Gekken - 04

Total number of words is 4596
Total number of unique words is 1584
36.3 of words are in the 2000 most common words
47.9 of words are in the 5000 most common words
54.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
gele graastanden, de bitten rinkelden tegen de bakken, ijzergeluid
klinkklonk in de zonnige straat.
Bijna zonder eigen schaduw op den grond stapten ze; Johan zag naast zich
den dokter loopen, grooter dan hij zelve, al liep deze ook met een
ronden rug, als in de schouders geknakt. Vogel ging voort in zijn
schunnig-blauwe jas, glimmend tot langs de beenpanden, de hand aan zijn
pijp, rookblazend veel boven zijn stijven romp, voorover geheld ook in
de daling. Hij ging zoetjes aan, als iemand die over den schouder wat
voorttrekt, als een myop mensch met halfdicht turende oogen. Nu van ter
zijde bekeken, was zijn snavelneus het voornaamste van zijn gezicht,
schedel en kaakstuk leken onbelangrijk bijna; aan zijn voorhoofd, dat
druk van rimpels, bultte onder een ouden flaphoed, groezelden
uitgebleekte, als weggeschroeide wenkbrauwen. Weifelend kromp de kin
achteruit, stekelig van roode en grijze stoppels, ook waren zijn wangen
slordig onder een baard van acht dagen; maar klein en verstandig
schulpte het oor met een dikken luisterrand. En zijn mond verdween
geheel onder een bos half-cirkelende snorharen, in 't midden als
pegeltjes, altijd nat, onder de dubbele beademing van mond en neus.
Ze liepen de straat af, de weg elleboogde, en een poorttunnel door. In
den dunnen schemer zat er een schildwacht op een bank, als een vrouw in
witte kleêren, alleen zijn oogen leefden. En zij daalden tusschen stomme
muren, wallen; hoog was het zonblauw.
--"Verstandige lui, uw landgenooten," vervolgde Vogel in een droge,
opsommerige gewoonte van maar-door-praten, "en extra-ordinaire
gemüthlich." Hij gebruikte een onverschillige manier van redeneeren,
bandeloos sprong hij over van 't Fransch- naar 't Duitsch-spreken.
--"Die brave monsieur Crépieux met zijn schorpioenen.... dat wil
entomoloog spelen.... aartsdomme kerel.... ik had ze wel in een half
uurtje kunnen gevangen hebben.... maar een anderen dag.... wissen
Sie.... als ik een dag wat veel gevangen heb, deponeer ik er wat van in
den toren.... niet zeggen, hoor.... Antonio versteht mich.... moest
Crépieux niet begrijpen kunnen, dat met nat weêr niet te vangen is....
wijntje gedronken.... wissen Sie, met den wachter van den vuurtoren op
kaap Espartel, een landgenoot van me.... nu ja, Oostenrijker.... ik ben
Hongaar.... zijt ge al geweest op kaap Espartel?.... Neen.... mooie
wandeling...."
Als iemand die de behoefte heeft zich uit te praten na lange stomheid,
raffelde zijn stem; lijmerig leuk, of spotziek, met een ietwat dikke
tong en dan in eens heel rad of het van binnen bij hem stookte.
Een Arabier draafde achter een ezel tegen de straat op: brandrood
gloeide zijn fez. De vent begon zijn beest te slaan en aan te schelden,
omdat 't niet voort wou, maar met luie gretigheid lipte langs de rottige
muurkanten naar de dorre distels.
--"Weet ge wat die meerschuimen pijpekop daar langs ons uitschreeuwt?
'Vooruit, hond van een Christen,' roept hij naar zijn bourriek.... We
staan niet erg hoog aangeschreven, vindt ge wel.... de kerel verlangt
naar zijn slaapje.... ja, slapen, slapen te kunnen!"
't Pad geelde, want het strandzand begon den weg te bevloeren, 't loopen
werd al moeielijk.... zoo dadelijk zou de zee wel verschijnen. Maar de
dokter sprak voort en Johan's oogen begonnen van zelve het kijken te
laten, hij begon meê te loopen in de dommeling van den praatroes.
Telkens voelde hij wel het klotsgeschok van zijn teekentasch tegen zijn
beenen, maar overigens.... Wie zou hij zijn, wat was dat voor een
man?....
--"Badaud is een jakhals.... wissen Sie, en Crépieux.... ah bah!"....
