Gekken - 07

Total number of words is 4561
Total number of unique words is 1612
36.0 of words are in the 2000 most common words
48.4 of words are in the 5000 most common words
53.7 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
dwaal, onder den rechtstand der zon, om wel een zonnesteek te krijgen,
wankelend tegen den brand in en dan met weêrhakerig plezier achter in je
ooren hoorend, hoe het vadsende volk je uit de schaduwen nariep, en
jongens die naakt in deur-inkijken lagen te zwijnen, achter je aan
joolden:.... "Dronkaard.... Tonto.... Gek!"
Met klein, pijnlijk leedvermaak had hij na-geproefd, hoe juist in die
dagen, hij ergens, poste-restante, een brief van een vriend had
gevonden, hoe woedend hij zich toen gemaakt had om de ongeloofelijke
liefelijkheid van dat schrijven.... als gekluts-kluts van water dat
onder boomen voorbij zappelt.... en dat hier in deze verzengde wereld
toen....
Hoe lang had hij daar wel gelegen, ongejaagd, zoo warm onder den koelen
hemel, te genieten het volle liggen.... dan òp, want dat vervloekte
rekenen moest gedaan zijn....
Van Madrid naar Burgos, zooveel.... was ook op de route voorgeschreven
geweest te bezoeken om zijn kathedraal. Daar had je het nu weêr....
Was het niet zonderling, had hij honderdmaal wel gedacht, dat in al die
voorschriften de architektuurstudie zoo gebiedend was aangewezen. Voor
Spanje:.... Toledo, 't Escuriaal, Cordoba.... in Granada was bevolen
ernstig het Alhambra te bestudeeren. Pompeji, Ravenna vooral in
Italië.... Ja, er was bijna geen stad, als 't niet was om de museums,
dan ging je er met je boeltje naar toe, uren sporens, om de
architektuur. En dat had veel geld gekost van je traktementje en
moeielijke zuinigheidsdagen had het gegeven, vooral in Italië, dat
achterna moeten zitten van de architektuur.... Nu ja, dat was voor het
breede zien.... "l'architecture est la mère de tous les arts", leerde de
school.... Byzantium in Italië nagaan.... Egyptische invloeden over
Griekenland terechtgekomen in Italië.... net zaadpluisjes, hier groeien
ze en honderd uren verder komen ze eerst op. Italië had soms wel geleken
van oude overschotten te zijn gebouwd. En in Spanje, de Moorsche
architektuur, de Moorsche geheimvolle zon-schaduwkunst met zijn zinnige
spinsels van nachtwichelarij, gehavend en in 't hart getroffen door den
ascetenijver van de dwepende Gothiek:.... de moskee van Cordoba.... Maar
't Alhambra, het wellust-bouwsel waar de oude Moorenweelde het mooi
vrouwenlijf meê heeft overdroomd, borduursel en weefwerk van steen en
als in gaas de koelte bewarend bij het klaterende zonnewater van vijvers
en fonteinen.... hij had het er geen twee uur in kunnen uithouden;
gerestaureerd, beknoeid stond het daar, gelijk een opgezet beest dat
naar kamfer stinkt, dood, leêg, de kolossale liefhebberij van een heel
volk. En dan de Renaissance, die overal wel, storm van
menschenhartstocht, scheen rondgegaan, waai-ademend hoe in elk mensch
God woont, blazend de stelsels door elkaâr, brokken naast brokken, maar
zettend eindelijk de hoogmoedige persoonsdaad in 't gezicht van de
verstervende leeren.
.... Van Burgos naar Parijs.... zooveel.... te lang.... Bordeaux.... het
eerste plan rechtdoor is beter.... Burgos.... Irun.... Bordeaux.... daar
ook een museum.... tot Parijs.... zooveel en eenmaal daar.... och
wat.... als de hemel invalt dragen we allen een blauwe slaapmuts....
Toen alles zoo gewikt was en nagecijferd, had hij zijn gordel om het
lijf gegespt, opgelucht klaar, en was weêr achterover wat gaan liggen,
lekker op den grond als op een tapijt.... Parijs, Parijs, was het
begonnen te gonzen in zijn hoofd.
Vier jaar wel al geleden, in de maand Mei, voor de eerste maal op reis,
was hij er geweest. Vrienden die er waren, zouden hem af komen halen van
de Gare du Nord.... herkenningsteeken: het wuiven met een witten
zakdoek....
