielp de machine
saamschroeven.
Langs je rug liep een stang als van 'n fiets, die 'n aluminium-geraamte
droeg. Benee waren gewone pedalen. Betrapte je die, dan bracht 'n
ketting 'n twaalf raderen in beweging en bewogen twaalf zijden vlerken.
Boven het hoofdeind der stang was een parachute voor te sterken
zonschijn en regen, mede om daling te temperen. Dan door een
voortreffelijk mechanisme van aluminiumlatten, kon je vóor in
het geraamte door een kleine wijzerbeweging de zijden vleugels in
verschillende standen brengen om tegen den wind in te laveeren.
Er was een zelf-werkende olie-toevoer voor de raderen (onzichtbaar),
en aangezien de toestel bij goede weersgesteldheid een hefvermogen van
één honderdvijftig kilo had, een waarlijk voortreffelijk gewicht, bleef
er mogelijkheid voor niet overladen-logvette vliegers om aan een haak
(A) ballast op te hangen, ten einde het evenwicht absoluut stabiel te
maken. Overigens was er, gelijk nauwlijks vermeld behoeft te worden,
een mand voor parapluies en wandelstokken (B) en bezaten de zware
pedalen (onzichtbaar) een holle ruimte, gelijk in moderne strijkijzers,
voor doovekool-verwarming, met het oog op het vriezend jaargetij.
De geheele toestel, sierlijk van voorkomen en bewerking, kon opgevouwen
worden in een vierkante nette kist (D). Bij de stuurstang was een
wimpel (C) in nationale kleuren bevestigd, om de richting van den
wind aan te duiden. De gebruiksaanwijzing schreef dringend voor,
om in geval van daling de parachute door middel van een knop-druk te
doen opspringen en bij het in vlieg-werking zetten des toestels van
eene verhevenheid te springen, om de raderen in beweging te brengen
óver het doode punt heen.
Dit alles vaag en onbeholpen be-tekst, váárdiger in _illustratie_
gezet, deed mevrouw Zwaluw zacht-verrukt glimlachen. Pieter in het
instrument, de voeten op de pedalen, de schouders be-epauletteerd
door een paar gewatteerde stangen, had allerminst den schijn van een
zoet-gevleugelden engel, doch de toestel met de twaalf zijden vlerken
gaf hem iets imposants en verschrikkends.
Voor den spiegel bekeek-ie zich.
"Ik vrees," zei-ie met zekere benepenheid, nu het Wonder hem omzat:
"dat 'k 't heele dorp voor 't tuinhek krijg als 'k 'm buiten probeer."
"Ja," schuchterde mevrouw: "dat kun je bùiten niet doen, Piet. Als
't nièt lukt, geeft 't 'n schandaal...."

[Illustratie: Toestel met néérgelaten parachute--de heer P. E. Zwaluw staande
op de _kist_. Een en ander met kleurtinten, oorspronkelijk als
steenteekening, alweder naar de Natuur geschetst, onder _toezicht_
van den kunstcriticus Alb. Plasschaert. De sokken des heeren
Zwaluw waren in terra-cotta aangeduid, de vleugels in crême,
de jekker in karmijnrood. Helaas, had de beknibbelende uitgever
finantieele en technische bezwaren. Bij een herdruk worden deze
mogelijk opgeheven. Terwille der perspectief zijn de beenen des
heeren Zwaluw een weinig verlengd. Men aanschouwe deze artistieke en
wetenschappelijk-schoone teekening _met één oog dicht_--làng turend
zal men de vleugels zien _bewegen_. _Epreuves d'artiste_ bij den
kunsthandel verkrijgbaar. S. F.]

