De komedianten - 07

Total number of words is 4240
Total number of unique words is 1341
36.8 of words are in the 2000 most common words
49.5 of words are in the 5000 most common words
55.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
Plinius hem in den draagstoel heeft doen leggen voor wie van ons
drieën het koud zoû hebben.
--Gelooft gij, heer? weifelde Cecilius.
--Ik wel, zei Cecilianus; want de edele Plinius is een bizonder
edel heer.
Martialis sloeg de wijde lacerna den beiden jongens om en
glimlachte....
--Jullie zien er uit net twee kleine Dioscuurtjes, zeide hij; in dien
eenen witten mantel. Ik zal eens een epigram op jullie maken. Maar
nu zit ik nog met mijn vijfde in de maag, voor den Keizer.... Vier
kan ik er hem niet toe dienen, dàt is geen eerbiedig getal en drie
is te weinig. Goede nacht, mijn Prætorianen.... Ik ben bij den Keizer
ontboden.
--Ga binnen, Martialis, noodden de Prætorianen, die op stonden;
de draagstoel wiegelde al weg....
--Ik haast mij, zei Martialis; hij streelde Cecilius vlug over zijn
hoofd, tikte Cecilianus op de wang en slipte het poortje binnen,
om den Keizer vooral niet langer te doen wachten dan noodzakelijk was.
--En jullie, jochies? vroegen de Prætorianen, die zich weêr zetten
bij de kruik en de dobbelsteenen, schrijlings over hun bank.
--Wij moeten, lichtte Cecilius in; naar het Theater van
Pompeïus.... Wij zijn komedianten....
--Kom maar wat bij ons zitten, jochies, noodden de Prætorianen; zij
zaten in hun leêren soldatentunieken, de zware caligæ gesnoerd om
de voeten, de breede riemen om de kuiten; helmen hadden zij afgezet;
zwaarden hingen aan den muur. En zij verveelden zich. Zouden nog lang
niet worden afgelost en jonge komediantjes waren altijd aardig.
--Neen, zeide Cecilius; dat "zal niet gaan"! Wij moeten naar onzen
dominus....
--"Zal niet gaan".... kwam Cecilianus na.
--En ik hóop, dat die in het Theater is.... We moeten heùsch naar
het Theater.... Waar is het?
--Ga dan maar langs het Septizonium.
--Die hooge toren daar?
--Ja, die hooge wachttoren daar.... En dan den Circus Maximus
heelemaal langs....
--En dan?
--Het Forum Boarium over....
--Ecàstor! En dan?
--Tusschen den Capitolinus en het Theater van Marcellus....
--Is het dan vèrder dan het Marcellus-Theater?
--Bij Herkles, ja, een goed eind verder.
--En dàn?
--De Portiek van Octavia door en langs het Theater van Balbus....
--Ecàstor, vloekte Cecilius met zijn meisjesvloek en de Prætorianen
lachten omdat hij zoo aardig, als een meisje, vloekte. Moeten we twée
Theaters langs, voor dat we....?
--Aan jou Theater komen, ja, komediantje!
--Ecère! vloekte Cecilianus bij Ceres, nog fijner dan Cecilius,
omdat hij ook de Prætorianen wilde doen lachen, en ze lachten om hem
en deden hen na: Ecère en Ecàstor!
--Vloek eens bij Hèrklès!!! donderde een Prætoriaan voor de grap.
--Bij Hèrklès!!! vloekten de jongens met plotse basstemmen van kerels,
en de Prætorianen brulden om ze van het lachen en noodden weêr:
--Niet een kroes wijn, hier, een oogenblik, op de bank??
Maar zij hadden beiden beteren wijn gedronken in den draagstoel en
haastten zich weg, dicht tegen elkaâr in de witte lacerna, de blonde
koppen vlak bij elkaâr....
--Dàt zijn me je jochies! prezen de Prætorianen, met een oogje na en
dobbelden voort, wie de kruik wijn zoû betalen....
De jongens gingen langs het Septizonium, en keken op....
--Hoog, hè? zei Cecilianus.
--Zeven zônen, zei Cecilius.
--Zeven? Tellen.... Eén, twee, drie, vier, vijf, zes.... ja zèven,
waaràchtig....
--Niet zoo hoog als....
--.... Neen, als de Faros van Alexandrië....