.... Veel muren met gele plakkaten langs, aanplakbiljetten bedaverd met
veel letters.... plezier.... plezier.... en met de schuddende omnibus,
andere schuddende omnibussen voorbij, donkere, volgeladen reiswagens,
waar van-achterop de conducteurs onverstaanbaar riepen naar elkaâr,
schuinzeilend stonden met de hand aan de trapleuning naar boven.... Dan
leigrijs, van buiten een huis zoo stil, met een breed-uitvarende
steentrap onder een tempelend portiek.... de Madeleine.... drie bekende
gezichten.... Frits ook, met hem op de trap. Maar van binnen een mist
van wierook en bloemengeur in de dreunende bedwelming van koraal en
bazuinen. Het ruim boven donker, open met bleeke gaten nacht, de muren
vaag met sidderende nissen weg. Beneden een volk van dames, geknield op
den kerkvloer, een stil-ruischende en plooi-schuifelende schaar voor de
bidstoelen neêrgezegen in lekkerruikende verdooving. Bij de zacht
toe-vallende tochtdeur een veranderzieke bijeendringing van in- en
uitgangers, veel straatgezichten, werkmannen in blouses, met petten in
handen; wijven met hooge wangen en rulle haren, zich bekruisend of niet;
heeren met kale hoofden en snorren, zich bekruisend. En van achter,
boven het rood-rooklichtende altaar, uit den schemertuin van
bloementuilen, het gehosiannah van een vrouwenzang, de hemelstem wel van
een onzichtbaar vliegenden engel door het ruim, blauwend in dank....
Alzoo leeft een mensch van herinnering.
De dienst uit.... en een verwonderlijk hoog opstekende Engelschman in
een geruite reisjas, met een oogglas in zijn kop van rood kippenvel
gekneld, dringend vooruit met onwijkbare schouders, brutaal naar de
bloemen toe. Doch de dames voorbij in een wasem van violetten en
tusschen de rijen geschemer van witte kinderen, meisjes, serafijntjes in
wolkjes van gaas, mistig omsluierd, met kroontjes om de hoofdjes. En een
gezeur van stemmetjes; want bij de deuren ook de communiantjes, blozend
met neusjes nieuwsgierig onder pimpeloogjes en bedelend allerliefst: "la
charité s'il vous plaît." En klankspringen lieten ze de aalmoezen in
taschjes van roode pluche, in de handjes wit geganteerd: "la charité,
als 't u blieft, voor de maand van Marie."
* * * * *
--"Hè!.... hè!" grauwde het nog eens terug.
Vooraan, waar de Zoccostraat gaat in de kleine markt, was Johan een man
die klom in de borst geloopen, en geschrikt blijven staan met de handen
bang voor zich uit.
--"Hè!" uitte hij ook op zijn beurt, helder hoorend hoe zijn stem lager
was dan gewoonlijk.
--"Ah, daar hebben we den schilder," ginnegapte hoog-uit Vogels bekend
geluid, "wat een buitenkansje." Hij stak zijn pijp bijna in 't gezicht
van den ander en raffelde in een adem van rhum en smook: "hoe is het,
zijt ge bang, mijn waarde, dérangeer u niet.... 't Is waar, het is een
weinig donker, mais que voulez-vous.... men is hier niet in Amsterdam,
par exemple." En goed gehumeurd als hij scheen: "zal ik u naar Antonio
brengen, ik kom er vandaan.... hé?.... ging wat eten.... daar heb ik den
jongen Jachjemed gezien, Antonio geeft wel een lantaarntje"....
Maar Johan:.... "merci".... hij wist nu wel den weg, het was altijd 't
zelfde paadje.
--"Nu ja," smakte Vogel en hij deed zulk een zwaren haal, dat het gelurk
wel uit een kelder scheen op te reutelen, "nu ja, het is niet
ausserordentlich groot hier, dat vindt zich vanzelf; maar kom, ik heb
den tijd. Zoo goed als gij tegen mij opliep, kunt gij ook tegen een
ander oploopen; waarom zou ik u niet liever brengen."
--"Ik had u gisteren avond nog verwacht," praatte hij naast Johan....
"men ziet u zoo weinig."
