De komedianten - 14

Total number of words is 4280
Total number of unique words is 1270
40.2 of words are in the 2000 most common words
51.8 of words are in the 5000 most common words
58.6 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
de beroemde archimimus Lentulus??
--Ja, ja, hij is het! riepen zij hier. Het is Lentulus!
--Neèn!! Hij is het niet! Hij is het niet! riepen zij daar.
--Hij is het niet! riep Nilus, overtuigd, scherp toe ziende.
--Hij is het nièt!! riepen de gladiatoren.
Allen zagen ademloos toe. Zij zagen.... dat het niet Lentulus was. En
boven het Theater donderde het en de stortregen stroomde neêr uit
een grauwe lucht.
--Bij alle goden! riep Nilus. Weet je wie het is? Het is die
weggeloopen slaaf, die met dien dief zoo dikwijls in mijn taveerne
kwam!
Maar van beneden, uit de cavea, ruischte het plotse gerucht,
stemmedruischend naar omhoog.
--Het is een weggeloopen slaaf! Hij wordt in de plaats van Lentulus
gekruisigd als Laureolus! Hij wordt gekruisigd! Het is de moordenaar
van Nigrina!!
--O-o-o-oh! ruischte het, met den regen, door de toeschouwers heen.
Het velarium was geheel wèg gerold. De regen stroòmde. Maar duizenden
nog, in een verwarring, zagen naar de vreeslijke verrassing, die
Domitianus bevolen had. De weggeloopen slaaf, die gedacht werd de
moordenaar van Nigrina te zijn, werd voort gesleept door werkelijke
beulen. Het décor stelde nu een somber heuvelig landschap voor, waarin
de T van het kruis zich verhief, overstriemd voor des toeschouwers
oogen door de straffe regenstralen, die stroomden in de cavea, hoewel
niet op het proscænium, dat afdak beschutte. Allen waren opgestaan,
zagen ademloos toe....
--Zal het dìt zijn, riep Quintilianus, alle voorzichtigheid en
mogelijkheid van verklikkers vergetende; waartoe de Grieksch begonnen
voorstelling verloopt!
--Grieksch is de mode, spotte bitterlijk Juvenalis; zoo lang Latijnsche
bloedlust niet spreekt!
--Laat ons gaàn! drong Plinius.
--Ja, laat ons gaan, vrienden! smeekte bijna de oude Verginius Rufus.
--De Keizer zèlve is gegaan en ziet deze afschuwelijkheid niet
aan!! riep Tacitus.
--Ik hoor hier, zei Frontinus; van deze Senatoren, dat een beer den
ongelukkige aan het kruis zal verslinden!
--Het einde van "Laureolus"! spotte verontwaardigd Suetonius.
--Gaat, vrienden, zei Martialis. Ik blijf.
--Blijft ge?? riepen zij allen.
--Ik blijf, zei Martialis ernstig. Dit is mijn tijd. Dien wil ik
zien. Ik wil mijn tijd toeschouwen om hem te kennen....
--Ga meê! drongen zij.
--Gaat! Ik begrijp, dat gij allen gaat. Ik, ik blijf.... Ik wil dit
zien. Dit is mijn tijd.
--Onze tijd, zei Tacitus somber; dien ik eenmaal zal boèken, opdat
het nageslacht weten zal!
--Ja, riep Juvenalis. Dit is onze tijd, dien ik eenmaal zal geeselen!!
--Ik, zei Martialis; niet anders dan tòch bezingen, omdat ik niet meer
dan dichter ben. Verontschuldigt mij, vrienden en gaat. Gij zijt meer
dan ik en ik begrijp, dat gij niet blijven wilt.
Hij drong ze zelve zacht weg. Hij was zeer bleek. Hij zag toe.
--O-o-oh! kreunde het door de menigte.
Het kruis werd uit het proscænium gelicht en neêr gelegd. De
fluitmuziek, door den regen heen, krijschte....
En de slaaf schreeuwde, maar een prop werd hem geduwd in zijn mond....
Toen werd hij gelegd op het kruis, de armen wijd.... De hamers der
beulen klonken op de groote spijkers, die zijn handen doorboorden....
--O-o-oh! kreunde het overal.
De voeten van den slaaf hadden een wanhopigen ruk. Te vergeefs. De
beulen grepen zijn voeten en knelden ze vast....