Vogel maakte met zijn pijp een zwaai door de lucht of hij lastige
vliegen wegjoeg; het klakte sussend in zijn mond.... hij herhaalde: "ah
bah.... wat kan dat u schelen!"....
--"Kaap Espartel?.... vier uren hier van daan," gaf hij antwoord op
Johan's vraag.... "altijd als ge den ouden weg neemt, de nieuwe gaat in
drie uren direct naar den toren.... menig keertje er geweest.... de
rotsen waar de toren op staat, zijn rijk voor een snuffelaar als ik
ben.... die vuurtoren.... als ze maar durfden, braken de Mooren vandaag
nog dat ding af.... dom volk, zou amice Badaud zeggen.... maar ik
vraag, wat kan hun die straat van Gibraltar schelen?"
--"Die toren? wel,.... die is daar gebouwd door een Fransch ingenieur,
voor rekening van een internationale compagnie."
--"Ja!.... een compagnie.... une compagnie.... wie heeft ooit kunnen
uitmaken wat een compagnie is, vraag zulke dingen aan Antonio.... al de
mogendheden hebben er natuurlijk belang bij dat de vaart door de straat
goed is.... die toren is een internationale behoefte.... voilà ce phare.
Braun, mein guter Wiener, is daar wachter.... Immer ganz allein da
oben."
--"Holland".... bromde hij weêr met zijn ontevreden binnensmondsche
stem, als hij antwoord geven moest.... "Holland?.... weet niet, denk van
niet.... Holland, zeg.... hoeveel malen zijt ge Holland buiten Holland
al tegen gekomen.... Voor eenige jaren was hier nog een Hollandsch
consulaat.... de Belgische is nog een groote heer hier.... maar 't was
te duur, een eigen consulaat te hebben, en nu neemt een ander 't baantje
waar.... dass versteht sich.... de Engelsche of de Zweedsche of de
Belgische, of een die het op een koopje voor drie, vier landjes gelijk
waarneemt.... hm, 't is een lastig ding.... vraag het maar aan Antonio,
die krijgt al zijn brandewijn uit Holland.... sind ja doch wirklich ganz
gemüthliche leute, die Holländer.... Drôle de pays.... Rooken dat is
goed tegen de vliegen, wissen Sie!...."
Hij snapte, mopperde, dikwijls moeielijk voor den ander te verstaan; in
zijn damp loopend, blies hij den rook machinaal voor zich uit.
--"Il y a là-bas du bon tabac, 't is waarlijk een culte bij u, al die
mooie winkels waar tabak verkocht wordt, on dirait des temples!" sprak
zijn stem hoog, met wat kinderlijks in het geluid.
--"Niet waar? beste tabak."
--"Ah oui, c'est quelque chose."
--"Een pijp goede Porto-Rico, hé?"
--"Daar herken ik u weêr.... Drôle.... Antonio heeft Hollandsche
sigaren.... kosten bijna niets."
Al het toeschietelijke en kameraadachtige in zijn manier van praten was
als in eens gevlogen. Hij zei niets, stapte voort, of de ander niet
naast hem ging.
De weg verliep tusschen verweerd rotswerk. Links, waar Vogel sjokte,
steeg de wand rechtop, berghoog. Het Hôtel Central stond daar, een
groote til gelijkend, in de lucht.... "sapristi, wat hoog."
't Pad was enkel zand geworden. Tusschen de wallen door kwam het blauwe
water van de baai op-en-op verschijnen, 't geleek een scheur tusschen
heuvels en aarde; een witte schuimstreep, feestelijk als een lange veêr,
wuifde en speelde er door heen. En vèr-in, met de illusie van
stilstaande poppetjes, prijkten een paar boompjes, smal en rood onder de
roze heuvels, nog in najaarsgebladert.
Hoog de zon.
Toen was de weg zoo een duin snel afdaalt. Zij waren de muren uit.
't Strand lag verlaten. Daar aan de borstwering, een eindje nog langs de
zee, leunde een man met lange, bloote beenen, de schouders op.... 't
leek wel een hoofdloos mensch.... stond hij te slapen?
De dokter vertelde onverschillig, voor den wind weg.