Het kleine marktruim, nachtvol, zwanger van zwart, zwol op onder te
raden wanden. En Johan, zoekend grenzen en tastbaarheid, speurde het
moskeetorentje zoo 't hoog uit den omme-chaos reikte, want de hemel
bewaarde nog licht. Een geflipflap van stemmen vleermuisvlerkte de
donkertes laag uit.... late mannen.... schooiers misschien zonder thuis,
die den avond door verpraten bleven onder de bogen van den bazar....
stak daar niet iemand het plein over.... een geschimmer gleed er.... hij
zei:
--"Gisteren avond.... toen.... heb ik gewerkt."
En hij had de woorden nog niet gezegd, of het onbegrijpelijke beroerde
hem, hoe hij zoo in eens kwam aan dit prompte leugentje.... waarom? was
het niet even eenvoudig geweest te vertellen hoe hij met zich zelven
geen raad geweten had en maar naar bed was gegaan....
Waarschijnlijk liepen ze nu tot voor het klimmende straatje, in Johans
staroogend nog-willen-zien begon het duister te blauwen. Dat
ondoorgrondelijke, dat tastdonker was dat niet de steeg naar Sivory's
kroeg.... Maar achter hoekhuisblokken verslonk de laatste lucht, de
voeten gingen meer aan het aarzelen. Vogels stem kwam rad en spoelend
uit het vocht van zijn onzichtbren mond.
--"Wij waren met zijn.... hoeveel wel?.... monsieur de Redacteur du
Réveil, monsieur de kolonel mijn vriend Badaud, monsieur de minister,
ook wel, knecht van den Zweedschen consul, wissen Sie.... even voor 't
tafeldienen zag 'k hem bij Antonio, ha!.... mijn kameraad de Zwitsersche
fotograaf en ik.... voilà déjà cinq.... n'oublions pas, monsieur Cré....
Wat is dat?" zweeg het geraffel met een hik.
Een duistere knel om den arm had Johan tot stilstaan gedwongen. De
dokter rommelde voor zijn voeten, zijn spraak zwom laag en slibbig,
terwijl hij prevelde: "encore un petit aigle."
Maar dadelijk huiverde zijn hoofd weêr op, blootshoofds steeg het met
zijn hoog frontaal, schimmerig of het met fosfor was bestreken.
--"Ik wist het wel," hinnikte hij, "ik heb het door mijn schoenzolen
heen gevoeld.... weêr een buitenkansje.... de tweede vandaag al.... voel
hij is nog warm, nog geen half uur kapot." Zijn stem zakte, Johan bleef
staan. Vogel zei zijn hoed te zoeken, in het bukken gevallen.
--"Zeg er niets van aan monsieur Crépieux.... niets, hoort ge," drifte
het vraag-bevelend.... toen alsof Johan wat gezegd had: "nun, wat zou
het, ik vertel hem morgen dat ik ze met andere van Mustapha gekocht
heb".... Hij streek het doode beestje de veêren glad, zijn hand aaide.
"Ça vaut bien deux autres bons grogs. Que voulez-vous? heeft hij niet
het geld, hij.... en ik.... heb ik niet een fijne neus? Maar gaat u even
meê terug, hij mag 't niet zien, deze bêtise in mijn hok deponeeren, 't
is dichtbij.... dichtbij."
En over het plein, door den al blauwender nacht sjokten weêr hun paren
voeten; zwaar gezet, klankten ze hol, wanneer geen rulligheid knerpte,
stappen gelijk die bauwen in een kerk. Vogel bromde dikwijls wat, als
spon hij raadselwoorden in zijn knevel, maar ging vooruit, den weg wel
wetend. Johan achter hem aan, waadde door den nacht, soms geloovend te
zien het zwakke licht-beweeg, de schommelende hand van Vogel, maar
ruikend waar hij liep, de prikkeling, de aanwaaiing van den smook. En 't
was binnen in hem ook duister en leêg, die sombere voeten klopten zoo
ellendig alleen, hij had wel willen gaan wegloopen. Diagonaal staken ze
de markt over.... Zoo was ook zijn weg naar het logement.... daar was
gauw licht en ordelijke gezichten, wat moest hij nu meêgaan naar dat
hok.... Boven de algeheele verzinking van de dingen begon de hemel te
gaan in desolate pracht, enkele sterren, koel en eenzelvig, pinkten er
als knipoogen hun wit licht-gevonk.