--O-o-oh! kreunde het steeds, als in weêrzin, door het Theater,
door de staande, als bezeten starende toeschouwers heen. De regen
stroomde recht neêr uit de zwarte en grauwe lucht. De donder rolde. Het
weêrlichtte telkens....
--A-a-ah!! riep de menigte.
Het kruis richtte zich op in de knuisten der beulen. Rondom gebaarden
mimen, kluchtig, juichten allen, die "Laureolus" had bestolen,
verrezen de schimmen van wie hij vermoord had. Fluitgesnerp door
regengeruisch.... Toen hing de gekruisigde, tegen het theaterlandschap,
overstriemd zichtbaar door werkelijke regenstralen....
--O-o-o-oh!
En het bròmde....
--De beer! De beer!! riepen zij.
Het gerucht, dat de beer den misdadiger verslinden zoû aan het kruis,
was overal in de cavea nu door gedrongen....
--Proces duurt in Rome làng, grinnikte Taurus tot de
Alexandrijnsche. Maar een moordenaar wordt er gekruisigd binnen
twee dagen....
--Maar ze zeggen, riepen de matrozen uit Ostia; dat hij niet de
moordenaar is!
--Wie dan? Wie dan? werd geroepen.
--Een dief, die mèt hem was.... meende de slavenkoopman.
--De dief? Neen, deze slaaf hier!! was de voller bijna zeker.
--Neen, de dièf!!! schrilden de Gallen.
--Dus hij....? riep het uit de slagers en warmoeziers.
--.... zoû onschuldig zijn....?? klonk het overal.
--.... Sst! De verklikkers.... fluisterde het.
--De verklikkers! De verklikkers....!
Allen zwegen. Allen zagen toe.... Duidelijk bromde de beer achter
de schermen, waar hij aangehitst werd door de bestiariï. Plotseling
waggelde hij te voorschijn....
--A-à-ah! kreten de vrouwen....
Zij waren bang, dat de beer in de orchestra zoû springen....
Leêg was de orchestra gevloeid; ter zijde slechts, op de præcinctiones,
stonden in den regen silhouetten in witte toga's, te kijken. Voor de
eerste ridderbanken stond Martialis.
De beer keek, kop schuddend, de cavea in. Hij bromde. Achter de
schermen hitsten de bestiariï, die hem aan een ketting hielden,
aan. Zij trokken hem dichter bij het kruis.
--O-o-oh! kreunde het door het Theater.
De beer snoof het bloed, dat tappelde van de voeten en handen van
den gekruisigde. En met een razenden sprong wierp hij zich, staande
plots, reusàchtig, op het slachtoffer. Zijn klauwen sloegen in de
naakte borst: hij rukte en zijn muil spalkte zich over de bloedende
vormenloosheid, die daar hing als een druipende, roode, lillende
lap....
Cecilianus, nieuwsgierig, oogen gesperd, had zich los gemaakt uit
de armen van Carpoforus, uit diens mantel. Hij was op gerezen, hij
stond te kijken.... Toen sloeg hij de armen op....
--A-àh!! snerpte de radelooze gil van den knaap. Zijn armen bewogen
in de lucht, en hij viel flauw.
--Mijn broêrtje!! kreet Cecilius.
Allen drongen weg, de laatsten uit de ridderbanken, het volk uit de
cavea.... Ook de soldaten, de matrozen, de gladiatoren....
--Mijn broêrtje! huilde Cecilius.
Carpoforus tilde den bezwijmden knaap op; het blonde hoofd viel op
den massieven schouder van den Jager.
--Zal je hem dragen, Carpoforus? snikte, smeekte Cecilius.
De Jager knikte. Allen daalden de trappen af, sprongen van omgang op
omgang. Alles stroomde in den stroomenden regen het Theater uit. De
Jager met zijn last--pluimelicht woog de knaap hem in zijn arm,
over zijn schouder--volgde zijn makkers. Colosseros troostte Cecilius.
--Kom meê, zeide hij. Kom meê.... Niet huilen, Cecilius: Carpoforus
zorgt wel voor Cecilianus....
De Jager, langzaam, daalde.... Daar ginds, vergaten, in de ontzetting,
de tooneelknechten het aularium te doen rijzen....