--Toch hoog....
--Héel hoog.... Om uit te kijken over de Via Appia....?
--De Via Appia.... Wie weet....
Plotseling zagen zij een paar, in de schaduw, op zij van den toren. Een
man en een vrouw, in omhelzing en éen mantel, liepen langzaam; de
nachtschemering doezelde om hen, maar Cecilius herkende hen.
--Ecàstor! riep giechelend Cecilius.
--Ecère!! giechelde, hen herkennend, Cecilianus en kietelde van pret
broêrtje in het middel:
--Zie je wel?
--Of ik zie....
--Die patricische....
--Van gisteren....
--Ja, die ònze rollen wil spelen.... Laat ze liever.... ik weet niet
wàt doen....!
--En Colosseros....
--Die ons hossen deed, op zijn knie....
--St.... stil.... niet ze laten merken, dat we hebben
gezien.... Luisteren....
--Ja.... luisteren....
De beide jongens slopen het Septizonium om. De maan rees; door het
vochte, zilveren spinnerag, dat geheel de lucht doorweefde, zeefde
de vage gloor.... En zij gluurden om.... Ja, het was Colosseros en
het was Fabulla.... Zij liepen tegen elkaâr, de kussen klonken....
--Hoè!!! deden de beide jongens plotseling schrikken het paar. Fabulla
gilde, Colosseros vloekte. En hij stond een oogenblik breed, wijdbeens,
vuisten gebald, gereed, zag toen de knapen: zij vluchtten weg in
hun fladdermantel: hij herkende ze; liep ze na, haalde ze in met
een paar wijde stappen, greep ze ieder in den nek.... Zij lachten,
zij gilden....
--Niet doen! Niet doen! Colosseros! Wij zijn Cecilius en Cecilianus!
--Kwâjongens! Waar moet dat heen?
--Naar het Theater! Dominus wacht ons! Colosseros, zit hij bij
Nilus soms?
--Weet ik het?
--Heb jij dan niet bij Nilus ge-avondmaald?
--Ik gá avondmalen....
--Bij Fabulla?
--Ja, bij Fabulla....
Colosseros hield nog steeds een vuist om ieders nek. Hij liet ze nu
los, lachte om ze, goedmoediglijk, streelde ze om de kinnen ten teeken,
dat hij ze vergaf: iedereen mòcht ze wel, al waren ze èchte bengels.
--Den heelen middag zijn we zoèt geweest.... zei Cecilius.
--Het zal me wat zoets geweest zijn, betwijfelde Colosseros.
--Nou, wat dènk je.... Bij den edelen Plinius!!
--Het is overal éen pot nat, was Colosseros' ondervinding. Valete
dan, lievertjes!
--Vale, Colosseros.
--Vale....
--Eet lekker....
--.... lekker, bij Fabulla....
De jongens repten zich nu, keken om. De gladiator en de patricische
verwijderden zich, haastiger, Fabulla zeker bang voor meerdere
ontmoeting....
Maar in Rome's avondstraten, in deze wijk tusschen Palatinusheuvel en
Tiber liep niemand. Het was de verlatenheid in de groote stad. Rechts,
in de rijzende maan, zuilden de keizerlijke paleizen, vaag blank in
den nachtkleurigen hemel, waarin het zilveren spinnerag gespannen
scheen. Links verschoot de lange muur van het Circus, met, regelmatig,
pilasters, nissen, waarin standbeelden, die als spookten....
De jongens waren bang. Zij liepen heel dicht tegen elkander aan
geperst, in die eene, witte lacerna. Zij kwamen niemand tegen....
--Verbeeldt je, dat we een spóok zouden zien....? griezelde Cecilianus.
--Néen, stelde Cecilius gerust, maar zelve bang.
--Dan wordt je bezeten, als je een spook ziet!
--Néen....
--Ja, gèk!
--Schei toch uit, Cecilianus....
Nu kwamen den hoek van het Circus om twee donkere mannen.
--Cecilius, kreunde Cecilianus.
--Ben je zót, bang te zijn....??
Maar zij waren beiden bang. Tot zij de mannen herkenden. Het waren die
twee, die met elkaâr, gisteren, zoo hadden zitten smoezen, blikkend
naar Fabulla en Nigrina. De jongens waren, plotseling, niet meer zoo
bang voor de sinistere boeven, toen zij ze hadden herkend....
