Gedichten - 4

Total number of words is 969
Total number of unique words is 498
45.5 of words are in the 2000 most common words
56.9 of words are in the 5000 most common words
61.5 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
En, met den lach, stierf zijne liefde heen:
’t Gedenken blijft alleen.
Slechts de gedachte aan hem, dien ons de dood onttoog,
Blijft, voor wie hem bemint, bestaan.
Wij willen zien, en zien de wolken aan,
Doch zien zijn beeltnis niet omhoog.
Dáár blinken starren, zacht, gelijk zijn oog....
God mijner ziel! Neen, hij is niet vergaan:
De ziel kan hem nog gadeslaan!
Hij leeft: want in den zilver-glans der stille nacht
Zie ’k zijn gelaat, nu maneschijn
Zweeft--als mijn liefde--over zijne doode-schrijn:
Dan rijst hij uit het graf en lacht,
En fluistert van ik weet niet wat, heel zacht....
En dan bevat ik niet, wanneer ik biddend wacht,
Waarom of _ik_ niet dood mag zijn!”


DUIF EN SPERWER

„Mijn God”--zoo sprak de duif--„is innig-zacht,
Heeft donzen wieken, en bemint ons allen;
Almachtig, heerscht hij over duizend-tallen
En houdt op ieglijk duifje trouwe wacht.”
De sperwer sprak: „Mijn God heeft vlucht en kracht,
En kan op eens uit hooger luchten vallen,
En die Volmaakte laat een juich-kreet schallen,
Wanneer zijn schoone neb een doffer slacht.”
Zoo keven zij; de een riep: „Gij lastert God”--
En de ander: „Gij zijt dom”--„Gij wilt mij krenken”--
--„Godloochenaar!”--„Gij drijft met God den spot!”--
Een uil, vol wijsheid, zag ik stilte wenken;
Die sprak: „Verdraagt elkaar, en weest niet zot,
Daar wij ons, állen, God met vleugels denken.”--


AVOND

Wanneer in ademloozen schemerschijn
De vleêrmuis zwijgend wiekt in lage kringen,
En de aarde staart naar de eerste tintelingen
Der zilvren spangen van het nachtgordijn;
Als dan door ’t loof de luistrende jasmijn
De luwtjes geur’ge wiegeliedren zingen,
En sluimer daalt op breede duivezwingen...
Dan is het zalig, om alleen te zijn.
Dan is het zalig, ’t lachend oog te luiken,
Waar fulpen rust op neerzijgt, die verkwikt,
En leeft van ’t zoete liefdedroomen sluiken.
O, driewerf zalig, wien het werd beschikt,
Om in de zee der sluimring neêr te duiken,
Als daar een lief gelaat hem tegenblikt!


LEVENSWIJSHEID

Gelukkig zijn en toornig tevens gaat niet:
Wenscht gij geluk, dan moet gij dus niet toornen
Geniet den geur der roos, ontzie haar doornen:
Raak haar niet aan, en zie, de doorn bestaat niet....
Wijt het uzelven, zoo gij wrokt; het baat niet,
Of gij al bloesems eischt van de verkoornen
Tot dor-zijn. Laat de uit menschenzaad geboornen
Slechts mensch zijn; verg niet meer, en haat niet.
Wilt gij den schaterenden bergstroom stremmen...
Hij sleurt u voort, en solt u, trots uw krijten--
O, dwaas! wat wilt gij het ontembre temmen?
Wilt ge op albast uw brein te bersten splijten,
Zoo tracht de goede menschheid óm te stemmen--
Wil ze als zij is.... en haar valt niets te wijten!


DONKERE OOGEN
EEN ALBUMBLAD

Oogen, in wier diepte helle nacht
Droomt en lokt, als er de rust uit lacht--
Grondeloozen, gij, die smeekt en smacht,
Al wie oogt naar u, droomt met u mede....
Voor uw tooverende wonder-macht
Wordt de ziel van mannen zonder kracht,
En wiens kracht úw kracht ten onder bracht,
Diens geheele ziel wordt ééne bede.
Aan het vreedzaam hart rooft gij den vrede,
Maar gij schenkt hem weder, onverwacht--
En wien gij de weelde toe-bedacht
Van uw blikken, zoo fluweelig-zacht,
Dien omspannen zij van lieverlede,
En hij slaakt een lang-gezuchte klacht,
Doch een vreugderijken juich-kreet mede.
U te zien, is schoonheid zelve ontwaren,
En, waar zij op donzige englen-schacht
Nederstrijkt, om zeegnend rond te waren,
Daar versterft de haat, en geurt de zomer-pracht
Der liefde.... Donker oog, blijf dikwijls op mij staren!