Zichtbaar bleef, in de doorregende schemering--de beer weg getrokken
door de bestiariï--de vage T van het kruis, zich af teekenen met
de lillende, roode lappen van vleesch.... De Jager zag er naar om,
terwijl hij daalde, het kind in de armen, trede na trede; omgang
daalde hij na omgang; telkens, als kon hij zijn blik niet àf wenden,
zag hij naar de verschrikkelijkheid. Gluurden zijn oogen--die van een
lief, groot, sterk beest--er angstiglijk heen. Gluurde hij schuiner,
angstiger.... Drukte hij dichter tegen zich het bezwijmde knapelijf
en glúurde hij....
--Zoo.... dacht hij; eindig ik óok eens....
Op de laagste præcinctio, bij de poort, die hij uit zoû gaan, wierp
hij zijn laatsten blik.
--Zoo, dacht hij weêr; eindig ik ook.... Morgen.... Of overmorgen....
In het geheel leêge, overregende Theater, in de stralen-doorstriemde
schemering, die de tragische lucht neder sloeg, stond nòg, geheel
alleen, Martialis te staren op het einde van "Laureolus"....


VIII.

Buiten--de slagregen stroomde uit de donkere lucht--krioelden in
de portiek van het Theater de duizenden. De portiek, een vierkante,
overdekte zuilenhal, voegde zich tegen de rechte achterzijde aan van
het Theater. En om den dominus stond er zijn grex--zij waren door
de deuren van het proscænium in de portiek gekomen--en de dominus,
de vuisten gebald, snikte er als een kind, terwijl een vloed van
woorden hem de lippen ontwelde. Om hem stonden Lentulus, Thymele,
Latinus, Gymnazium; Cosmus kwam aan....
Zij poogden hem te bedaren, angstig ziende om zich heen.
--Het kàn me niet schelen! snikte, met woedende oogen, de dominus
los. Laàt de verklikkers het hooren! Heb ik niet altijd tact gehad
en beleefdheid betracht met alle officieele persoonlijkheden? In
Antiochië, in Klein-Azië, in Neapolis, waar we ook maar zijn
geweest? Maar nooit, hooren jullie, noòit en nèrgens heb ik zoo een
kunstverkrachting moeten slikken! Ik bereid alles met zorg voor: de
Hymne en Attis' Dans.... was dat bijna niet zuiver Grieksch? Kunnen
wij iets beters doen dan, wat zuiver Grieksch is, benaderen? De
Bacchides.... was dat niet een volmaaktheid, zoû het ten minste niet
een volmaaktheid zijn geweest, als de paraziet niet zijn bokkepruik
op had gezet....?
--En dat, met zijn parazietmasker al voor, dominus! schertste Latinus.
--En het was een mooi masker, prees Thymele. Met dat begeerige eène
oog en die gulzige benedenlip: heusch, je hebt moòie maskers!
--Mijn senex-maskers zijn ook heel mooi, wierp de dominus in het
midden; maar wat ik zeggen wilde....
Het krioelde nu dicht om hem heen.
--Wat hebben Thymele en Latinus niet van dien ouden "Koffer"
gemaakt! Goden, het vervelende ding, dat ze àltijd weêr willen
zien! En hoe heb ik het toch weêr gemonteerd en hoe hebben Thymele en
Latinus het niet gedanst! Het was iets nieuws zoo als we het gaven:
alleen die koffer zelve, was prachtig van kleur en lijn: het was een
Grieksche koffer, maar grooter natuurlijk, heel groot. Het was kùnst
en de tusschen-atellanæ, heb ik die ook niet....
--Mooi gegeven, dominus! riepen ze allen uit. Pappus en Maccus en de
drie dikbuikige kraamgodinnen!
--Heb ik van Laureolus niet alles gemaakt wat er van zoo een kijkstuk
te maken was??
--Ik heb, troostte hem Lentulus; nooit den Laureolus in zoo mooi
choragium gemimeerd als van daag, dominus....
--Choragium? Het is àlles van het Theater, van de ædilen, maar heb ik
niet gekòzen, die woeste landschappen zoo opgesteld, die schipbreuk met
den storm aangewezen en dien dans van de geesten zoò doen uitvoeren?
--Je hebt me alleen van een te hoogen toren laten springen, dominus,
zei Lentulus. Ik dacht waarachtig, dat ik mijn nek zoû breken.... En
vooral, dat ik geen bloed zoû kunnen spugen.... En dàt moet toch,
hè....