--.... "Ik herinner me vooral van Amsterdam een ouden mijnheer.... in
mijn gedachten, rare gedachten.... noem ik hem altijd: le vieux. Tijdens
het congres was ik meermalen zijn gast.... dat was een rooker.... hij
had heel wit haar, overvloedig, als zij zoo zacht, en witte handen,
verbazend blank met rose nagels.... ik zie hem nog.... het lachje
waarmeê hij na 't diner een sigaar presenteerde.... ik hoor nog zijn
zachte stem, als hij, na 't dessert, de mooie handen op zijn buik,
rookende voluptueus en zichzelven bestreelende wanneer hij over zijn
goed land sprak, zacht lachte.... o, suave, wanneer hij Fransch
praatte.... en dan die handen met het rimpelige vel als hij goed gegeten
had.... 't was zoo lekker dommelig.... dikwijls is 't mij later in
Afrika's woestenijen gelukt, wanneer ik na een wilden dag, van
overspanning onder mijn tent niet slapen kon, in te slapen door te
denken aan 't geluid van die stem, zoodat ik 't hoorde.... te denken aan
die witte, zegenende handen, zoodat 'k ze zag.... Le vieux bonhomme....
om u de waarheid te zeggen.... hij verveelde me soms geweldig, votre
compatriote, wissen Sie.... c'etait trop doux.... Herr Gott, ja.... Eens
herinner ik me, 't was bij een diner met de congressisten.... Gott,
Gott.... wat is dat lang geleden.... mijn gastheer opgestaan, een toost
van hem bij 't dessert.... ik niet alleen had een glaasje gedronken,
wissen Sie.... 't was niet om te verdragen.... ik zat een eindje van hem
af.... zijn mond ging open en dicht, gapen, geeuwen, 't was of hij
sneeuw at, zijn woorden smolten in zijn mond. Toen heb ik mijn handen
aan den rand van de tafel moeten vastklemmen, wissen Sie.... want ik wou
opspringen en hem naar de keel vliegen.... het uitschreeuwen.... mais
criez donc, nom de Dieu.... die goeie oude heer, hij had 't moeten
weten.... We zullen maar wat blijven loopen hier aan de zee, vindt ge
het goed?.... we hebben nog wel den tijd, 't is nog niet éen uur op de
zon, dat klokje staat maar nooit stil.... 't is hier frisch, 't stonk
daar ginds.... poeh.... petit homme, also Sie sind Holländer! Gij zoudt
met mij niet in Amsterdam langs de straten willen loopen, hè.... wat zeg
ik."
Onverwacht sprak hij op den man af, en evenals wanneer hij zijn
wissen-Sie's uitsiste, loenschte hij om naar Johan, die zijn mond vol
tanden voelend voor dien onstuimigen woordenstroom, de kwelling
onderging van niets terug te kunnen zeggen.
--"Nun, nun," zei Vogel.... en hij suste weêr klakkend met zijn tong,
"laten we hem met vrede; 't is waar, moi, je suis un homme fini....
waarvoor en waarom leef ik nog.... is het niet omdat ik te lui en te
bang om te sterven ben?"
Hij was blijven staan, turend of hij wat zag boven zee, de oogleên in
peinskringen om de oogen gekrompen, met een schuine vouw hing 't vel uit
de kas, drukkend het bovenlid neêr; wat waren zijn pupillen zwart,
verdonkerd nog in de staring, als een inkijk in zijn duister binnenste;
het blauw er om heen brak onder de dichtrimpeling vanonder de
oogharen.... zouen die oogen niet zoo zijn als hij gestorven was?....
Neen, dat was geen man die om meêlij bedelde.
Ze stonden beiden gezicht in gezicht. Stilte van een warmen slaap was om
hen.... hoog de zon. Een blauwe rookgulp wolkte achter de snor van Vogel
vandaan, vrij van achter de gulden tralies der knevelharen: lichtend
wittig dan het licht in, stuivende pluisjes zondamp dan de ruimte door.
--"Wat is rook toch een mooi ding, hè!" zei Vogel.... "ach, Herr Gott,
da fang ich wieder an sentimentalisch zu werden."
Ze stapten weêr verder.