--Goed geluk! riep Cecilius hun toe.
--.... gelùk! bauwde Cecilianus na, benauwder.
De mannen hielden hen staande.
--Waar gaan jullie heen, komediantjes?
--Naar het Theater....
--.... van Pompeïus....
--Wij zoeken den dominus!
--At hij bij Nilus?
--Weet ik het? zei de weggeloopen slaaf. Wij waren niet bij Nilus. Niet
zeggen, hoor, dat je ons hebt gezien?
--Nóoit, verzekerde Cecilius plechtig.
--Nooit, echode Cecilianus.
--Valete....
--Valete....
Zij gingen elkander voorbij.
--Zij gaan hun slag slaan....
--.... slag slaan? Inbrekers dan?
--Natuurlijk....
--Verbeeldt je, dat ze in ònze villa....
--Inbraken??
De jongens giechelden. Wat was het wijd om hen rond en eenzaam. Het
Forum Boarium, die verlaten vlakte zeker, met paaltjes.... Zie je,
om een gróoten bronzen stier....
--Daar is soms veemarkt....
--Geloof je....
--Kijk, daar boven; die tempel met vergulde pannen: hoe dat opschittert
in de maan!
--Dat is zeker de tempel van Jupiter Capitolinus. Al die gebouwen daar,
in de lucht, met al die beelden, dat moet de Capitolinus zijn.
--Ja, de Arx. Kijk, die herken je, de Citadel....
--En, hier, links, is een halfronde muur: een Theater....
--Dat is het eerste, dat we voorbij moeten; dat van Marcellus....
--De Portiek.... Kijk! bewonderde Cecilianus.
De Portiek van Octavia zuilde verlaten wijd, wit, weelderig op. De
talrijke zuilen--driehonderd--verschoten achter elkaâr als een
bosch blanke stammen, schachten van sneeuw, met breede, blauwige
schaduwkanten. Er verwijderde zich door heen een verlaatte voetganger,
strompelend....
--Hij is dronken, fluisterde Cecilianus.
--Dronkenlàp!! gilde Cecilius hem scheldend na, maar toen de dronkaard
zich omdraaide, een donkere aap gelijk in het zuilenwoud van blanke
stammen, renden de beide jongens, bang, weg; de lacerna waaide om
hen rond, en Cecilius verloor bijna de maskers, die hij van Plinius
gekregen had....
--Dronkenlàp! schold Cecilianus, van heel ver, nog na.
Maar de Portiek voorbij, keken de jongens om zich rond, giechelend
van de pret, en toch bang. Witte wolken trokken over de maan en de
wijde, witte verlatene nachtstad strekte zich om hen rond. De straten
waren smal, met de groeven der wagensporen, altijd sinds eeuwen de
zelfde, en de schuilsteenen tusschen die sporen.... Soms openbaarde
plotseling zich tusschen de gebouwen een vergezicht: een blik op den
glanzigen Tiber links; rechts, over een verlatene vlakte, onbebouwd,
de plotse pracht der keizerlijke fora: dat van Cæzar, dat van Augustus,
het modernst dat van Vespazianus en het waren in die vaag zilverende
verte zuilen, zuilen, zuilen.... Niemand ging hier; het nachtleven
riep niet de Romeinen, die op dit uur thuis niet toefden, in deze
wijk en het was beangstigend wijd en wit, voornaam en leêg, en de
standbeelden in de nissen der muren of tusschen de portiekzuilen
spookten.... Des morgens slechts, na de eerste en tweede ure, vulde
zich deze verlatenheid met de menigte der bezigen, der zakenmenschen,
der advokaten en procesbezorgers, der loerende verklikkers, met al het
bezige leven, dat niet alleen het Forum Romanum besluiten kon.... Nu
spookten slechts de witte beelden en donkere schaduwen....
De jongens liepen verder en plots wees Cecilius, klemmend de maskers
onder zijn arm, in de mantelplooien:
--Dáar moet het zijn....
--.... Moèt het zijn, beweerde Cecilianus met nadruk. Want een hooge
half-cirkel muurde omhoog, met beelden bekroond.
--Het Pompeïus-Theater....
--Met zijn portiek....