--Je toren moèt hoog zijn, zei de dominus. O, denk niet, dat
ik je voor mijn pleizier je sprong doen laat van uit het afdak
over de scæna! Mij persoonlijk, is het Theater het liefst als
tooneel en niet als gymnazium. Maar een arena hoeft het nog niet
te worden. En dàt is het geworden, van daag! Met dien beer! Met die
verschrikkelijkheid. Met die kruisiging en dien àfschuw van dien half
verslonden, rood druipenden moordenaar....
--Die misschien geen moordenaar is.... fluisterde Cosmus.
--Neen, die geen moordenaar is, fluisterde Gymnazium. Ze zeggen....
--Dat de dièf de moordenaar is van Nigrina.... zei Cosmus.
--Dat kan me niet schelen, weerde de dominus woest af. Wat mij buiten
mezelven maakt, is de kùnstverkrachting.... Het was een schandaal!
--Daar gaat de beer! wees de danseres.
De beer ging er gemuilband langs de portiek, aan kettingen gehouden
door zijn bestiariï. Hij waggelde onverschillig den stortregen
door, onbewust, dat hij de kunst had verkracht, aan het slot van
Laureolus. Andere beesten volgden hem: de geiten en bokken der
atellanæ, met hunne bezitters.
--En hier ben ik op mijn ezel! zei Nilus, die de gladiatoren verlaten
had, om zijn ezel te halen. Het arme dier! Het is kletsnat.
En hij poogde met zijn reeds natten mantel zijn natten ezel droog te
wrijven onder de portiek.
Cecilius kwam met Colosseros en de andere gladiatoren, Murrhinus,
Triumfus, Priscus, Verus.
--Bij Apollo!! kreet de dominus. Waar is Cecilianus?? Is er een
òngeluk met hem gebeurd?!
Want Cecilius' gezicht stond droevig en was betraand....
--Neen, dominus, stelde Colosseros gerust. Hij is flauw gevallen en
Carpoforus draagt hem....
--Hij is flauw gevallen....
--Toen hij den beer....
--"Laureolus" zag verslinden, legden de gladiatoren uit.
--Maar niet mij! kluchtigde Lentulus.
--Daar komen ze! zei Thymele.
Carpoforus droeg Cecilianus aan. Hij toefde, heel langzaam, nog buiten
de portiek. Want hij dacht:
--.... Als Cecilianus zijn oogen op slaat voór ik de portiek met hem
binnen ga, zal ik morgen den Numidischen Leeuw overwinnen. Als hij zijn
oogen opslaat in de portiek, zal ik.... het afleggen tegen den Leeuw.
En daarom talmde hij, talmde hij, in den stortregen, in zijn arm
den knaap, als een kind, wiens blonde hoofd lag op het breede,
harde kussen van zijn Herkulischen schouder.... Daarom talmde hij,
om Fortuna en zich een kans te geven.
Cecilianus zuchtte op, opende de oogen.
--O, lief kind! Zoete jongen!! mompelde de Jager hartstochtelijk en
hij drukte Cecilianus in vervoering tegen zich aan.
Hij verhaastte zijn pas, kwam tusschen de anderen in de portiek.
--Ik breng je je Bacchis, de Reizigster, dominus! juichte bulderend
Carpoforus.
--Ik ben zoo nat! zei onbehagelijk Cecilianus, dien de Jager zette op
den grond. Cecilius wikkelde hem in de lacerna, die de edele Plinius
hun had gelaten.
--.... Maar dàt zeg ik jullie, bulderde de dominus plotseling los.
--.... Dominus....!
--.... Dominus....!
--.... Pas toch op: de verklikkers....!
--.... Dat ik morgen nièt de Bacchides geef....
--.... Hè, dominus!
--.... dominus!! riepen de tweelingen, te leur gesteld.
--Neen! bulderde de dominus. De Hymne, dat kan niet anders--maar
de Bacchides weêr geven op die zelfde planken, waar nu nog ligt het
bloed van een werkelijken misdadiger....
--.... Als die maar een misdadiger wàs.... fluisterde het rondom.
--.... dat doè ik niet! betuigde de dominus. Ik geef morgen de
Menæchmi!
--En de titulus? zei plotseling Martialis, die was aangekomen en den
dominus had gehoord.
--Kàn me niet schelen, schreeuwde de dominus.
--En wie speelt Erotium, in de Menæchmi? vroeg Cecilius. Cecilianus?
--Neen jij, mopperde de dominus.
