De komedianten - 03

Total number of words is 4439
Total number of unique words is 1531
37.3 of words are in the 2000 most common words
49.4 of words are in the 5000 most common words
56.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
--Om je te dienen, kluchtigde Cecilius. Ik, met mijn broêrtje zijn
op de planken even zoo mooie meretrices als jij er een bent met je
doorzichtige jurk aan....
--Om niet te reppen van wat ze zijn als ze van de planken àf zijn,
riep de senex, die, om meer dan een reden, de beide jongens niet uit
kon staan.
--Vertel eens.... zeide Fabulla.
--Wat, zusje-lief? schertste Cecilius, brutaal en toch kinderlijk.
--Kom eens dichter....
--Het is zoo vol.... Ik kàn niet dichter....
--Kom hier maar, op mijn àndere knie, bood Colosseros aan.
Cecilius drong door, zette zich op Colosseros' andere knie: de jonge
gladiator liet, als kinderen, vrouw en jongen dansen op zijn knieën.
--Sedert hoe lang speel jij die rollen al?
--Met mijn broêrtje, twee-en-een-half jaar!
--Het eerste jaar, dat je in Rome optreedt?
--Ja. Maar we zijn opgetreden in Alexandrië, in Klein-Azië; overal
zijn theaters en zelfs grootere dan hier in Rome!
--Lastig, zoo van buiten leeren?
--Voor je rug, als je steken blijft....
Zij wipten om beurten hoog op Colosseros' knieën.
--Ach wat! riep de senex. Dat ventje heeft een veel te lief ruggetje
om óoit geranseld te worden!
--En jij bent oud voor je tijd! riep Cecilius om den senex te ergeren,
die, jong, nooit adulescens had mogen zijn.
--Heb je lang moeten leeren? vroeg Fabulla vol belangstelling.
--Nou, of we lang moeten leeren, zusje. Eerst dansen, muziek....
--Dat kan ik ook....
--Ecastor! Ben je op de slavinnen-school geweest, daar ginds, in
het paleis, lief zusje? plaagde Cecilius de patricische uit het
huis Flavius.
--Wat leer je nog meer?
--Metriek! Wat senarius is en wat septenarius en hòe je senarius zegt
en hoe septenarius. Hoe je een "stillen zin" moet mimeeren en zeggen
en hoe een "bewogen zin". En dan o nog een heele boel meer. Dank je,
caupo, ik heb geen honger voor soep en vleesch, maar ik wil wèl van
die honigkoeken....
En hij bedankte, nuffigjes, voor de gerechten, die Nilus hem zelve
bracht als of hij reeds, geheimzinnigjes, ergens en fijner had
geavondmaald, maar hij knabbelde lekkerbeks de honigkoeken, éen in
iedere hand en hossende op Colosseros' knie, Fabulla hossende over hem.
--Dominus! wenkte plotseling Fabulla Lavinius Gabinius. Nigrina was
met de Threxen verdiept in de methode hoe het zwaard te werpen van
rechter- naar linkerhand om den òpsteek te geven, als de rechterarm
het schild op ving.
Lavinius Gabinius drong nader.
--Is het volstrekt noodig, dat altijd jòngens de vrouwerollen
spelen? vroeg Fabulla.
Lavinius stond verstomd. Dàt was nu zoo een gewichtige vraag, en die
nu even hier, tusschen dit onwetend publiek, te behandelen met die
"emotie-zoekster", die hoste op de knie van een gladiator, terwijl
Cecilius over haar hoste!
--Domina.... verontschuldigde hij zich.
Ik ben geen domina, bitste Fabulla terug. Jij bent dominus, maar ik
niet domina. Ik ben maar een gewone meid, hoor, wat ze je ook van
me hebben verteld. Ik word wel eens ontboden op het paleis, ik ben
cliënte van een der vrouwen der Keizerin. Dat is alles. De rest zijn
praatjes, begrijp je.