EEN DROOM

Een droom--als maneschijn--in zilvren wade
En breedgewiekt, heeft mij, toen ik verwezen,
In dons gedompeld, in de rust mij baadde,
Met elpen staf een kindekijn gewezen:
Het lachte, en bij dien lach, wiens wedergade
Slechts in de zuivre zonne wordt geprezen,
Wolkte als een nevel weg al ’t zwarte en kwade,
Dat in mij mort... ’t Is me in een zucht ontrezen.
Toen was ik waardig, aan die blonde slapen
Eerbiedig de eene en de andre hand te drukken,
En in den hemel van dat oog te schouwen....
Ik zag en kuste en kuste.... úw kind, geschapen
Naar úw Madonna-beeld, en diep verrukken
Doorgolfde mij, o lieflijkste aller vrouwen!--


GOUDEN LOKKEN

Toen sprongen ze los door het stoeien,
die dartlende haren,
Ik woelde er doorheen met mijn vingers,
Ik warde met woelende vingers.
Toen hingen die lokken mij over de vingers gebogen,
Zoo smijdig en slank als de slangen.
Als trossen goû-regen, in slingers gebogen,
Als stralen der zon, door mijn vingers gevlogen,
Of tusschen de twijgen gevangen.


EEN GLIMLACH

Een glimlach schemert op dat lief gelaat,
Gelijk een manestraal op ’t afgedreven wolkje,
Dat drijft in ’t nachtlijk zilver van den trans:
Het is, of ál de lucht melodisch wordt.


UIT EEN AVONDSTOND

De peinzende avond streept het purper westen

Een damp van dauw golft langs de dicht-getreste
Dons-klavers, dommlende als een wollen sprei
Op ’t vale veld.


NACHT

De maan lachte uit het diep de starren tegen,
En ’t zilvren meir-vlak lachte kabblend meê.


ZONSONDERGANG OP ’T MEIR

In ’t meir, omkranst met wilgen en platanen,
Wier top den bodem peilt, staart avond-gloed
En spiegelt zich: de wind wiekt aan, en spoedt
Zich naar de kim....
En met hem gaan de lange waterbanen,
De lauwe geuren....
Het rozen-blad op den gefronsden vloed,
Het deinend dons der dommelende zwanen....


MUZIEK

De klanken, die u van de vingers vloten,
Als droppen rozengeur....


INHOUD.

Bldz.
MATHILDE, EEN SONNETTENKRANS.
=boek i. sonnet i-xxviii= 5
= " ii. " xxix-lv= 35
= " iii. " lvi-lxxxi= 65
= " iv. " lxxxii-cvii= 93
DE SCHIM VAN P. C. HOOFT, =opgedragen
aan dr. w. doorenbos= 121
IRIS 125
OVERIGE GEDICHTEN EN FRAGMENTEN
=onder ’t loover= 131
=drie liedjes= 132
=dooden-klacht= 136
=duif en sperwer.= sonnet 137
=avond.= sonnet 138
=levenswijsheid= sonnet 139
=donkere oogen.= een albumblad 140
=een droom.= sonnet 141
=gouden lokken= 142
=een glimlach= 143
=uit een avondstond= 144
=nacht= 145
=zonsondergang op ’t meir= 146
=muziek= 147
You have read 1 text from Dutch literature.
  • Parts
  • Gedichten - 1
    Total number of words is 4417
    Total number of unique words is 1559
    36.6 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    60.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gedichten - 2
    Total number of words is 4426
    Total number of unique words is 1663
    34.3 of words are in the 2000 most common words
    47.0 of words are in the 5000 most common words
    55.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gedichten - 3
    Total number of words is 4434
    Total number of unique words is 1590
    36.9 of words are in the 2000 most common words
    52.4 of words are in the 5000 most common words
    59.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Gedichten - 4
    Total number of words is 969
    Total number of unique words is 498
    45.5 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    61.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.