Maar een dijk van opgestopt duister kwam verbijsteren zijn spalkstaren.
Hij wankelde terug, zoekend opnieuw met handen en het stapbeen te hoog
in de knie gekrompen, zocht, zocht. Tegen zijn geloop in begon de weg
als een berg te staan.
--"Pas op, mon petit monsieur," riep Vogel vooruit.... "we gaan de
ruelle in.... attendez! Dan zal ik u wat licht geven."
Er gloeide als een vuurvlieg een lichtstip. Witte rook-kringeltjes
festonneerden, siswolkjes, en dan niet meer, want zuchtend zogen Vogels
lippen het pijpkratertje in brand. Johan hoorde hem zacht tegen den muur
de asch uitslaan en toen aan 't blazen, tot er vonken vlogen, tot
bloedend voor het steeggat het schema van zijn hoofd verscheen met
tintels in 't natte saffier van zijn oogen. Hij spoog, den mond bitter,
en kortademig van inspanning ging hij opnieuw zijn klots-klots,
verzwolgen in het slopzwart.
--"Ha, ha!" lachte hij vroolijk daarna en stootte zijn stem de steeg
in.... "je me dis, hoe gemakkelijk het zijn zou, zich zoo een beetje te
kunnen bijlichten, als we in den kuil zullen liggen.... Des clowns que
nous sommes.... vanavond is hier réunion in de Engelsche club.... een
Italiaansche prestidigitateur die de kust afreist.... alzoo hebt ge
gisterenavond gearbeid.... Ja?"
--"Zeker," antwoordde Johan kortaf, met zijn verzinsel al verlegen....
maar het kon toch evengoed zoo geweest zijn, niet waar? waarom, wat
behoefde hij het te vertellen hier in deze akelige steeg, waar je
telkens met je neus tegen iets geloofde op te loopen.... Waarom? 't Is
waar, verscheiden malen had hij hem ontmoet, op straat of bij Antonio,
en al was dan ook onwillekeurig de eerste opwelling: alweêr die man, zij
hadden elkaâr gezocht, daar was niets tegen te zeggen, samen gewandeld,
gepraat, gepraat.... O, hij mocht het zich willen bekennen of niet,
Vogel trok hem aan door zijn.... ja, door wat niet al, door zijn oogen,
die raadsels, onnoozel soms en dan weêr zoo ironiek schril, maar vooral
door den hoogen toon van zijn oordeel, vaak zoo heel voornaam.... Was 't
niet prachtig, hoe hij telkens het geklets in de kroeg kon uitmaken....
precies een stop op een flesch.... dicht.... het schenken is gedaan....
drinken jullie liever wat anders, bijv. een grog van rhum.... kittelig
was het om er naar te zitten luisteren.... van zelve begon het dan te
jeuken van binnen, er groeide tegenspraak.... "Zeker", herhaalde hij
stelliger, alsof hij 't zelve geloofde.... "en daarna heb ik nog een
brief geschreven."
--"Zoo, zoo, ook nog een brief geschreven, wel dat's braaf," lachte de
ander, "nun das versteh ich, war doch auch einmal jung, leidenschaftlich
jung".... zijn geluid stond.... "En ze is mooi?"
--"Wat?.... o, erg mooi, bepaald heel mooi, wissen Sie."
--"Hm.... dat zeggen wij mannen allen."
Door het slop smakten en zogen de schoenzolen weêr voort of sloffend òp
van uit het benauwde lage, telkens wanneer het brokkelige gepraat, het
harde klanken van Vogels stem maar even stil was. Johan door al dat
stikkedonker verbijsterd, voor het immer aandringende zwart schuw als
voor gevaar, aarzelde opnieuw, tastend naar de kilkou der muren, zoo
dichtbij, en strompelde dan, al trachtend met de voeten den weg te
begrijpen, tegen vuilnis op, er onder tegenaan geheuveld.
--"Dat vervloekte donker," mopperde hij, aan zichzelven overgelaten,
Vogel vergeten.
--"Houd uw oogen naar boven, dan ziet ge van zelve het pad in de lucht,"
waarschuwde de stem een eind hem vooruit in den vunzen nacht. Hij bleef
stil, vroeg plagerig: "en wat hebt ge gisteren wel gedaan, darf ich
fragen."