--O....! zeide de dominus, begrijpende, dat de nicht van de Keizerin
Domitia hier het aldùs wenschte te verstaan en niet anders. Natuurlijk,
natuurlijk, ik begrijp wel....
--Zeg me dus eens: is het volstrekt noodig, dat altijd jòngens de
vrouwerollen spelen?
--Wàt vraagt ze? vroeg Cecilianus, die, na gedanst met de Gallen te
hebben, achter Cecilius' rug drong, tegen Colosseros' knie.
--Jij ook hossen? vroeg Colosseros en duwde broêrtje op broêrtjes
schoot en de drie belanghebbenden in de kwestie hosten over elkaâr
op en neêr. Maar zij waren te veel belanghebbend om het gehos anders
dan werktuiglijk te dulden.
--Het is een héel gewichtige vraag, Fabulla, zeide de dominus, nu
gemeenzaam; die je me doet. Een héel gewichtige vraag.... Er is om die
vraag al sedert honderd jaren in het tooneelleven veel te doen geweest.
--Maar natúurlijk!! riepen Cecilius en Cecilianus, als addertjes hun
fijne koppen op stekende, snel radende van mededinging. Natuurlijk
is dat volstrekt noodig! Natúurlijk is dat volstrekt noodig!
--En waarom kunnen vrouwen de vrouwerollen niet spelen?
De dominus, bezadigd, wilde spreken, maar Cecilius en Cecilianus
riepen door elkaâr:
--Jullie meiden hebben geen stèmmen, die doorklinken in ònze
theaterruimten! Neen, jullie meiden hebben geen stemmen! jullie zijn
veel te klein ook, voor de klassieke komedie! In éen woord, jullie
meiden kùnnen niet! Op de planken kunnen jullie alléen fluit-spelen
of dansen, zoo als Thymele doet!
Zij waren beiden heel boos en hosten, als onbewust, op de onvermoeibare
knieën van neuriënden Colosseros. Ze merkten niet, dat zij hosten,
alle drie, als kleine kindertjes, in de armen van dien "Eros", die
een kolos was. Alle drie, twee tegen een, de twee jongens tegen de
vrouw, vervijandigden in eens, Cecilianus echter lekkerbekkig genoeg,
om broertjes honigkoek uit diens hand af te breken en die zelve op te
knabbelen. En, hartstochtelijk, als wilden zij de "gewichtige kwestie"
daar, al hossende, op dat moment uitvechten, sloeg hun verwarde twist
op. Fabulla beweerde, dat zij in zich voelde talent om vrouwerollen te
spelen, dat zij stèm had, genoeg om de verste en hoogste toehoorders
senarische en zelfs septenarische verzen te doen hooren; de jongens
beweerden, dat het ongehoord zoû zijn, ongezien, in Griekenland nóoit
geweest, tegen alle traditie, zonder welke het tooneel een onding zoû
worden.... Traditie was toch àlles, in de klassieke komedie! Openmonds
bogen de matrozenmeiden zich dichter, niet begrijpende waar over zij
het hadden. Die patricische meid sprak ook al als een filozoof!
--In alle geval, schreeuwde schril Fabulla, dwars door de
bewijsredenen der al jaloersche, beduchte, overtuigen willende,
gekrenkte, minachtende tweelingen door; zoû jij, dominus, het niet
eens met mij willen probeeren? Ik zoû je er geld voor geven.... want
ik bèn de cliënte van een der paleisvrouwen der Keizerin....