"En als 't wèl lukt," viel hij haar in de rede: "blijft 't nòg
lastig. Want allicht slaat 'n paard op hol. Jammer. De menschen
begonnen net an auto's te wennen. Je weet hoe 't met 'n nieuwigheid
gaat...."
"Doe 't dan vanavond als 't donker is, pa...."
"'k Wou 't hier wel èerst probeeren."
Bleek om z'n neus en met diep-zwarte zenuw-pupillen, begon-ie te
trappelen. De zes linksche vleugels plompten 'n windgeul in de
kamer. De gordijnen bewogen, de paperassen van de tafel dwarrelden
heen.
"Hè!", schrikte mevrouw: "wat waai je, Piet--'k transpireer toch al
zoo van de emotie...."
"Hoe wou je 't anders doen?", zei hij nerveus, "'k zie geen kans
zonder wind te vliegen...."
Weer trapte-die stevig, weer ritselden papieren naar den grond--zonder
dat-ie omhoog ging.
"Dat komt, pa, omdat u ergens op moet staan," maande Amélie met de
gebruiksaanwijzing in de handen.
Uit de pedalen stappend, klom-ie op 'n stoel, zette zich af, kwam met
'n bons neer. 'n Flesch zwavelzuur, geheel ontdaan, smakte omlaag.
"Da's prettig," gromde hij.
Tegelijk klopte Chris, die den slag had gehoord.
"Niks! Niks!," snauwde Pieter Zwaluw: "blijf in je keuken!"
Nijdig trapte-die z'n bottines uit, om 't geraas te dempen en
hardnekkig hèt willende bereiken, beklom-ie de aanrechtbank, waarop-ie
zooveel scheikunde-proeven genomen had.
Het _gelukte_.
Ineens steeg-ie naar het plafond, stiet z'n hoofd. De kalkbladders
besneeuwden z'n haar. Ongevoelig bleef-ie peddelen, 't hoofd tegen
't plafond gedrukt.
"Nou?"--, vroeg-ie vuurrood van genot: "wat zeggen jullie daàr van? Zie
je, dat als 'r geen zoldering was, 'k boven de daken zou raken?"
"'t Is in één woord prachtig," bewonderde mevrouw.
"Vanavond moet 'k 't buiten doen," hijgde meneer: "'t is gewoon
'n fiets, 'n vliegende fiets...."
"Dan moet u 'r 'n acetyleen aan hangen, pa," mijmerde Amélie:
"anders vliegt u tegen de telephoondraden op."
"Dàt zal 'k wel laten," riep pa, 't hoofd tegen 't plafond, de voeten
in peddeling: "'n licht zou alles verrajen! 'k Zou zoo 't raam uit
willen. Je zal me niet gelooven, maar 'k voel me als 'n kanarie in
'n kooi!"
'n Kwartier lang schuierde z'n haar spinnewebben en kalk van 't
plafond--toen, 'n weinig geëchauffeerd, liet-ie zich zakken.
"De eerste dagen kun je je op zolder oefenen, Piet," zei mevrouw:
"'k had 't nooit, nóóit gedacht...."
De zolder. Uitnemender inval had niemand kunnen hebben. In 'n kámer
vliegen, dat merkte je wel dadelijk, had z'n bezwaren. De electrische
kroon zat dwars--wat 'n geluk dat ze 't gas hadden afgeschaft:
de orkaan der twaalf zijden vleugels ware een verwoesting voor
gloeikousjes en glazen geweest.... De zolder, hoog en ruim, met
dwarsbalken voor zitjes, en 'n paar dakramen om van te watertanden,
werd een prachtig oefeningsluchtveld. Mevrouw, meneer, Amélie
sjouwden de onnoodige dingen in 'n hoek, stapelden de koffers op de
waschkist, leien de droogstokken te zaam. En opnieuw vloog meneer met
'n akelig-tam vaartje rakelings langs de spinten. De kunstjes van het
draaien had-ie al heel gauw te pakken. Dat lukte vanzelf als je links
of rechts snèller trapte. Precies als de parachute, die zoo luchtig
openknipte als 'n parapluie. Toch was 't niet dàt. Om lekker, rustig
te vliegen, had je de Ruimte noodig, zoo niet het Heelal, dan toch
'n plein of 'n stuk wei. Maar de buren, het Dorp. Je moest je zoo in
acht nemen. 'n Nieuwe hoed bracht je in Holland op de tong--'t boute,
drieste van 'n vliegmachine kon je fatsoenlijke-burger-reputatie voor
jaren knakken. Dat gaf herrie, gespot, geraas--niet te bèrékènèn. Als
je op klaarlichten dag alleen maar in de goot _wandelde_, werd
je voor gek versleten, had je kans dat de politie er aan te pas
kwam. Alle overheids-overwegingen baseerden op den _beganen grond_,
ontweken in haar conservatieven bouw het mateloos begrip lucht en
hemel, zoolang dit ongrijpbaar ding onnoodig bleef voor bedrijfs en
personeel of zoodra er nà bezetten tijd kleeden werden geklopt. De
vliegmachine plofte die lauwe, domme onverschilligheid als een
zeepbel uiteen. De _begane grond_, waar je 'm--o, spreekwoordlijke
bluf!--en _vol d'oiseau_ bekeek, was 'n ingewikkeld, raar spinneweb,
'n labyrinth van greppels, schuttingen, ijzerdraad-versperringen,
hekken, muren. Van je jeugd af was 't je door vermaningen, opstoppers
en dreigementen ingestampt, dat je de beslotenheid van een terrein
had te ontzien. Later begreep je volkomenst de dreigende waarschuwing:
_Verboden toegang, ingevolge art. N. N. wetboek van strafrecht_, voelde
je de kadastrale wetenschap als eene logisch-noodzakelijke. Doch
nu. Het exacte, wel-gesnoerde van den _beganen grond_, bewoog als
't gewarrel van dansdronken lieden, wanneer je als tirailleur
der eenvoudigste vliegwerkelijkheid, je fantasie tot vogelvlucht
zette. Pieter Zwaluw, voorzichtig staatsburger, die nog nimmer met