--"Ach, niet veel bizonders," loog Johan door, nu zekerder gaande en den
spot in de stem van Vogel niet dadelijk hoorend. "Ik was een teekening
begonnen.... verbeeld u," sloeg hij door, geïllumineerd door zijn
verzinsel.
Maar Vogel viel in:
--"Attention, we gaan rechts om, de weg klimt wat, pas op.... geef me uw
hand.... pardon!"
Wendend en toen blind voorover tegen het duister klommen ze langzaam,
stap in stap. Vogel rookte niet meer, scheen wel, zeker was zijn pijp
leêg. En Johan kijkend naar de geul lucht boven zijn hoofd, in het
nachtelijke ongewisse blauw, vervolgde met radde tong:
--"'t Is een heel mooi geval, wissen Sie, er zijn er hier honderden, het
zou prachtig kunnen zijn, zoo ik het zie nu, magnifique...."
--"Pas si bête, waarde: toch nooit zoo mooi als uw leugen wel zijn kon.
Hebt ge dat gisteravond allemaal in uw bed bedacht.... indien onze
compagnie u niet bevalt.... mij ook niet.... waarom te liegen?....
gelooft ge inderdaad.... ach neen.... dat's rein onmogelijk."
.... Hoor hoe hij liep te grinneken in zijn snor, zijn eigen plezier te
eten, blij natuurlijk dat die ander daar achter hem aan moest gaan als
een bestrafte jongen. En de lust begon Johan op de tong te branden om te
zeggen, om het uit te roepen dat het wel waar was, en dat het hem niets
schelen kon uitgelachen te worden hier in dat smerige donker.... maar
toen, plotseling zonder wil.... rammelde de bekentenis zijn mond uit:
--"Och ja, ik was een weinig verdrietig en ben maar naar bed gegaan; en
van dien brief is ook niet waar, wissen Sie, 't is allemaal niet waar."
--"Maar dat is een confessie, mijnheertje, dat wordt hoe langer hoe
grappiger, o mon bon, ce bon petit monsieur!"
En het was of daar waar hij ging het zwart schudde van de pret....
Zeker, hij liep met zijn mond open van vroolijkheid, de tanden bloot in
den nacht.... Hoor, nu hield zijn slof-stap stil en de stem kwam kappen
zijn eigen genot af:
--"Nog wat rechts, en dan zijn we er!"
Bengelend gelijk een klokkeslinger kwam diep uit de hoeksche steeg een
vlam aan wandelen. En spookhoog, ook los van den grond, geestte het
lichtbeeld van een Oosterling in een damp van ontbonden duister,
stillig-stil.
Een schok, die hem in de beenen sloeg, had Johan doen staan. 't Doffe
klop-klop van paard-hoefslag was als vijzels in zijn ooren aan het
stampen, even waren zijn tanden in zijn mond aan het rikketikken
begonnen.
De naderende Arabier bleef aanvaren winnend in grootte en in
lichtkracht, nader kwam hij gewiegd door zijn paard, hoog heerlijk
gezeten in het reine mousseline. Gelijk een ster voor Drie-Koningen,
bakende over hem heen de aan een stok gedragen lantaren, het pad zoo
blootleggend voor zijns paards pooten. De lantaren wiebelde aan tusschen
de wanden van de wijdere steeg, het duister ontraadselend waar de
ruiter ging, die blank-straf en ondoorgrondelijk, keek naar niets uit de
koepelende omhulling van zijn nachtwitten en begloeiden mantel.
Koolzwart roezemoesde uit het kappe-open knevel en baard, waar achter
hem nachtte de luchtstrook; waar de knechtskop van een neger
schonkglimmerig uit aankwam met een roodende fez; toen zijn roode
lijfjas.
--"Ziedaar een licht dat tenminste op zijn tijd komt," zwetste Vogel
nog, toch ook wat lager. Voor een nis op een stoepje zag Johan hem staan
schemeren, los ook hij van den nacht, gebukt-schevig, bezig met rommelig
te zoeken naar een sleutel in zijn broekzak en hanghebbend in zijn lage
hand den gevonden arend aan de krampende pooten.