De maan was achter de wolken. Tusschen de zuilen van den immensen
porticus van het Theater donkerde het. Het was of de jongens stemmen
hoorden achter den ronden muur met pilasters, nissen, beelden. Zij
liepen de zuilen langs, zochten een ingang. Een poort stond open. De
stemmen verduidelijkten.
--Hier is het, zei Cecilianus beslist.
--.... Natuurlijk is het hier, zei Cecilius.
--Wàblief? baste een diepe stem in het donker.
--Pompeïus....? vroeg Cecilius.
--Zijn Theater ten minste, zei de portier.
--Is de dominus hier....?
--Ja, en jullie zullen er van làngs krijgen, hoor! Kom maar gauw
binnen, noodde de janitor van het Theater; een gewichtig persoon;
slaaf, maar van den Stáat. En ga dan rechts....
Maar de beide jongens wipten binnen, liepen dadelijk een trappenvlucht
op. Plotseling, als een half ronde put, donkerde het ontzaglijke
Theater vóor hen; terwijl de janitor achter hen vloekte. De half
ronde muur steeg tot de wolken, scheen het: de beelden, die de
ommegang bekroonden, gebaarden tegen de maan, die door brak. Zij helde
twijfelachtig schemerig naar binnen, verschoot weêr, liet alles dan
weêr in het duister met een grillig, zich telkens verbergen achter meer
en meer wolkgevaarte. De jongens zagen, dat zij door de keizerlijke
ingang waren binnen gekomen. Zij gingen weêr een vlucht van trappen
op, bevonden zich in het Tribunaal, de keizerlijke loge. Op het
tooneel, met enkele roode lampjes verlicht, op het wijde proscænium,
liepen, praatten, gebaarden tal van donkere wezens, als schimmen
en schaduwen.... De jongens, in den schemer, herkenden hen. Het was
de caterva....
--Dominus! riep Cecilius.
--Dominus!! riep Cecilianus, scheller.
Uit de schimmen en schaduwen, die op keken, en daar op het proscænium
hun vreemde nachtspel mimeerden, trad er eene driftig voor. Het was
Lavinius Gabinius.
--Zijn jullie daar, eindelijk? riep hij woedend.
--Ja, dominus....
--Waar zijn jullie geweest, dondersche jongens?! Moet je den heelen
dag weg loopen? Moet je me in ongerustheid laten, als mijn hoofd
tòch me al omloopt? Moeten jullie me heelemaal gek maken? Wáar zijn
jullie geweest? bulderde Lavinius Gabinius van af het tooneel naar
de keizerlijke loge, waar in hun witte lacerna de tweelingen waren
verschenen.
--Bij den edelen Plinius, dominus.... Is de cliënt dat dan niet
komen zeggen?
--Wiè is de edele Plinius?! riep razend Lavinius Gabinius. Ik ken geen
edelen Plinius, en ik heb niets met zijn cliënten te maken! Jullie
behooren bij mij te zijn en ransel krijg je als je weg loopt. Kom
dadelijk hier, op het proscænium! Zijn jullie gek!! Wat moèt dat,
in het Tribunaal? In de Keizersloge?? Moeten jullie gekruisigd worden
voor heiligschennis??
De jongens merkten, dat het mis was. De dominus was geen kwaad
meester, tot aan den vooravond der voorstellingen. Naderde echter
het gewichtige oogenblik, dan ontpopte zich uit zijn van nature
gemoedelijke, door artisticiteit verzachte, door omgang met vele
gewichtige autoriteiten beleefd toegevende persoonlijkheid een zèlf
autoritaire, andere persoonlijkheid, die de komedianten kenden en
waarmede rekening was te houden. Dorsten zij ook eens van te voren
een grapje zich veroorloven met hun dominus, hem plagen over zijn
angst om zijn "tweelingen" te verliezen, naderde de dag der eerste
voorstelling, dan dorst zelfs de senex niets meer en de "paraziet",
fijntjes, hield zich koest. Terwijl de dominus raasde, zwegen zij allen
stil. Zij waren daar, in den maneschijn, in den rooden lampeschijn, in
de schaduw van het immense Theater nog verzameld na de repetitie, die
dien geheelen middag geduurd had. Zij hadden de Menæchmi gerepeteerd,
toen de dominus, terug van de ædilen, met wie alles was afgesproken
geworden, hen in het Theater verzameld vond. Alleen de "tweelingen"
hadden weêr ontbroken.... En de "paraziet" had weten gedaan te krijgen,
gesteund door den senex, dat in plaats van de Bacchides de Menæchmi
was gerepeteerd, omdat de jongens, die de hoofdrollen in de Bacchides
zouden vervullen, toch bij een zekeren edelen Plinius toefden,
als een cliënt was komen melden.... De senex hield eigenlijk meer
van zijn grijsaardsrol in de Bacchides, maar uit nijdigheid tegen de
jongens, uit jaloezie, bijna uit haat, had hij zich met den "paraziet"
vereenigd en aangedrongen bij den dominus, dat de Menæchmi werden
gerepeteerd en de vrouwerollen door andere jongens gespeeld. Toen
was Gymnazium gekomen, met hare tonstrix: er was over de kapsels
te doen geweest in de kleine kleedkamertjes achter het proscænium;
toen was Cosmus gekomen, de beroemde geurwerker, die zorgen zoû voor
de zalven, blanketsels en poeiers; van alles werd nota genomen....