Er was geen houden meer aan. Alle drie, de twee jongens, de jonge
vrouw, waren opgestaan en stonden over elkaâr, in een razernij van
elkaâr toegeworpen woorden, niet meer verstaanbaar. Alle de andere
komedianten zagen belangstellend toe. Het was immers, als de kwestie
der maskers, oók een kwestie, of vrouwerollen wel door vrouwen gespeeld
konden worden. Er waren er, die voór, er waren er die tegen waren. De
adulescens, bij voorbeeld, en de "paraziet" waren vóor jongens, omdat
echte vrouwen te veel af leidden van de kunst. De senex was bepaald
tégen jongens en gaf de voorkeur aan echt vrouwespel; trouwens, hij
was het in alles tegen diè jongens vooral, tegen die bluffertjes, die,
slaven, het in alles eigenlijk veel beter hadden, dan hij, die nog
wel vrijgelatene was. Hij had reeds, de senex, van heél jongen slaaf
af, die senex-rollen moeten vervullen: hij had nooit vrouwerollen en
nooit rollen van adulescens mogen spelen en dat alleen om zijn diepe,
brommerige stem, die altijd brommerig en diep was geweest. Omdat
hij een goede senex was, had zijn dominus hem altijd beloond, had
hij zich eindelijk vrij kunnen koopen, maar hij behield in zich een
bitterheid, hem ingegeven door het van jongs af aan moeten vervullen
van "grijsaards". Het grijnzend masker, dat onding, meer een saterkop
dan een oude-mannegezicht, waar achter hij zweette en treurig werd,
had niet zijn hoofd alleen maar zijn heele leven gedrukt, had hem
jaloersch, nijdig, bitter gemaakt; hij haatte zijn masker en wist,
dat hij er zich nooit van bevrijden zoû. In de maskerkwestie was
hij daarom, uit nijdigheid, voór maskers, zijn eigenlijke meening
verbergend en innig hopende, dat eenmaal iedere tooneelspeler zoo
een zwaren, ellendigen maskerkop zoû moeten dragen, ook adulescens,
en "vrouwerol". En wat de mimus inderdaad meende uit zijn artistiek
oogpunt, zei de bittere, melancholische, nijdige senex te meenen uit
bitterheid, melancholie, nijdigheid.
Maar de vrouwenkwestie: zeker, hij was vóor vrouwen, voor gemàskerde
vrouwelijke tooneelspeelsters; en niet voor die bedorven, mooie,
blonde jongentjes, die nooit slaag hadden gekregen, die precies deden
waar in zij pleizier hadden, die weg liepen en avontuurtjes zochten,
en die zich nooit behoefden te maskeren.
En tusschen de meeningen, die op klonken, smeet hij ook de zijne,
meêdoogenloos, neêr.
--Zéker, Fabulla! riep hij. Jij, hoor, jij zoû, maar mèt een masker,
veel beter mijn dochter spelen of de meid, die, ik, altijd oude kerel,
mijn zoon ontsteel in een stuk van Plautus, dan die jongens met hun
geverfde bakkessen doen!
De tweelingen schreeuwden heftig terug. Het was vreemd, maar deze
vermoedelijk zoo half en half patriciër geboren jongens, die echter
reeds van hun kinderleven in het komediantenvak waren opgegroeid,
vóelden voor hunne kunst. Zij voelden er zoo voor, dat zij, eigenlijk
nog niet anders dan instinctmatig, vreesden, dat er eenmaal zoû
komen een tijd, dat ventjes als zij de vrouwerollen niet meer spelen
zouden.... Zij verdedigden hun terrein. Zij balden zelfs hun kleine
vuisten, hun fijne meisjesgezichten rood van boosheid. Rondom hen
bewonderden glimlachend de gladiatoren hen om hun moed, en in de
verwarring wist Nigrina Fabulla van Colosseros weg te trekken.