Dan een muurlengte rechts, wendde het paard al schuif-trappelend om,
gestuurd door de onteziene handen van zijn heer. Dwars stond het in de
steeg. De lantaren, wind-schommelend, brandde neêr op de ritselooren van
den witten hengst en op zijn omkruivende manen zijig, merkte de gleuven
van den krommen spierhals en de uitsnuivende wrongen van den neus waar
stil hijging uit dampte. En op stangen en trenzen vonkte het rood en
goud, want het paard knikte de pooten in stap, toen kwam het schabrak
ontbloeien in een mysterie van arabesken, en in den bak des stijgbeugels
de gele voet van den hoogen musulman.
En als in een tooverhuis droeg het paard den Moor onder het nu stille
gloeilicht voorbij, wiegend hem statig weg, ijskalm en onbegrepen
hoogheerelijk in het open donker.
Zwart-glanzig stuurde de knecht zijn paard vast aan. Hij hield in zijn
knookvuist den lantarenstok, zoo een lans in rust wordt gedragen, nu ook
het achterlijf van den hengst heenhobbelde, rozig als besneeuwd,
bebaldakijnd onder den nasleep van den mantel.
De lantaren binnen, omraamde rood het portiek; schuw blauwde het in de
steeg. En binnen de roode knecht met zijn glimmende eunuchenfacie; toen
viel de nacht als een bui. Op 't gevoel af had Vogel met doffen smak het
doode beestje neêrgesmeten in het andere open donker.
Hij peuterde zijn werkplaats dicht: "Die arme Seigneurie, hij heeft meer
dan vijf vrouwen, men zegt zes, men zegt zeven."
En door den nacht terug en veroordeeld tot een dubbel donker, daalde
Johan met hem.... twee duistere menschen die elkaâr niet zien. Vogel was
stil geworden, het broeide om hem als liep hij in een stom dreigement,
niets was er dan het leven van de voeten. Dom ging het loopen goed, de
zakkende weg maakte nu het gaan gemakkelijk. Uit de hemelstraat boven de
steeg prikten de sterren hun blinklicht neêr in Johans oogen, en
kasteelige donkers schoven voorbij.... de uitbouwsels, die als groote
kooien zijn, op schraagsels in den muur gestut.
En hij zoo gaande was blij dat Vogel niet sprak.
.... Was het niet als een droom nu al veertien dagen, een wonderlijk
leven, onverzadelijk om er naar te kijken, nooit genoeg, telkens wat
anders om het vorige te verdringen tot het wel herinnering geleek; zoo
kwam er van werken maar niets, alle dagen dezelfde beloften aan
zichzelven vandaag zal ik dit doen, dat en dat, en er was nog altijd
niets gebeurd. Nu ja.... een paar schetsjes.... niet veel.... hoe kon
het ook anders.... dat nare geld.... nog een paar dagen, dan was het
sprookje voor goed uit.... Hoe zou hij zich in Holland weêr voelen....
hoe langs de straten daar gaan.... allemaal andere menschen geworden in
die twee jaar?.... twee jaar.... waren het er niet meer.... waren het er
geen twintig.... dertig....
--"En dan te denken dat ik ook eens mijn eigen paard reed, mijn goed
paard.... ma pauvre Mirsa".... mopperde de dokter vlak voor hem, uit
zijn eigen gedachten.
Grottig vloeide voor 't gezicht weifeling van lucht. Haastiger onder het
gaan slonk de al dalender steeg. Toen klankten weêr de eenzelvige
stappen op het kleine Zocco. En de opstapelingen, duister als waren zij
gegroeid, stuwden zich op naar het hooge open boven, naar het rouw-blauw
van den hemel, magistraal met zijn benageling van sterren. Maar
insidderend lag er het zwarte van onder, er doolden spinraggen en
raadselen van schijn, draderig geflinster schoot er het wanden-duister
langs, als lijnen van telegrafen. Vogel kwam aangedrongen, Johan rakend
en toen los, toeschietelijk met het goeielijke in zijn gepraat dat hij
hebben kon, liep hij weêr te vragen:
--"Alzoo gelooft ge wezenlijk, dat een vreemdeling die hier veertien
dagen is, als gij; die komt waar wij komen, als gij; op een avond naar
bed zou kunnen gaan, dadelijk na zijn diner, en zijn twaalf, nun, zeggen
we elf uurtjes, kan doorslapen zonder dat wij het zouden weten?.... hoe
is dat zoo?.... pscht," slikte hij tot fluisteren zijn stem in, "loopt u
een beetje hier, daar komt monsieur Crépieux aan.... ik ken zijn
lantaren."