Naast hen lag de baai blauw-uit, vlak gestrekt in zonnige rust. 't Water
ebde. Loom deinden de lange waterbanen, rimpels en niets meer,
onverwacht als denkplooien komen in een effen voorhoofd, kwamen ze op
uit 't kalm soezende nat, met lange schuimuitkruivingen, bewegingen van
zachte zwemmers, meeuwveêrwit aanscheren. Maar op het zand plaste het
water uit tot een plots-kokende waterborreling, even kwaad, dan zoog en
trok de baai zijn banen achteruit, pareling nalatend op 't strand, als
bronwater op de tong, in een gisting van geruisch.
Aan den overkant lag blank, met een kerkspitsje laag, vaag een wit
menschendorpje, aandommelend met zachte spiegeling onder den wal.... het
vaste land weêr.... Europa.... maar verdroomd achter 't licht. Rechts,
een bastion in zee, Gibraltar's dreigende torenschim, en met een sprong
der oogen het waterblauw, de straat, over, de toegankelijke straat naar
de onbekende groote en diep-in geweldig-lichtende Middellandsche zee; en
dan de rood omsnellende heuvelreeksen.... Afrika al.... woningloos....
vèr aan den duizelenden horizon het gesilhouet van den Atlas,
berg-ijs-blauw.... en vlak hierbij.... duinen.... wit zand met twee
schrale boompjes als witte berkjes.... begoocheling van eigen
stranden.... woestijnbegin en thuis, en dan een dadelijk verschrikkelijk
gevoelsvisioen van dorheid en dorstlijen.
--"Ongeluk, 't is een ongeluk," zei Vogel, en 't klonk als een
jammering in den wind, "een groot, goed mensch geboren te zijn."
Hij lachte luid na, even schril:
--"Vraiment, c'est du Sophocle.... waarom niet?"
Zij liepen over het natte en donkerder zand door de waterkeering
verlaten. Het strand deinde onder de stappende voeten.
--"Des bêtises, wissen Sie, maar dat is toch erg, gehoond te worden tot
het laatste, te moeten verdwijnen, zonder dat vuile, krieuwelige tuig,
mijn innige verachting in 't gezicht te kunnen spuwen. O, ce Crépieux!"
en zijn knorrige stem was met vocht beloopen, "hij is me de baas."
Ze liepen. 't Zand lag in lange ribbelingen; op de aarde, als op een
reuzenschaal had de zee den geleidelijken achteruitgang gemerkt van het
almaar ebbende water.
--"Vergeef me," begon hij wat weeker, "wat kan het u schelen als ik naar
den grond ga.... ça arrive.... n'est-il pas que tout existe pour faire
penser?.... maar och, ik zou willen nu, dat ge me gekend hadt,
vroeger.... en waarom?.... dat ge wist hoe mooi ik begonnen ben.... Bah,
wat brandt dat water daar fel in mijn oogen".... Hij spoog op 't zand,
den mond vol speeksel, gaf een veeg langs zijn snor met den rug van zijn
hand.
--"Attendez!" zei ie, "mijn pijp is vuil."
Hij stond weêr stil. Johan met hem. Vogel bukte naar den grond, zoekend
een stokje of een strootje of een verloren veêr.
Het strand blonk nog altijd verlaten. Heel in de verte leek het wel of
er menschjes liepen, donkertjes onder de ietwat al dalende zon. Walmpjes
wind doesden breed aan, op de tong verziltte het speeksel, en een
benauwde nicotinegeur ging om de pijp van Vogel.
--"Daar," wees Johan naar den grond den dokter aan, die laag, bijziende
als hij was, met de handen scharrelde.
--"Daar, neen, die is te kort."
--"Is die goed?"
--"Merci."
Ze kwamen beiden op, Vogel even kreunend.
--"Badaud?" vroeg hij, met zijn pijp onder zijn oogen peuterend, "hoe
vindt ge Badaud.... kolonel.... geloof er maar niets van.... de la
blague.... ach, Badauds kunnen alleen zwakkelingen als ik ben kwaad
doen, wissen Sie.... maar Crépieux.... pas op de Crépieux."
--"Zoo," zei Johan, zacht meêgaande en proevend uit den klank de
bedoeling.
Stom was hij naast den dokter blijven loopen. De kleine
vertrouwelijkheden van dien man, van wien hij voelde hoe hij onder de
zon al in den dood leefde, bleven in hem vallen en brachten meê hun
eigen zwarte beklemdheid. Hij liep naast Vogel, soms met het
onpasselijke gevoel dat angst voor iets onbekends geven kan, iets dat
men uit zou willen spuwen, zoo kropt het in de keel, en dat men maar
niet van zich af te zetten vermag. Hij bracht zijn handen aan zijn zij,
instinctmatig, als om zich zoo bij elkander te houden.