--Laat Cecilius maar Erotium spelen, dominus, zei Cecilianus. En
Clarus de matrona.... Want dáar heb ik geen lust in.
--Neen, dominus, laat Cecilianus maar Erotium spelen! wedijverde
Cecilius in beminnelijkheid. Maar Clarus wel de matrona....
--Ach, zei Cecilianus; die is toch zoo een matrona-jongen.... Net
een oud wijf, fluisterde hij zijn broertje in.
--Cecilius speelt Erotium, besliste de dominus.
--Vrienden! zei Nilus. Het is niet om mijn zaak aan te prijzen maar
hebben jullie geen honger? Ik heb van morgen voor dag en dauw al
gekokereld met moeder voor jullie....
--En wij.... wij hebben nièt gekookt, zeiden Matta, Prisca en Flacca,
Taurus' meiden, die met den leno en de Alexandrijnsche aan kwamen.
--Ik heb een heerlijk moretum klaar staan, hèt gerecht voor de
Megalezia! verlokte Nilus.
--Nilus! zei de dominus. Dan gaan we allen met je meê. Paraziet,
hoor eens....
De "paraziet", fijntjes geknepen zijn in het leven matigen, dunnen
mond, gehoorzaamde.
--We spelen morgen de Menæchmi.
--Goed, dominus....
--Hoor je, senex-Eén?
--Ja, dominus.... De heilige "Bacchides" zouden op die bloedgedrenkte
planken worden ontwijd.... Eerst maar de Menæchmi om ze rein te
wasschen.
--Paraziet, ging de dominus voort, terwijl allen lachten om den
senex. Je hebt slecht gespeeld van daag.
--Ja, dominus....
--Ik zoû je door Silus en Afer moeten laten geeselen, dat de vellen
er af vlogen.
--Laten kruisigen, dominus, zei de "paraziet"; en dan laten verslinden
door een beer.
--Maar niet op de zelfde planken, waar de heilige "Bacchides" zijn
vertoond, treiterde de senex.
--Jij hadt maar....!
--Ja, jij hadt maar....!! vielen Cecilius en Cecilianus in.
--Een prachtige rol in die "Bacchides"!
--In die heilige "Bacchides"!
--Paraziet, zei de dominus; ik zal je niet laten geeselen.
--Neen, dominus, zei de "paraziet".
--Op éen voorwaarde.
--Ja, dominus....
--Dat je morgen zóo goed als je kunt je rol in de Menæchmi speelt.
--Ik beloof het je, dominus.
--En overmorgen? vroegen de jongens.
--De Bacchides weêr, zeide de dominus.
--Dan zijn de planken schoon gewasschen door de Menæchmi, treiterde
de senex.
--Vooruit dan, vrienden! riep Nilus. Gaat iedereen meê, avondmalen?
--Ja, ja, ja, ja! riepen allen; Lentulus, Latinus, Thymele,
Gymnazium....
Cosmus maakte zich uit de voeten: hij was de geùrwerker, de
beroemde, van den Vicus Tuscus.... Hij ging avondmalen met Tryfo,
den boekhandelaar en de zijdeverkoopers en de goudsmeden....
--Wie mag ik mijn ezel bieden? noodde Nilus. Kom, wie wil er op mijn
ezel zitten?
--Alexa! Alexandra!! riepen de meiden van Taurus.
--Neen, zei Nilus' moeder. Ik ben niet moê.
--Cecilianus, zei Thymele; het lieve ventje is flauw gevallen!
--Ach wat! riep Cecilianus. Ik ben weêr beter. Het was alleen maar
éven om dien beer. Ik wil niet op den ezel. Thymele, ga jij er op!
--Ja, Thymele! moest Cecilius na komen. Ga jij op den ezel zitten!
--Neen, zei Thymele; ik loop wel graag na gedanst te hebben: dàt
houdt juist mijn lange beenen lenig.
--Nou, zei de voormalige, Gymnazium; als Alexa niet op den ezel
wil.... ze is even zoo dik als ik....
--Alexa is dikker, zei Colosseros.
--Ze zijn even dik, meenden Murrhinus en Triumfus. Ja, ze zijn
even dik!
--Meten! riep Carpoforus.
--Neen, weerde Nilus' moeder af. Ik ben immers veel dikker dan
Gymnazium.
--Nou.... zei Gymnazium. Als dat dan alles zoo is.... dan zit ik wel
graag op den ezel.