Gèen Bacchides, gèen Bacchides! had de dominus, wiens hoofd omliep,
geraasd. Nóoit meer de Bacchides, als die dondersche jongens met
iederen edelen Plinius weg liepen! Ketenen zoû hij ze, onder in het
gewelf van het proscænium, waar de mimus-decoratiën werden bewaard;
uithongeren zoû hij ze; geeselen zoû hij ze laten, als ze ooit
terug kwamen, die dondersche jongens, die dòndersche jongens.... De
komedianten, om den dominus, lachten niet meer; hunne gezichten
stonden strak: dit was Lavinius Gabinius, als, de contracten geteekend,
àlles met de ædilen geregeld, hij zeker was van zijn zaak, als tact
en hoffelijkheid met de autoriteiten uit hadden gediend, als hij het
klaar had gespeeld, als hij geld wist te verdienen.... De komedianten
wisten het: hij máakte een potje. Nu ontpopte hij als de èchte dominus;
zijn eerst gemoedelijk, wel eens pijnlijk gezicht van rijperen man
verstevigde, verjeugdigde trots zijn rimpels, in kracht, in energie;
zijn anders zich verontschuldigende blik vervastte, verfèlde;
zijn vuisten balden, als het niet goed ging. Nu was hij meester
van het Theater van Pompeïus, weet je, meester van de Megalezia,
die hij in zijn macht hàd om mooi gevierd te worden of nièt mooi;
nu was hij meester van Rome! Ja wel, de gladiatoren-spelen, in
het Flavische Amfitheater, dat immense Colosseum.... De wedrennen
in het Circus Maximus.... Hij lapte ze aan zijn laars! Naar hèm
zouden ze komen: Plautus zoû hij ze laten slikken, den eeuwigen
Plautus, de hóoge komedie, de onovertrefbare palliata en dàn de
mimus, maar de artistieke mimus, de mimus, niet met al te grove
grappen maar het onvergelijkbare exodium-spel, dat zoû zijn als een
muzikaal-choregrafische navoorstelling met decoratie-verwisselingen
en licht-effecten, met edel fluitspel en Attischen dans.... Zijn
smaak van kunstenaar zoû hij nu doen zegevieren en ze zouden, bij
Herklès! eens zien allemaal, en het allereerst zijn komedianten,
zijn slàven, wat voor een kerel hij kon zijn, als het moest....
En Lavinius Gabinius' oogen flonkerden als die van een leeuw, zijn
grauwe haar fladderde als manen om zijn herschapen dominus-gezicht
toen hij Cecilius en Cecilianus met den vinger wees op het proscænium
te komen.
De jongens wisten er alles van: dreigen zoû het zijn en dan.... tòch
niet met de zweep. Maar zij gehoorzaamden; zij keerden zich kleintjes
om, verlieten het Tribunaal en werden, boven aan de trappenvlucht,
gescholden door den janitor, dat zij zoo op een drafje, éer hij het
verhinderen kon, de keizerlijke trappen òp, de keizerlijke loge waren
in geloopen!! En door de ronde gang, de præcinctio, kwamen zij langs
de parascæna--bewaarplaats van requizieten--door een zijpoort op het
proscænium. Daar stonden zij bij het poortje, half in de schaduw, half
in den rooden lampeschijn als misdadigers, naast elkaâr, even groot,
even blond, met de zelfde schuldige gezichten. En de dominus, woedend,
gaf ze een klap links, een klap rechts en brulde, dat ze flink op
de billen zouden krijgen. Zij twijfelden nog, waren wel gewoon aan
die bedreigingen, twee dagen vóor de voorstelling, als de dominus
van allerlei bemoeiïng buiten zichzelven was en bleef. Maar dit maal
scheen het èrnst te worden. De dominus riep om zijn machinisten, twee,
en om de zweepen. En de kerels kwamen, ruwe gasten, ieder met een stok,
waaraan smalle lederen riemen.