--"Laten we teruggaan," sprak weêr in rookdamp, Vogel.... "'t is half
twee.... hoor, de muziek is boven."
Schaduw sloeg al voor hun voeten uit op 't korrelglanzende zand, schaduw
als van dwergmannetjes. Het zachte branden van de middagzon prikte Johan
in den hals nu.
Ze gingen. Vóor hen om de kromming der baai praalde de stad in 't op- en
uitgestapel van haar bordessen, met het optronende hooge huis,
zonblokkend op de schroeierig roode rotsen. Gelijk een star maanvisioen
verscheen Tanger boven de blauwe pracht van het soezende water, onder de
luchtblauwe overspanning van den wijden hemel.
Beneden donkerde het havenwerk, rommelig, maar verlaten van drukte; een
keikleurige pier stak het water in, en de Moorsche lichtervaartuigen met
de dwarslijnen van hun ra's met gereefde zwarte zeiltjes, guirlandeerden
er tegen de vuil-blanke onderste huizen van de oude stad. Maar zie,
lager naar het strand, daar was al beweeg van omloopende figuurtjes,
wittigheidjes van burnous en kleurtjes van kaftans. Ze gingen schichtig
de walstraat in.
Buiten de baai, in de wijdweg blauwende waterruimte, van
plezierscheepjes scheen wel, witte zeiltjes.... twee, drie, vier, als
driehoekige vogelvlerken.
Maar uit het stil stralende stadje zoemde, en al dichter en duidelijker,
het openluchts-joedelen van een herdersfluit, woestijnmuziek, en toen
aangedragen op den wind, het ondergrondsche gebom van een geslagen trom;
't woei weêr weg, maar jagen kwam een wilde snerp, dol geworden, zich
opslingeren in de lucht.
--"Ik vraag mijzelven af," ging Vogel voort, "waarom toch vertel ik u
dat alles, aan u, dien ik voor een uur nog niet kende.... steun
zoeken.... zwakheid van me.... 't is waar, ge hebt geen kwaad
gezicht.... laat kijken.... dat bedriegt wel.... dan.... gij zijt een
Hollander en ik ken uw land tamelijk wel, votre drôle de pays," begon
hij weêr te schimpen.
--"Ge schijnt erg in uw schik die uitdrukking gevonden te hebben," liet
Johan merken dat hij geraakt was.... "of, en dat is niet aardig, ge wilt
twist met me zoeken."
--"Waarom?"
--"Omdat ge nu al zoo dikwijls hetzelfde zegt."
--"Ah bah! zet er u toch geen gal van, jongmensch.... 't is om te
lachen.... lachen, lachen.... meer waard dan de vrees, die de
patroon.... pardon.... monsieur Crépieux, ons zooeven aanprees.... leer
lachen.... Bah, daarvan komt al mijn kwaad.... ik deed het nooit
genoeg.... Zeg zelf, wat baat het mij nu, lachen te kunnen.... en wat
scheelt het een ander als ik vroolijk ben.... u, par exemple.... over uw
Holland, en pour cause...."
--"Dat doet me zeer."
--"Allons donc, 't is de moeite niet waard."
Met de zon in zijn nek, begon er kwaadheid in Johan te schroeien en hij
flapte uit:
--"Ik wou dat ge uw mond hieldt."
--"Dat zegt monsieur Crépieux ook, ha!"
--"Ge kent mijn land niet, al denkt ge 't, gij hebt niet het recht met
mij te spotten."
--"Allons donc, votre Hollande est tout bonnement un pays fini."
Vlàn! als een klap in 't gezicht, ontving Johan Vogel's onverschillig in
den wind gegooid oordeel. Hij had een twist, een kibbeling verwacht en
gewenscht, maar nu dàt, als 't eindbesluit na een lange redeneering
sloeg zijn kwaadheid stuk. En het was of er een ander naast hem sprak,
toen hij zijn eigen wrevelige stem hoorde zeggen:
--"Ge liegt."
--"En waarom?"
--"'t Is niet waar."