--Wachten we nog, tot de regen op houdt.... ried de dominus aan.
--Het druppelt alleen nog maar wat, zei Cecilius.
--.... Ja, zei Cecilianus, hand buiten de portiek; het druppelt alleen
nog maar wat.
--Vooruit dan, spoorde Nilus aan. Gymnazium op den ezel!
--Gymnazium op den ezel! klonk het van alle kant.
Gymnazium, door Nilus geholpen, geheschen, poogde zich op den ezel
te zetten, Amazone-gelijk.
--Ik glij er af!! riep Gymnazium.
--Schrijlings dan! rieden de gladiatoren.
--Ik kan niet! riep Gymnazium.
De gladiatoren kwamen te hulp. Links en rechts grepen zij een been
van Gymnazium en heschen zij haar schrijlings er op.
--Heu, jongens! riep de voormalige. Is dat trekken en pakken en ruw
zijn! Ik kon jullie moeder wel zijn.
--Gaan we! noodde Nilus.
--Vooruit! Vooruit! riepen allen.
Zij gingen. Het regende nauwlijks meer.
--Kan je loopen, mannetje? vroeg de Jager teeder tot Cecilianus,
die geluk hem zoû aanbrengen, morgen, in het Colosseum, als hij den
Leeuw moest bekampen.
--Jawel....
--Zit je niet liever op mijn schouders?
--Ja! O ja! Op je schouders! Paardje rijden! juichte Cecilianus.
--Jij op mijn schouders? vroeg Colosseros aan Cecilius.
--Ja, ja! wilde Cecilius wel. Als Cecilianus op zijn schouders zit,
wil ik wel op jou schouders zitten!
--Vooruit dan!
De gladiatoren bukten, vuisten op knie. De jongens sprongen op
hun ruggen. De ezel ging voor, met Gymnazium, Nilus en Alexa ter
zijde. Volgden Taurus en de meiden. Volgde de geheele grex, met
Latinus, Thymele, Lentulus, de "beroemde" gasten, joviaal met zelfs
de minsten van den troep. Hosten ter zij van den stoet Carpoforus
met Cecilianus, Colosseros met Cecilius op zijn nek. De jongens
schreeuwden, van pleizier, als kinderen. Volgden de andere gladiatoren.
Allen gingen moretum eten bij Nilus; hèt gerecht van de Megalezia:
wijnruit en kaas, met knoflook doorgeurd: de heerlijke koude schaal!
Martialis, alleen, zag hen bijna weemoedig na. Hij had meê willen
gaan. Maar zij vergaten hem te nooden en daarbij, hij werd bij den
Keizer verwacht. Naar huis, om zich te verkleeden? Heelemaal naar
Nomentum, te voet? Om in plaats van dit eene rare, natte toga-tje,
een ander, even raar, hoewel dan toch wat droger, om te doen!
Neen, dat zoû hij maar niet. En, door de modder, plaste hij,
eenzaam, door de nog regenstroomende modderstraten der Theater-
en portiekenwijk, naar het Palatium, om den Keizer te verstrooien.


IX.

Dien volgenden avond laat--hoe vol was het weêr bij Nilus!--zaten
Cecilius en Cecilianus, bij de schenkbank, vlak tegenover de telkens
open en dicht gaande deur, hun soep te eten. Zij hadden elkaâr den
geheelen dag niet gezien, en zij zaten nu schouder aan schouder, knie
aan knie en aten uit éen groot bord, hongerig: zij slurpten er uit
het vleeschnat, zij vischten er uit de worstjes en vertelden elkander
honderd-uit, als of zij elkaâr in maanden niet hadden gezien. Zij
bemoeiden zich niet met de anderen--daar zat de heele grex; daar
zaten de Gallen en gladiatoren--maar zij, hun bord in hun schoot,
hun kroes in de vingers, vertelden, vertelden maar door....
--Je moet dan weten, zei Cecilius--om hen heen roezemoesde het
stemgedruisch--dat juist, toen de "paraziet" in het midden van zijn
groote scène was....
De deur ging open: de matrozen uit Ostia met Sila en de andere
vrouwen drongen luidruchtig binnen. En vóor het huis van Taurus zagen
de jongens de meiden zitten op de hooge gestoelten: Matta, Flacca,
Prisca en de anderen en ze riepen en de jongens wuifden terug, voor
de aardigheid.