--Kleedt ze uit! riep de dominus. En geeft ze er van làngs!
Nu gilden de jongens, smeekten genade.
--Van wie heb je die lacerna? riep de dominus, den witten mantel in
de handen. Altijd hèbben jullie wat en nooit weet iemand, hoe je aan
de dingen komt!!
--Van den edelen Plinius, dominus! smeekte Cecilianus en huilde en
vouwde de handen: allen drongen op het proscænium te zamen, alle de
komedianten, en ook Thymele, de groote danseres, die in het mimus-spel
zoû optreden, en Cosmus, de beroemde geurwerker en Gymnazium met haar
tonstrix.... Allen wilden kijken....
--Wiè is toch de edele Plinius?! riep woedend nòg eens de dominus;
de jongens stonden in hun gele tuniekjes, die de knechten hen open
knoopten.
--Die weet ik óok al niet, hoe je die gekregen hebt! raasde de dominus
voort. Uìt met die dingen....!
En de knechten deden den jongens, steeds schreeuwend, steeds huilend,
de tuniekjes uit. Ginds, op de ommerijen en gangen van den donkeren,
nu en dan maan-doorvloeiden, half ronden, immensen theaterput, zaten
er te kijken: dat was volk, binnen gedrongen, om de repetitie te zien
en nu te zien hoe de komediantjes zouden gegeeseld worden.
--Wat is dàt? riep de dominus: uit Cecilius' gordel viel een boekje;
de dominus raapte het op....
--Dat zijn de laatste Epigrammen, dominus, van den edelen Martialis:
hij heeft ze me zelve gegeven!!
--Wiè is de edele Martialis? raasde de dominus.
--Martialis' Epigrammen? riep Cosmus, de geurwerker, uit. Staan
er epigrammen op mij in? Martialis maakt altijd epigrammen op mij,
wàt aardige!
--Op mij ook! blufte Gymnazium, de voormalige.
--Op mij ook, natúurlijk!! meende zelfbewust Thymele, de danseres, te
moeten zeggen en Latinus, de beroemde mimus-speler, die als gast in het
mimus-spel zoû optreden, kwam aan en vroeg wat er toch aan de hand was.
--Hij zal er op òns ook maken! blufte hoog-gillerig Cecilianus benauwd,
angstig omziende naar de geeselzweep, die nog slap hing in den knuist
van den knecht.
--En wat is dat, onder je àrm? bulderde de dominus, want Cecilius,
bang voor den ànderen tooneelknecht, die stond te wachten met zijn
nog slap hangende riemenroê, knelde, onbewust van angst, een pakje
vàst onder zijn oksel. De dominus rukte het weg.
--Pas òp! schreeuwde Cecilius. Het zijn móoie Grieksche vrouwemaskers,
kostbare antieke dingen: we hebben ze van den edelen Plinius
gekregen....! En dominus, in mijn gordel, die daar ligt, zijn driè
goudstukken verborgen, voor jou, alle drie, van den edelen Plinius,
voor jou, omdat we "Hero en Leandros" gespeeld hebben van middag na
zijn feestmaal!!
De dominus raapte haastig den gordel op en de jongens, uitgekleed,
stonden nu naakt, hoogriemig geschoeid, bibberig, blanke efeebjes
met knikkende knieën en krimpende ruggetjes in den maneschijn, op
dat zelfde proscænium, waar ze overmorgen zouden moeten optreden voor
veertig-duizend toeschouwers. Zij stonden naast elkaâr, angstig steeds
omziende en de geheele caterva lachte, omdat ze zoo grappigjes stonden;
de senex alleen grinnikte werkelijk van voorpleizier; de "paraziet"
niet; hij kòn zelfs niet tegen geeselen-zien, ook al intrigeerde hij
wel eens tegen de tweelingen....