--"Ah, jongmensch, ik weet het heel wel.... ge zijt artist, et tous les
artistes rêvent aussi un peu la gloire de leur pays.... maar zeg, waarom
zou ik liegen, waarom u plagen, wat kan het u schelen, herhaal ik, wat
ik meen, ik.... ik die de gewoonte heb gekregen alles luid uit te zeggen
wat ik denk.... waarom?...."
--"Waarom? waarom? weet ik het?".... zonder het te willen deed Johan
Vogels stem en manieren na.... "gij die...."
--"Ge durft niet.... omdat ik een verloopen kerel ben, wilt ge zeggen,
is het niet zoo? wat is de waarheid eenvoudig, niet waar?.... ik wou dat
dat water niet zoo helsch glom.... maar, petit homme, dat maakt het mij
juist zoo gemakkelijk te zeggen wat ik denk.... où est donc votre
fameuse intelligence?.... menschen als ik.... zijn als groote gekken,
wissen Sie, ze hebben niets te verliezen, ze hebben niets te bewaren."
--"Verdomme," vloekte Johan.... en hij zei maar wat.
--"Wat, wat zegt ge.... goeie individuen.... maar zijn die niet
overal.... onder de.... Dinka's, onder de Hongaren, n'importe.... waarom
dan niet in uw Holland.... sans doute, 't is là-bas als in mijn
uitgeblonken leven.... vonken nog.... ah oui.... opflikkerende
vonken.... des morceaux de pensées.... maar het lichaam.... wissen Sie,
la masse reste inerte, frappée d'apoplexie."
Wederom moest Johan maar wat zeggen, verslagen. Wat te antwoorden aan de
driestheid van zoo'n naren kameraad, die in de vernietiging van
zichzelven, den ander te treffen wist in zijn ongelukkige origine.
--.... "Waarlijk.... ge hebt gelijk, waarlijk, das bewegt sich, ça
existe, 't maakt leven.... jawel.... als deze zee, wissen Sie, die maakt
ook leven.... hoor.... maar in waarheid beweegt het water niet, water is
traag, voortgaan doet het niet.... 't schommelt, 't schommelt....
uit.... thuis.... un songe.... begoocheling van beweging...."
--"O, we hebben nog kracht, we zullen nog veel.... we zijn nog rijk."
--"Steinreich, niet waar?.... Zijt ge 't bij geval zelve?.... Herr Gott,
noch einmal.... daar weet ik van.... rijk.... waar is dan toch uw
rijkdom.... une tradition.... als uw heele bestaan là-bas.... Rijk....
des vaches.... voilà une trouvaille."
--"We hebben nog, we hebben...."
--"Wat?"
--"We hebben nog groote artisten, par exemple, tout le monde le dit...."
--"Jessus...." hoonlachte Vogel met zijn hand aan zijn oor.... "daar heb
je den ouden heer weêr.... hm.... hm.... een volk dat groote artisten
heeft is zelve groot.... want de artisten komen toch uit het volk....
qui le dira, je demande.... Hij heeft ze mij genoeg aangeprezen, uw
artisten.... le plus fameux.... une femme, n'est-ce-pas? et.... mais ce
sont des vrais Mormones là-bas.... Drôle de pays.... dat is er van gaan
houden zoetjes gekitteld te worden...."
--"Ik waarschuw u, mijnheer!"
--"Dreigen geeft niets.... dadelijk doen.... nu is 't al te laat.... nu
zijt ge alweêr wat kalmer...."
--"Petit homme, petit homme...." vervolgde hij, gemoedelijk lurkend,
"zet u er toch geen gal van.... à quoi bon?.... voorheen heb ik ook wel
eens gedacht, sprekend met een goed mensch là-bas, dat uw vroeger zoo
sterk, zoo springlevend volk zichzelve suicideerde, bewust, omdat 't
niet anders kan.... maar 't is niet waar.... wissen Sie.... comme moi,
traînard.... oh! ik weet wel.... ah, bah.... gaan we maar weêr naar
boven.... even aanloopen bij Antonio en daar, wed ik, offreert ge mij
een glaasje.... drinken, een sigaar in de zon rooken.... voilà, mon
cher, voor 't oogenblik, absolument quelque chose."
Hij had Johan onder den arm genomen, maar die, wrokkend, zei:
--"Neen, daar houd ik niet van, ik loop liever los."
En de zee verdween. Daar op de borstwering leunde nog altijd de man, of
hij te slapen stond.