--Nu, wat toen? vroeg Cecilianus nieuwsgierig.
Cecilius lachte, vol ingehouden pret.
--Toen gingen de gladiatoren voorbij het Theater om naar het Colosseum
te gaan en, verbeeldt je, dat hóorde het publiek--we hoorden ze
stappen en dreunen, hè, en toen was het een gedrang en woû iedereen
ze zien en toen liep....
--Kooltjes in laserpicium gestoofd? bood Nilus.
--Hè ja, Nilus, dank je wel....
--Dank je wel....
Het leêge bord op hun schoot was vervangen. Cecilius ging voort:
--.... toen liep het héele Theater uit om de gladiatoren te zien....
--Om de gladiatoren te zien?
--Ja.... en toen stond de "paraziet" in eens.... voor een leêge zaal
te declameeren!! En vloekte die....! En omdat hij vloekte, riep het
publiek: "masker af!" en moest die zijn masker af doen en werd die
uitgejouwd, de "paraziet"!
De jongens stikten van het lachen, de kooltjes bol in de wangen.
--En toen? vroeg Cecilianus.
--Vertel jij nu van het Colosseum? vroeg Cecilius.
--Neen, vertel jij nu eerst van het Theater, drong Cecilianus. Ik
ben zoo benieuwd te hooren....
--Nou, zei Cecilius. De voorstelling was heel mooi....
--Vol, de cavea?
--Ja, en de orchestra ook. En de ridderbanken....
--De Keizer was in het Colosseum....
--Nou ja, natuurlijk....
--En de Keizerin....
--Nou ja, natuurlijk....
--Natuurlijk: de eerste dag in het Colosseum....
--Maar al die duizenden, die den eersten dag geen plaats hadden
gevonden....
--Nou ja, die waren in het Theater....
--Het was weêr stampvol, zei Cecilius. Eerst de Hymne weêr. En toen de
"Menæchmi".
--Klapten ze, toen je optradt als Erotium?
--Ja, ze klapten heel erg. Gymnaziums tonstrix had me ook weêr aardig
gekapt: hèel anders dan als Bacchis....
--Maar ik kon je niet schilderen....
--Neen, ik heb het zelf gedaan.... En heusch, we hebben wel móoi
gespeeld.... Allemaal: de adulescens, de eerste maar de tweede
ook.... En de senex----je weet, ik kan hem niet uitstaan....
--Niet uìtstaan, bauwde Cecilianus na, en loenschte naar den senex,
die zat te schransen.
--Maar hij speelde pràchtig.... Zoo als die draait met zijn masker,
nu den goedigen kant en dan weêr den kwaadaardigen kant....
--Toonde?
--Ja.... pràchtig! Zonder dat het opzettelijk scheen. En de "paraziet"
ook.... was wel heel goed.... al hadden ze hem "masker-af" geroepen
en uitgejouwd.
--Liep de zaal weêr vol?
--Ja, toen ze de gladiatoren hadden gezien.... Je kan niet overal
bij zijn, hè....
--Niet overal te gelijker tijd....
--En morgen, broêrtje, spelen we samen weêr....
--Morgen, broêrtje, weêr samen....
--Ons stuk....
--De "Bacchides"!
--De "Bacchides"! De "Bacchides"!
Ze zoenden elkaâr, de lippen vet van de kooltjes.
--Jongens, riepen Colosseros en Carpoforus. Wat zitten jullie daar
zoo samen te vrijen?
--Nou.... we hebben elkaâr den heelen dag niet gezien! riep Cecilianus.
--Den héelen dag niet.... Vertel jij nou, Cecilianus?
En Cecilius was vol aandacht, terwijl Cecilianus vertelde van het
Colosseum.
--Ik ben er gegaan met Nilus en zijn moeder en met Taurus en de acht
meiden, zei Cecilianus. Het was leuk, hoor en wel erg mooi.... Ik
heb het nooit zoo gezien, zelfs niet in Alexandrië....
--Nièt in Alexandrië??
--Haalt er niet bij. Zoo veel wilde dieren er in de arena kwamen! Het
was net als een woud gemaakt, met heuvelen en boomen en struiken,
en daar tusschen wilde dieren. En Carpoforus heeft eerst met pijl
op pijl vijf luipaarden geschoten: die kwamen langs de heuvelen en
achter de boomen naar hem toe: ik was zoo bàng voor hem!