Bij het roode lichtje van de scæna--den achtermuur met hooge zuilen,
waartusschen nissen met beelden, vaag zichtbaar in de twijfelachtige
schijnsels van flauw glimmende lampen, door flauw glorenden maanschemer
heen, met de donker gestapelde schaduwen in de hoeken--pakte de
dominus het pakje uit. Hij zag de twee maskers. Latinus en Thymele
kwamen ook kijken.
--Mooie dingen, zèldzaam! zei Thymele, de beroemde.
--Of ze zeldzaam zijn! zei Latinus, eveneens een beroemde.
--Cecilius, fluisterde Cecilianus tegen zijn broêrtje, beide knapen,
bibberend van angst, naakt tusschen de toekijkende caterva; twée
goudstukken zijn er voor òns bij!
--Laat maar, fluisterde Cecilius. Ik gap ze hem later weêr alle drie
af. Silus--tot den tooneelknecht--zal je niet hard slaan?
--Jij ook niet, Afer? smeekte Cecilianus. Zal je niet hard slaan? Dan
krijg je....
--Ja, dan krijg je van me....
--Twee as, Afer....
--Twee as, lieve Silus, als je niet hard slaat.
De caterva lachte; de tooneelknechten lachten: zij hieven zelfs
lachend de zweepen op.
--Au....!! gilde Cecilianus en trok zijn onderrug in. Maar de knecht
hàd nog niet geraakt.
--Ach! riep de dominus, haastig toe tredend; sla de jongens toch
niet! Het zijn bengels, maar als ze nu bij den edelen Plinius geweest
zijn....
--Ziè je wel? nijdaste de senex tot den "paraziet". Hèb ik het je
niet gezegd? De jongens wòrden niet gegeeseld....
--Maar wij spelen de Menæchmi! triomfeerde fluisterend de "paraziet",
blij om de mooie rol, die hij had in dat stuk.
De senex bromde wat: eigenlijk gaf hij de voorkeur aan zijn rol in
de Bacchides.
--.... En, pochte Cecilius, herademend, tot den dominus; we hebben in
de villa bij Laurentum den edelen Quintilianus ontmoet en die heeft
ons ondervraagd in de rhetorica....
--Ja, in de rhetorica, riep Cecilianus.
--Omdat die niet geloofde....
--.... niet gelooven wìlde....
--.... dat we wisten wat een soloecismus....
--.... een soloecismus was....
--Wie is de edele Quintilianus? vroeg, brauwefronsend, de dominus.
Nu praatten allen door elkaâr. Latinus en Thymele legden om strijd
den dominus uit wie Quintilianus en Plinius wel waren; alle de
komedianten, omdat de dominus verzoend scheen door de drie goudstukken
en de maskers, ademden ruimer, maakten weêr grapjes, durfden weêr,
bauwden na wat de mimus en de danseres hem zeiden....
--Wie de edele Plinius is? Wie de edele Quintilianus en
Martialis? Maar, dominus, weet je dan niet....
--Dat die de modèrne Latijnsche schrijvers zijn....
--En...., sneden heftig de jongens door elkaâr op; we hebben er ook
ontmoet den edelen Tacitus! Verginius Rufus!
--Suetonius!
--Frontinus, den proconsul!
--Juvenalis!!!
--Dominus, zeide, glunderend, Latinus--hij was lang, mager, geestig,
vlug, met scherpe, ondeugende oogen--; je tweelingen hebben voor de
bloèm van onze moderne Latijnsche schrijvers en dichters "Hero en
Leandros" mogen opvoeren....
--Bloem? viel de dominus uit. Wàt bloem? Ik geef nièts om modèrne
schrijvers! Wat kunnen mij moderne schrijvers schelen! Er zijn geen
moderne tooneelschrijvers en àls ze er waren, zouden ze nog nièts
waard zijn! Er zijn nièmand dan Terentius en Plautus; dat zijn genieën;
die hebben de Grieksche modellen zuiver weten na te bootsen....
--Je moet origineel zijn, om iets te beduiden, zegt de edele
Quintilianus! schreeuwde, brutaal, Cecilianus tusschen allen door,
en gilde toen van angst na, want de tooneelknechten, voor de grap,
klakten met de zweepen; allen lachten.