Maar in het gauwe gaan was het lichtje achter Johans rug flap uit gelijk
een uitgewaaide vlam; nagezeten menschen die op de teenen vluchten, zoo
draafde hij schichtig achter den schichtigen Vogel. Ze waren de groote
Zoccostraat voorbij gesneld. En nu langs den opstand waaronder overdag
de koopvrouwen met de brooden zaten, bedaarde het geloop. Achter hen
bauwde uit den donker de stevig aanstappende mannenpas, in den zakkenden
gang met val van klank.
--"Hij gaat eten.... hij woont bij den muur, mijn patroon.... ce
Crépieux."
Dan vóor hen, waar kwam het zoo snel vandaan? schommelde alweêr een
ander rood lichtje, het ging, schijnende dwaalvlam, op, neêr, soms als
in een tocht aanvarend.
--"Loop wat aan!" stookte Vogel weêr op. "Ce bon brute daar kan ons wel
een beetje bijlichten.... Kom toch."....
--"Ik zeg: 't is niet de eerste maal dat ik zoo mijn geluk zoek."
Tot op twee manslengten achter het bakentje liep Johan meê, willoos in
het rillerige donker. De Arabier keek niet om of op, gewend. Hij sjokte
als een nachtdief, vallend het duister tegen, met zijn bekapten kop in
den loop voorover; met het soppige geluid van zijn tippende muilen onder
het opgeschop van zijn nachtjas, geleek hij soms meer een vrouw. En het
vlammetje oproepend zijn knuist uit den nacht der mouw, brandde
roetlicht neêr in een cirkelkring van stervend rood: een heraldiek
teeken, de lichtschim van een kruisvaardersschild, zoo schoof het naast
den duister-witten man. Spraakloos gingen ze in het lawaai geworden
leven van de voeten; de blinde muren schroeiden op uit een gerikketik
van vuil en onkruid, schijn vlottend naar schijn. De eerste steeg week
wijd-zwart in den wand en duisterde achter hem dicht; een deurpost
paalde met zijn hoogen drempel er onder en voorbij; toen zwenkte Vogel,
latend den gangenden lantarendrager, op den lichtschraai af die midden
in de steeg Sivory's kroeg uitwalmde.
--"Een glaasje op onze gelukkige ontmoeting, is 't niet?" zei Vogel.
Maar Johan bedankte, neen, wezenlijk, hij had geen lust, ergen
honger.... en 't was al zoo laat, de dokter moest Jachjemed maar naar
buiten sturen.... neen, wezenlijk niet.
--"Des bêtises."
In den schamperen kroeggloed, glom het ellendige geween van zijn lichte
oogen. Zeker, ze waren groot geweest en gespannen in het duister, maar
al gordijnde de vouw er over, brekend het even kralende gekijk. En zijn
neus vlak pakkend het deurlicht, snavelde er tusschen neêr, hard en
onverschillig in een stijlen rug, maar verdrietelijk toch met zijn
hangende punt. Een zenuwachtig rilletje trok op onder uit den bluf van
den knevel en zijn mond, zijn spotmond, hoe zou die er wel onder
uitzien. En nu ging zijn linksch oog daar nog meer knijpen in een geraad
van rimpeltjes; maar boven het andere kromp de brauw, stijgend, als in
hoon, hooger.... Och, oolijk was het bijna om er om te lachen, maar ook
om er beroerd van te worden. Hij stond vaal in zijn verwaarloosde jas;
tegen zijn nek op frommelde een boord te hoog, welig warde het haar er
over. Laag hingen de handen langs neêr, missend de pijp.
--"Ik zal nog een glaasje nemen.... een tout petit.... waarom zou ik
niet?.... de rhum van Antonio is goed.... geeft me slaap.... en slapen
wil ik.... waarom niet?.... Bonsoir.... ge weet.... niets vertellen aan
monsieur Crépieux.... Dus ge komt morgen bij mij kijken?" bleef hij even
staan zeggen.... "doe het maar.... tot morgen dus, bonsoir."