--En miste hij er niet éen?
--Niet éen.... En toen heeft hij een everzwijn, dat ze op hem los
lieten, geplaagd met een ijzeren piek, dat het beest dol werd. En
toen heeft hij het met zijn zwaard doorstoken!
--Doorstoken, met zijn zwaard?
--Ja, vlàk bij. En toen, o toen was het verschrikkelijk. Toen hoorde
je een leeuw brullen, een grooten, Numidischen leeuw, met manen,
wijd-uit. En verbeeldt je, daar heeft Carpoforus meê geworsteld....
--Met den Numidischen leeuw?
--Ja. Hij was heelemaal met een koperen maliënrusting bedekt, ook zijn
hoofd, en om zijn handen had hij koperen malie-handschoenen. En toen
pakte hij den leeuw, die zich op hem wilde gooien, bij den strot en
toen worstelden ze samen, net als worstelaars. Het was vreeselijk;
ik was zoo bang voor Carpoforus....
--En toen?
--Nou, toen stonden ze weêr samen op. De leeuw stond als een mensch
op zijn achterpooten. En toen worstelden ze weêr. En toèn, stel je
toch voor....
--Toen....??
--.... greep Carpoforus den leeuw bij zijn muil, en scheurde hem zijn
muil in tweeën.... En de leeuw brulde, maar we hebben allemaal zóo hard
geklapt, dat je den leeuw niet meer hoorde. Toen lag de leeuw dood, met
een slappen staart tusschen zijn pooten en een open gescheurden muil!
--Cecilianus! riep Carpoforus. Kom toch eens hier!
--Kom toch eens hier, Cecilius! riep Colosseros.
De jongens stonden op en kwamen, in iedere hand honigkoeken, die
ze knabbelden.
--Waar hebben jullie het toch over? vroeg Carpoforus.
--Over jou, zei Cecilianus. Ik heb Cecilius verteld hoe je met den
leeuw vocht.
--En heb je niet van mij verteld? vroeg Colosseros.
--Nog niet, zei Cecilianus. Stel je toch voor, Cecilius: Colosseros
was verkleed als Herkules....
--Met een knots en een leeuwevel?
--Ja. En hij zag er hèel mooi uit. En toen ging hij zitten op een stier
en toen ging de stier mèt Colosseros de lucht in, als in een apotheoze!
--Ik had van het beest af kunnen donderen, zei Colosseros. Of met
beest en al naar beneden kunnen bliksemen.
--Hè! zei Cecilius spijtig. Kan ik dat nu nóoit eens komen kijken! Ik
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De komedianten - 15
  • Parts
  • De komedianten - 01
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 1514
    37.1 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 02
    Total number of words is 4435
    Total number of unique words is 1476
    36.1 of words are in the 2000 most common words
    49.9 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 03
    Total number of words is 4439
    Total number of unique words is 1531
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    56.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 04
    Total number of words is 4116
    Total number of unique words is 1396
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 05
    Total number of words is 4400
    Total number of unique words is 1579
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 06
    Total number of words is 4218
    Total number of unique words is 1430
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    59.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 07
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1341
    36.8 of words are in the 2000 most common words
    49.5 of words are in the 5000 most common words
    55.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 08
    Total number of words is 4159
    Total number of unique words is 1346
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    50.0 of words are in the 5000 most common words
    56.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 09
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 1441
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 10
    Total number of words is 4195
    Total number of unique words is 1459
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    57.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 11
    Total number of words is 4329
    Total number of unique words is 1459
    37.5 of words are in the 2000 most common words
    50.5 of words are in the 5000 most common words
    56.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 12
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1456
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    55.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 13
    Total number of words is 4341
    Total number of unique words is 1462
    35.3 of words are in the 2000 most common words
    50.3 of words are in the 5000 most common words
    57.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 14
    Total number of words is 4280
    Total number of unique words is 1270
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 15
    Total number of words is 4394
    Total number of unique words is 1248
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 16
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1288
    43.9 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 17
    Total number of words is 4462
    Total number of unique words is 1217
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    65.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 18
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 1241
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    66.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 19
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1424
    42.0 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    64.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 20
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1289
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    56.8 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 21
    Total number of words is 4025
    Total number of unique words is 1447
    34.0 of words are in the 2000 most common words
    45.9 of words are in the 5000 most common words
    51.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.