Plotseling, buiten, op straat, was een rumoer, een gegil, een
geschreeuw. De taveerne-deur dadelijk door de matrozen van Ostia
nieuwsgierig geopend, galmde het schreeuwen, gillen, rumoeren naar
binnen. Het was voor het huis van den leno. Het was Taurus, met den
stierennek. Hij stond, breed, kort, stevig in het midden van zijn
tierende vrouwen, zijn slaven-uitsmijters en drie bezoekers, die
dronken waren. De drie bezoekers schenen geen geld meer bij zich
te hebben na hun vooruit betaald herdersuurtje met Flacca, Matta
en Prisca.... De drie meiden raasden, omdat zij geen drinkpenning
hadden ontvangen na moeizaam werk, beweerden zij, met die dronken
kerels.... De slaven-uitsmijters trokken de kerels op straat, smeten
ze de goot in, over Nilus' drempel, omdat de straat zoo nauw was. De
meiden schreeuwden om recht en dreigden, dat zij naar de ædilen zouden
gaan voor haar fooi! De gasten van Nilus, nieuwsgierig, keken naar
buiten, wipten over de kerels, die in de goot, over den drempel lagen,
sloegen kwinkslagen, lachten van pleizier om het standje. De meiden
krijschten, honden liepen toe en blaften; andere honden, uit de verte,
antwoordden nijdig. In den stal balkten de beide ezels, de altijd
hongerige der Gallen en die zich tot nog toe had onbetuigd gelaten,
die van den Egyptischen waard....
Nilus schopte een der kerels, die over zijn drempel lag, verder de goot
in. Bij haar rekenbord zat de Alexandrijnsche haastig te tellen. De
gasten verliepen, de een na den ander, om te kijken.
--Ik sluit, Lavinius Gabinius, zei Nilus; de stedewacht is wel niet
te zien, als er in de Suburra een oploop is, maar het uur is toch al
lang voorbij en ik sluit: boete is ondankbaar geld.
--Daar weet ik van meê te praten, Nilus, zei de dominus; eens heb ik
boete moeten betalen omdat ik met mijn grex te laat in Antiochië kwam:
groote goden, hoèveel boete moest ik niet betalen! En het wàs niet
mijn schuld, maar ik kòn geen postbuffels krijgen!
--Gij gaat zeker rusten, Lavinius.
--Zekerlijk, zekerlijk, Nilus, ik ga rusten en rusten moet de
grex. Morgen moet ik naar de ædilen. En over drie dagen, de eerste
dag der Megalezia....
--De eerste opvoering....! En er is nog zóo veel te doen!!
--Tot ziens dan, Lavinius, en goede nacht.... Neen, neen, niet meer
binnen! Gallen, naar binnen jullie, als je slapen wilt in je hoek. We
zullen eerst nog dien onverzadigbaren ezel van jullie wat hooi geven,
opdat hij de Suburra in den vroegen morgen niet wakker balkt. Andere
vrienden, allemaal de deur uit! Tot morgenavond, tot morgenavond en
dànk allemaal....
Op den drempel duwde hij de drinkers weg. De Suburra, tusschen bordeel
en taveerne, was vol, vol van gedrang, geschreeuw, geblaf, gekrijsch,
gebulder, gegil. Maar Nilus' deur, plots, kwakte toe. Twee Gallen,
buiten gesloten, smeekten, bonsden op de deur, werden nog even binnen
gelaten. Toen, meêdoogenloos, schoven de grendels voor. De slaven
ruimden het vaatwerk af van de tafels. De Alexandrijnsche verdween,
met haar geldkistje tegen den boezem....
Nilus vermaande, streng, de Gallen. Of zij nu eindelijk hun bek zouden
houden, of iedereen nu slapen zoû gaan.
Met een laatste, verre kèf-kèf-kèf-kèf, buiten, van een hond, die niet
uit wilde scheiden, verstierf het lawaai. Binnen, in de taveerne,
was blijven hangen de damp, de walm, de wadem en verijlde, in den
vagen schijn van een enkele oliepit, die de slaven hadden laten
branden. De verwarring der smalle bedden langs den muur, der lange
banken, der tafels en schabellen in die gelige weifeling van licht
door grauwigen dwalm heen, die op trok, schemerde vet, oversausd en
met roode plassen als overbloed.... Over den steenen vloer slingerde
de afval der worstevellen en weg geworpen groente tusschen de scherven
van kruiken en kroezen in groote plassen wijn. De lage zaal doezelde
weg naar den donkersten hoek: daar lagen, op de bedden, de banken,
den vloer de Gallen en snorkten, doodmoê, dronken, dadelijk in
diepsten slaap.