de Overheid geharreward had, die z'n belastingen dádelijk betaalde,
zonder 'n _waarschuwing_ te wachten, die geen flauw begrip had
hoe het manend formulier van gas- of waterleiding er uit zag, die
z'n villa-deftigheid stormenderhand veroverde door z'n degelijke
hollandsche _stilte_ en venster-bedektheid, Pieter Zwaluw bekrauwde
ernstig z'n al grijzende bakkebaarden. Het vliegen nòch 't voorvoelen
eener huizenhooge vlucht deed 'm duizelen--: het nièt in kadastrale
_vakken_ gehakt zijn der lucht, die onvoorziene anarchie boven de
daken en boomen gaf 'm congesties. "Dit is _mijn_ land en dat is
_mijn water_," kon je sta-vast zeggen. Geen welgeschapen mensch zou
er zich om verwonderen. Maar het: "dit is _mijn_ lucht" borrelde
nog een weinig in gedachten-onthutsing. Links van zijn villa was
een uitgestrekt villa-terrein met bosschen en vijvers van een
zonderling jonkheer. Geen der buren had er iets anders van gezien
dan het afsluitend struikwerk. Als hij, Pieter, _uitvloog_ bleef 'm
niets meer geheim, zag-ie de paden, het huis tot in _finesses_. Dat
mocht en het mocht niet. Een vogel op je erf mocht je schieten,
maar 'n mensch? Rechts van de villa, op 'n tien minuten afstand,
had het Rijk forten en schansen gebouwd. Bij de ophaalbrug liep een
schildwacht. Niemand kreeg toegang. Maar boven, boven in de wolken,
bij de discrete vogels en nog discreter sterren? Waar hielden de
greppels, de schuttingen, de ijzerdraad-versperringen, de hekken, de
muren op--waar begonnen ze in de oneindige Eenheid bóven? Waar pleegde
je overtreding, waar stoornis van het wetboek van strafrecht, waar
lùcht-vredebreuk? Je kon makkelijk en onbezonnen ráák gaan vliegen,
als zulke excessen in je karakter leien, doch in minimalen tijd,
terug op den geordenden _beganen_ _grond_, zat je op gebrande blaren,
kon je je onbesproken bestaan beklad en bevuild zien door verbalen
en explooten.... 'n Eerste vlieger had geen baantje. De appel leek
wrang. En dat alleen, omdat de ouwbakken wetgever de gevallen van
"hinder, gevaar en schade" beneden een normale hoogte van vijftien
meter getaxeerd had.
Een avond, bij theevisite, waagde Pieter het voorzichtig 'n advocaat
te polsen, die in het dorp 'n grooten naam had, omdat-ie 'n paar maal
candidaat voor de Tweede Kamer was geweest en in 'n beruchte zaak de
beruchten vrij had gepleit.
"Amice," vroeg-ie langs z'n neus weg: "mag je in 'n eikeboom bij
Jonkheer Sannes klauteren?"
"Natuurlijk niet," zei de advocaat, verbaasd over zóó'n vraag bij
zúlk een achtenswaardige familie.
"Zoo," repliceerde Pieter, die z'n aanloop eenigszins onhandig genomen
had: "op z'n dàk mag je zeker ook niet?"
"Wel nee, amice--wat ben je klimlustig," lachte de rechtsgeleerde.
"En als 'k nou vijf en twintig meter bóven z'n dak, maar toch òp
z'n terrein ben," hield de gastheer aan, heelemaal nerveus door 't
ooggeknipper van mevrouw en van Amélie die bang waren dat-ie zich
zou verpraten, dat-ie 't ongelooflijk zolder-geheim zou verklappen:
"als 'k dertig, veertig meter bòven z'n park...."
"Als u dàt," lachte de advocaat: als u dàt doet is u 'n vogeltje
geworden en mag u redeneeren dat u zoo vrij is als 'n vogel in de
lucht...."
"Je neemt me niet _au sérieux_," klaagde Pieter.
"Uw man is van avond wel in de wolken," ginnegapte de advocaat:
"ik heb liever vasten grond onder mijn voeten, mevrouw...."
Verder drong Pieter niet aan. De dingen tè zwaar-tillend opnemen
was verkeerd en als je logisch dacht, kon niemand protesteeren tegen
't vrije veld, de onbeboetbare Ruimte van ooievaar, leeuwrik-musch en
spreeuw. De struisvogel, vastgebakken aan de aarde, was 'n mispunterig
dier....
Jans werd op reis gezonden, Chris moest verkameren. Nu de vliegmachines
voor mevrouw en Amélie, per nieuwe dépêche besteld, óok waren
aangekomen en geprobeerd, diende 't dak òveral vrij te zijn. Langs en
over de pannen te scharrelen met meidenkamers vlak bij, daar dankte
je voor, en vooral die stomme Chris moest 'r buiten blijven. 'n Braaf
mensch, 'n uitstekende meid, maar zoo'n gans, zoo'n èchte ezelskop--die
plapperde 'r alles uit an de dienstboden van de Spaarns en de
Leurings. Die éérste avond op 't dak was 'n feest, 'n ontspanning als
ze nog nooit hadden gehad. Mevrouw en Amélie, beiden met verknipte ouwe
broeken van meneer aan--dames-vliegtoestellen waren er niet. zouden
er waarschijnlijk nooit komen, omdat rokken te veel tegenstand boden
en onvoegzaam werden--mevrouw en Amélie door 't dolle heen, nu ze een
paar keeren den zolder beklapwiekt hadden, hunker-oogden meneer na,
die al een kwartier om 't dak was gevlogen. Tweemaal aan de achterzij
van 't huis, waar de buren licht-loos waren, had-ie zich zich snel
laten dalen, drijvend op de parachute. Dan weer opwaarts peddelend,
proestend van pleizier herstapte hij in de goot naar het dakraam,
buiten adem z'n sentaties vertellend:

[Illustratie: De uitnemende teekening illustreert den zin: "Dan weer opwaarts
peddelend, proestend van plezier, her-stapte hij in de goot
naar het dakraam, buiten adem z'n sensaties vertellend...." De
heer P. E. Zwaluw, dien een te heetbloedig lezer te vergeefs zal
zoeken, bevindt zich _achter den voorsten schoorsteen_. De beeldende
kunstenaar zag er tegen op, het _opwaarts peddelen_, het _proesten_,
het _herstappen_, het _buiten adem sensaties vertellen_ en dat
alles bij het zwakke licht der maansikkel (A), Eerste kwartier, in
_platte_ realiteit weer te geven. Niettegenstaande hij een nieuwe
pen gebruikte, had hij wederom last van haartjes. Vandaar de _harige_
maansikkel, waar een _nimbus_ de fantasie hanteerde. Overigens _doet_
het daken-aspect 't voortreffelijk. Als ik me als auteur niet zoo
deerlijk geblameerd had, werd 'k--o droevig, verloren talent!--daken-,
goten- en schoorsteen-schilder. 't Genre ligt braak. S. F.]

"Kinderen--'t is over 't goddelijke heen. Kinderen, daar haalt niks
bij!" Extatisch hield-ie zich in evenwicht aan de stang van den
schoorsteen (onzichtbaar). 't Maanlicht beglansde de aluminiumlatten
der vleugels.
"Is 't niet ijzig, pa, als je in zóó'n diepte zakt?", vroeg Amélie,
zachtjes trappelend op raamshoogte.
"IJzig!", zei hij: "'t goddelijke is dat je niks ziet, niks voelt. Je
droomt!"
Met, te vurig van genietings-gebaar, trapte hij een pan van het dak,
de eerste die donder-reutelend Chris zou opschrikken.
Noch mevrouw, noch Amélie letten 't op. Zig-zaggend over den zolder,
eenigszins geëmancipeerd in de vreemdlijk-heupende mansbroeken,
met de te wijde pijpen, vleugel-klepperden ze in driftkoorts.
En toen ze eindlijk òp 't dak mochten, en meneer in de scheemring als
'n monsterdier zagen vliegen óver de schoorsteenen en óver de linksche
dakspitsing heen, meneer die lustig 'n _Henry Clay_ rookte, alsof-ie
'n wandelingetje maakte--toen ze de ongewoonheid van goten en dakpannen
en diepten te boven waren, werden ze zóó opgewonden, zoo vliegbezeten,
dat meneer ze kalmeeren moest en meerdere dakpannen omlaag roffelden,
met het resultaat dat Chris in 'r nachttoilet en Kobus met het mes
in z'n hand, juffrouw Amélie's eersten tocht rond het dak verrasten.
"Pa!", riep Amélie, nog nalachend, "Chris en Kobus kijken uit
't dakraam!"
In 'n oogwenk kwamen meneer en mevrouw aangevlogen.
"Wat doen jullie hièr!", bulderde meneer voor het dakraam zwevend.
"Chris, dat's toch werkelijk _onnet_," sprak mevrouw
bedaard-aanpeddelend.
"Na bed en je mond houen!", schreeuwde meneer. Hij had ook wel
gemoedelijker kunnen praten, want Chris, de ouwe meid, te zeer
besprongen door de nachtmerrie van vliegende mensch-beesten, dozijnen
vleugels en 't akelig-grinnekend maansikkeltje, zakte in mekaar,
en Kobus, met koud-gespannen haren en 'n hart dat te bersten klopte,
holde 't kamertje uit, de trappen af, in één zet door, tot-ie in 't
sousterrein achter de gesloten deur in de dekengrot een schuilplaats
had.