Johan alleen, wachtte in het straatje.... Als nu die jongen maar
dadelijk kwam.... 't was eigenlijk zoo noodig niet, eergisteren was hij
ook wel alleen naar huis gescharreld.... Maar hij had zich nu plotseling
verloren en zoo moe gevoeld; tegen den muur was hij aan gaan leunen, met
niets geen kracht meer. Hij wachtte. Uit het kroegebinnen rommelde 't
mannengezwatel, onverstaanbaar door-elkaâr-gewar van spraak; hoog op
steigerde lachen, aanvarend op den lichtschraai naar buiten....
Antonio's plezier.... Voor zijn oogen was het werkplaatsje van den
kleermaker verschijnend, slaperig met hangende deur, een dicht huis dat
zijn geheimen bewaart. In het duister stond hij, machteloos, zoo òp, zoo
leêg, zijn maag was een leêg ding ook, o, hij had honger en dorst. En de
table d'hôte kwam in zijn hoofd blinken, linnen-blank met veel licht,
met rinkelende karaffen, met rookend eten, volop, veel zou hij eten.
Zwart, stop-zwart ging de steeg in het niet; door de wijdte was het
stil, suisstil, maar de kroeg naast hem, een gat rood walmend leven hier
in het nacht-overal. Hoor, daar ging een hond aan het blaffen, van vèraf
hortte het de huizen over, viel het in donkeren huilval, druischend in
zijn ooren neêr. Zeker, de nacht wou van hem, hij had den nacht
gedronken, te veel, met zijn oogen, met zijn ooren, met zijn adem en met
zijn handen ingetast. Hoog over de steeggeul en over de dompende
blokken, daar achter en daar rechts en daar links, daar schoof de nacht
ruimte van grondeloosheid, verijsd, gemat, vliedend in ijle atmosferen
boven het maan-blauw al hooger, bewicheld met sterren, radeloos al meer.
En met de behoefte, plotseling, iets van zich zelven heelemaal te zien,
stak hij zijn hand langzaam van zich af in den rossen deurgloed.
Hoor, daar was Vogels verweerstem fel van zich afbekkend.... een
onbekend geluid raffelde er tegen in. Dan gromde het wat van uit de
diepte: zoetsappig gekeuvel, gekwispel en gekal van mannen die door den
neus praten. Vast zaten er Arabieren te drinken.... Eergisterenavond
ook.... Maar dat kwam van den opgeruimden kolonel met zijn joviale
vertelsels, en dadelijk toen Antonio's jongensachtig lachen, duidelijk
over het voorplaatsje aangedragen door het roetachtige geroezemoes:
--"Oh, monsieur Badaud, schei uit, ik stik."
--"Pak aan, muchacho.... licht."
Dat was de stem van Antonio's vrouw.... nu zou Jachjemed wel dadelijk
hier zijn....
En Johan ging los van den muur.


V.

--"Herein."
Over den drempel met een stap als in een kuil, was Johan onverwacht
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Gekken - 08
  • Parts
  • Gekken - 01
    Total number of words is 4768
    Total number of unique words is 1586
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 02
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 1714
    32.7 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 03
    Total number of words is 4558
    Total number of unique words is 1622
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    47.8 of words are in the 5000 most common words
    54.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 04
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1584
    36.3 of words are in the 2000 most common words
    47.9 of words are in the 5000 most common words
    54.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 05
    Total number of words is 4462
    Total number of unique words is 1676
    29.4 of words are in the 2000 most common words
    40.9 of words are in the 5000 most common words
    47.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 06
    Total number of words is 4804
    Total number of unique words is 1471
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    59.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 07
    Total number of words is 4561
    Total number of unique words is 1612
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    48.4 of words are in the 5000 most common words
    53.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 08
    Total number of words is 4612
    Total number of unique words is 1700
    32.6 of words are in the 2000 most common words
    44.8 of words are in the 5000 most common words
    51.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 09
    Total number of words is 4560
    Total number of unique words is 1635
    35.5 of words are in the 2000 most common words
    47.8 of words are in the 5000 most common words
    54.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 10
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 1770
    30.4 of words are in the 2000 most common words
    42.4 of words are in the 5000 most common words
    49.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 11
    Total number of words is 2283
    Total number of unique words is 940
    35.3 of words are in the 2000 most common words
    45.6 of words are in the 5000 most common words
    53.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.