Van-om de haven daalden nu veel menschen: vrouwen bij tweeën tredend,
spookrecht in hun omsluiering; sommigen hadden een ronden bobbel
uitpuilen van achteren, door het onder de doeken op den rug gedragen
kind; en heeren, kalm loopend, ook in omsluiering tegen de
zonnebranding. Veel mannen, werklichamen, kwamen op hooge naakte beenen
aan, die ze uitwierpen, neêrspalkend de voeten in de smakkende muilen;
scheenspieren spanden taaie vezels onder kuiten als van hard hout.
Forsch met de armen zwaaiend, weken zij den hoek om en de walstraat in,
dadelijk kleurend in samenlooping, of gingen den buitenweg op die achter
de muren cirkelt rond de stad.
Johan en de dokter liepen meê in de walstraat, maar Vogel, thuis, sneed
al gauw een zijsteeg in, en ging toen links en rechts, wankelend over 't
lastige pad als een dronken man, in zijn pijprook schier dravend.
Ternauwernood hield Johan hem bij. Langs versch gekalkte, met oker
besmeerde muren gingen ze, lage slopjes door, nauw en gedrongen in
gelen schemer, soms pakkend op een hoek een worp zonlicht gelijk een
neêrgeschoten pijl. De straatjes volgden elkaâr, vaal als harpuis of
wittig van wanden, bespat, bedrekt, waar een oud geluikt raam en op de
ribbels met zand bestoven, soms met kruishouten dicht was; over een weg
vol gaten struikelde Johan met telkens zwikkende voeten den dokter
achterna, hoog en laag door de drogende modder, over struiken en groen,
bossend en bezemend overal, vegeteerend in den vruchtbaren
zonne-schemer.
--"Loop toch wat aan," riep Vogel.
Dan gingen ze voorbij een kleine deur en met een snellen inkijk zag
Johan als in een droom, er een vrouw staan in een hemelsblauwe pantalon
die uitpofte, opgeblazen scheen om de dijen, maar om de enkels straks
was. Zij hing kleêren over touwen te drogen, hief de armen boven het
hoofd op, het zwarte vestje plooide langs haar borst, soepel in 't witte
onderhemd. Kin en bovenhoofd had ze, als bij een gekwetste, in doeken
gewonden, aan haar voeten graaide een kind over den vloer van gebakken
steenen en spartelde met de naakt-blozende beentjes in de lucht.
Verderop verliet een Moor zijn huis, overstappend het drempeltje,
neêrbukkend uit het lage kozijn, met een verstoord kijken ging hij
norsch voort. En een schrale Hebreër, schriel-spichtig van kop, met een
pluizigen en wormstekerigen baard, die een oude vijgenmand aan een
touwhengsel in den knik van zijn arm had hangen, die een tooneelachtigen
wandelstaf telkens tikte op den grond, liet hen voorbijgaan, groetend
beleefd met de hand op zijn hart, door de looze oogen nieuwsgierig
vragend: "wie zouen dat zijn?"
De muziek wandelde, scheen wel, oproepend door de stad. Onverwacht,
gelijk aanwaaiing van tocht, zoemde bij wijlen het schreien van de
verre rietfluit, en dompte het geboem van de gong; het was met den
vinger aan te wijzen waar de muzikanten liepen.
Vloekende, van binnen nog kwaad, strompelde Johan achter den dokter aan,
die zwaaiend met één arm, met langere beenen harder loopen kon.
.... Duivelsche vent, dat noemt zich òp en wat kan hij nog hard
loopen.... Kijk, zijn eene schouder is hooger dan zijn andere.... en een
neiging kropte in Johan's keel om Vogel uit te gaan jouwen, onder het
loopen hem na te schreeuwen.... Zeg, struikel niet over je scheeve
hakken! zeg, trap niet op de randen van je pantalon! Sapristi.... daar
kon je op loopen, dat klonk als een deuntje.... trap niet op de randen
van je pan-ta-lon.
Nog een hoek om en weêr een bocht. Vogel gaf een ezel die in 't straatje
graasde, een stoffig-klinkenden klap op het kruis, 't beest sjokte uit
den weg.... toen, een eindje snel dalend en ze waren als neêrgevallen
midden in de straat, in eens herkend, die van 't Kleine naar 't Groote
Zocco gaat, en waar onder de zon de drukte in de breedte drong.