VIERDE KAPITTEL.
DE VILLA WORDT BERUCHT.

"En hij voelde een groot, groot verlangen, om met zijne vrouw en
zijne dochter op te gaan in die groote, oneindige schoonheid der
werelden, onbewust als de witte wolken boven zijn hoofd, als de
zachte, wijd-deinende ademen van de zee...."
(Het Zusje, Henri Borel).

"Roth wie Blut, ist der Himmel;
Das ist nicht des Tages Gluth."
(Schiller.)

Met azijn en veel water brachten ze Chris bij. 't Duurde 'n heele
poos. 'n Scheut in 'r nek hielp 't best. Suf, waarlijk wezenloos zat
de meid op 'r bed, 't haarstaartje zwart van vocht.
"Chris," zeide meneer, "'t spijt ons wel dat je zoo geschrikt ben--we
hebben gèvlógen."
"Chris, meid," sprak mevrouw, "we deeën ons eerste toertje...."
"Toe nou, Chris--bederf 't tochtje niet," zei juffrouw Amélie.
Chris, nattig na-glimmend, met natte nekharen, natte slapen, Chris,
zurig riekend als 'n gemarioneerde haring--'t heele azijnfleschje uit
't stel was aan 'r verbruikt--wreef angstig de handen, zei enkel maar
suffig en hardnekkig:
"....'k Hei zoo benauwd van bééste gedroomd...."
"Niet waar!", viel meneer haar in de rede, "we hebben gevlogen--we
zijn de éérste vliegers in Holland...."
De meid luisterde nauwlijks naar 't onwijs gewauwel.
"Chris," drong meneer aan: "je heb gezien wat je nièt mocht zien--als
je je mond houdt, geen sterveling wat zegt, krijg je de volgende
maand vijf-en-twintig gulden van me--verstaan?"
"O, lieve God, meneer--'k hei zoo vreeselijk gedroomd--'k hei zulke
schrikkelijke dinge gezien."
"Je heb nièt gedroomd, Chrislief," praatte mevrouw
ongeduldig-vriendelijk, "_wij_ waren in de goot...."
"Heusch Chris--ik vloog om 't huis," bevestigde Amélie.
Chris keek ze verdwaasd aan. Het klonk nog alles zóo in harmonie met
'r nachtmerrie van _gedrochten_ bij 't raam, dat ze 'r arm oud hoofd,
niet geschikt voor derglijke moderne stoornissen, in de handen lei en
'r op los begon te snikken. Meneer en mevrouw en de juffrouw moste 't
'r niet kwalijk neme--ze was heelemaal onderste boven--ze zou morgen
na 'n dokter gaan--ze had zóo akelig, zóo miserabel, zóo hondsch-naar
gedroomd van beeste, met twaalef vleugele die op 't dak zatte, dat
'r hart zeer dee....

Dat was de éérste schrik dien de familie Zwaluw veroorzaakte, den
eersten van 'n reeks. Met Kobus ging 't vlotter. Die begréép toen
meneer 'm op den zolder de kisten liet zien, die streek graag de
fooi op en zwéég. Die hielp de volgende nachten 'n handje, kroop
zelf op 't dak en verbaasde zich over het wònder. Den derden nacht,
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Gevleugelde Daden: Avonturen der Eerste Hollandsche Luchtschippers - 3