--Afer en Silus, fluisterde Cecilius den kerels toe; donder nou op;
we wòrden niet meer gegeeseld....
De dominus verstond hem echter.
--Neen, ik zal je niet doen geeselen, ik ben àltijd tegen geeselen,
dat weten jullie wel.... Als ik het met zachtheid en overreding van
jullie gedaan kan krijgen, geesel ik niet....
De knapen, oogenblikkelijk, bukten haastig en grepen snel hun
tuniekjes... hun gordels....
--Maar, bij Herklès, jongens, we geven overmorgen de Menæchmi en
zonder jùllie! Begrijp je?
--Wat!!? spitsten de beide jongens razende op, blonde addertjes
gelijk. De Menæchmi? En zònder ons? En waarom niet de Bacchides? Ja,
waarom niet de Bacchides? Hoe gemeen! Hè, hoe gemeen!! Dat zal
ik.... ja, dat zal ik....
Zij dachten precies het zelfde....
--Aan den edelen Plinius zeggen!
--En aan den edelen Martialis!!
--En aan den edelen Quintilianus!!!
En zij dreigden met opgestokene adderkopjes, met flonkerende
oogen. Zij waren beiden razend, en, half gekleed nog, wierpen zij
zich beiden, plots, als met éene ingeving hunner tweelingzielen,
op den "paraziet." Er was éen helsch geschreeuw, een tumult;
ginds, in den donkeren theaterput, immensen halfcirkel vol schaduw,
vaag maan-doorvloeid, zat dichter en dichter het binnen gedrongen
volk te kijken. De een na den ander drong binnen; het was reeds
als een voorstelling. Maar de tweelingen hadden den "paraziet" op
de planken gegooid en hamerden er met hunne ronde meisjesvuisten
op los. Ze speelden de vrouwerollen, maar ze waren sterk genoeg om
dien "paraziet" op zijn donder te geven, schreeuwden ze. Hunne hooge
stemmen galmden al het gejoel en lawaai bòven uit en ze hamerden, ze
hamerden.... Lavinius Gabinius, Latinus, de anderen, trokken hen weg,
hielpen den "paraziet" op; de "paraziet" stond razend, vuisten gebald;
de twee jongens over hem, vuisten gebald; alle drie weêrhouden door
al de joelende en lawaaiende anderen.
Op de præcinctiones joeg de janitor, met zijn slaven, het volk
weg. Door welke poort waren zij binnen gedrongen? Er was geen orde
te houden, als het zoo donker was. Kom, de repetitie was uit! Weg
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De komedianten - 08
  • Parts
  • De komedianten - 01
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 1514
    37.1 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 02
    Total number of words is 4435
    Total number of unique words is 1476
    36.1 of words are in the 2000 most common words
    49.9 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 03
    Total number of words is 4439
    Total number of unique words is 1531
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    56.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 04
    Total number of words is 4116
    Total number of unique words is 1396
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 05
    Total number of words is 4400
    Total number of unique words is 1579
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 06
    Total number of words is 4218
    Total number of unique words is 1430
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    59.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 07
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1341
    36.8 of words are in the 2000 most common words
    49.5 of words are in the 5000 most common words
    55.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 08
    Total number of words is 4159
    Total number of unique words is 1346
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    50.0 of words are in the 5000 most common words
    56.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 09
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 1441
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 10
    Total number of words is 4195
    Total number of unique words is 1459
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    57.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 11
    Total number of words is 4329
    Total number of unique words is 1459
    37.5 of words are in the 2000 most common words
    50.5 of words are in the 5000 most common words
    56.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 12
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1456
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    55.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 13
    Total number of words is 4341
    Total number of unique words is 1462
    35.3 of words are in the 2000 most common words
    50.3 of words are in the 5000 most common words
    57.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 14
    Total number of words is 4280
    Total number of unique words is 1270
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 15
    Total number of words is 4394
    Total number of unique words is 1248
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 16
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1288
    43.9 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 17
    Total number of words is 4462
    Total number of unique words is 1217
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    65.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 18
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 1241
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    66.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 19
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1424
    42.0 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    64.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 20
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1289
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    56.8 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 21
    Total number of words is 4025
    Total number of unique words is 1447
    34.0 of words are in the 2000 most common words
    45.9 of words are in the 5000 most common words
    51.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.