--"Te laat voor Antonio," zei de dokter, even keerend, "de muziek is
achter ons, boven, hoor maar!"
Dof, in een breede uitrolling van een geluid dat veel lucht verzet,
dichtbij gehoord als na-dondertjes over wolken vertuimelend, bonsden nu
de slagen van de donkere trommel: boem, boem, boem, gronderig onder het
neusachtige getoeter van de klagelijke klarinet.... hoor!.... dat klonk
als een melodietje, almaar dezelfde vijf, zes nootjes, je zou ze kunnen
teekenen, het overspringen van de krijtende klankjes, een lijntje als
een snel bliksemstraaltje, zigzaggend, en dan den gillenden snerp,
recht.
Een keiige vloer, baande de straat op; drukte joeg onder de huizen,
storend telkens de eenzelfde beweging van kalm opgaande menschen. Aan
weêrszijden der straat winkeltjes; tusschen de lieden door zag Johan
weleens een koopman gehurkt zitten op zijn mat, in de schaduw en aan 't
rooken alsof er in de wereld niets anders was te doen, keek hij uit
stil-bruin, doffige oogen den voorbijgaanden menschendrom aan. Op de
platformen boven de winkels stapelde veel opgeborgen pakhuistuig; manden
en tonnen, vervreten door regen en veel zon; hooger stegen dan weêr
muren naar het blauw.... Daar gaapte een zwarte hoefijzerpoort over de
hoofden.... van een hal, leek wel.... en kijk, daar puntte de hellebaard
op van den marabout.... van dien aansteller in zijn splinternieuw oranje
theaterpak.... den heilige met zijn gemeene, branderige oogen.... Zie,
hoe dat ding gepoetst was en blikkerde in de zon.... Die vent liet zich
teekenen.... dat had de gids verteld.... Een Belg had eens een
schilderij naar hem gemaakt.... een heel duur.... dat weêr had Antonio
verteld.... Hè.... wat rook die Arabieren-rug daar vóór hem....
muskus.... en uitwaseming van sterk vleesch.... 't stonk wild....
Zij liepen al onder den walmuur, nu aan het Zuidwesten van de stad. Ze
gingen de straatpoort door. Daar zat zoo'n gestrafte dief, de oogen
verschroeid als bij een blind gebranden vink, in den zonnigen post,
onder de deur weggedraaid op sterke scharnieren, zijn godsdienstig
deuntje te zingen. En Johan moest neêrzien op zijn dood gezicht,
achterover met den jammerenden mond.
Tusschen de fladderende, kleurende en lawaaiende drukte gingen de beide
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - Gekken - 05
  • Parts
  • Gekken - 01
    Total number of words is 4768
    Total number of unique words is 1586
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 02
    Total number of words is 4586
    Total number of unique words is 1714
    32.7 of words are in the 2000 most common words
    45.0 of words are in the 5000 most common words
    52.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 03
    Total number of words is 4558
    Total number of unique words is 1622
    35.9 of words are in the 2000 most common words
    47.8 of words are in the 5000 most common words
    54.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 04
    Total number of words is 4596
    Total number of unique words is 1584
    36.3 of words are in the 2000 most common words
    47.9 of words are in the 5000 most common words
    54.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 05
    Total number of words is 4462
    Total number of unique words is 1676
    29.4 of words are in the 2000 most common words
    40.9 of words are in the 5000 most common words
    47.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 06
    Total number of words is 4804
    Total number of unique words is 1471
    40.7 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    59.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 07
    Total number of words is 4561
    Total number of unique words is 1612
    36.0 of words are in the 2000 most common words
    48.4 of words are in the 5000 most common words
    53.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 08
    Total number of words is 4612
    Total number of unique words is 1700
    32.6 of words are in the 2000 most common words
    44.8 of words are in the 5000 most common words
    51.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 09
    Total number of words is 4560
    Total number of unique words is 1635
    35.5 of words are in the 2000 most common words
    47.8 of words are in the 5000 most common words
    54.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 10
    Total number of words is 4551
    Total number of unique words is 1770
    30.4 of words are in the 2000 most common words
    42.4 of words are in the 5000 most common words
    49.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gekken - 11
    Total number of words is 2283
    Total number of unique words is 940
    35.3 of words are in the 2000 most common words
    45.6 of words are in the 5000 most common words
    53.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.