Onder den sluier in haar kastje bleef de Groote Godin der
bedelpriesters, eene bedelende als zij, eene onwaardig gediende,
een arme vervallene, onzichtbaar. Maar boven de schenkbank, over den
abacus, vol leêge, ronde gaten, waaruit Nilus' slaven de amforen hadden
genomen en naar den kelder gebracht, blikte de godin Isis neêr. Zij had
haar zelfden welwillenden, goedmoedigen, moederlijken godinneglimlach,
neêr glanzende in den geel doorlichten, verijlenden walm over de, nu
alleen door die vuile bedelpriesters doorsnorkte, bezoedelde en verder
verlatene taveerne-zaal van haar priester, Nilus, die de boorden van
den Nijl had moeten verlaten om in de Suburra geld te verdienen....


II.

Laat was men des morgens in de Suburra. Was men in het keizerlijke
Rome van Domitianus vroeg op het Forum en in de Bazilieken, waar de
zaken begonnen, waar de processen voorbereid werden, vroeg ook in het
Velabrum, waar de drukke markten waren, laat was men in de Suburra. De
huizen en winkeltjes openden niet dan na het vijfde uur van den morgen
de luiken en puien en deuren en geen voorbijganger deed er de zolen
kraken over het gebarsten plaveisel van groote, vlakke steen.
Schoon was dit dezen morgen geregend en de goten, links en rechts,
liepen murmelend als beekjes af of watervielen met kleine valletjes
langs de hindernissen van afval, die waren blijven steken. Nu
en dan blafte reeds een hond, uit een deur, zag dan den afval en
snuffelde. Verder op antwoordde een tweede hond, een derde.... De
straatkinderen doken te voorschijn, ongewasschen, klein geboefte,
speelden morra, met de vingers of om geld, éen of twee as, op
de, midden over de nauwe straat, in de steenen, gegrifte vakken,
vierkantjes van snijdende lijnen, damspel of bikkelden.
Over het groezelige, grauwe verschiet der hoogere en lagere huizen--de
straat daalde nauw en steeg, zich verwijdende--langs de verweerde
muren, de ontverfde luiken en deuren, over de goten en afval en om
de slordige kinderkopjes, dreef, na de nacht van regen, het reine,
glanzige, dunne, fijne morgenlicht van de lente. De reep hemel,
gezigzagd tusschen de elkaâr toe neigende dakenlijnen, telkens
gebroken, blauwde in klare diepte. Een kristallijnen teêrheid van
licht gleed de Aprillucht uit, de straat in. Zonneschijn overgloorde
als met dun gouden glansen het grauwe steen en rossigde het. Door
ontslotene deurtjes schenen binnenverschietjes van vale, wazige kleur,
plotseling doorschoten van zongestraal, doorpoeïerd van zongepoeïer. Er
teekende soms zich in af de vierkante lijn van een bank, een tafel,
een bruine kruik, die glom als met goudsteen doortinteld. Een zich
openend groentenwinkeltje ontlook plotseling met een fèlte van kleur,
om de gestapelde scharlaken tomaten en broodvruchten, donker paars....
Ook Nilus' taveerne, met een geknars van grendels, opende. Nilus was
daar en drilde de slaven. Zij ontsloten alle de luiken en haalden uit
een put ter zijde van de schuur, in een omheinden hof, emmers vol
water op. Zij verschenen met groote bezems, wierpen in het lokaal
hun emmers uit en veegden schoon het lokaal, over den drempel heen
den afval uitbezemend op de straat. Met dien afval, scheen het wel,
dat zij de nog slaapdronken Gallen weg veegden. De bedelpriesters,
den bezem soms in hun rug, verschenen op wankele beenen, zich rekkende,
de geschoren koppen schuin, de stoppelbaardige, ongeschoren gezichten
verwrongen van nadronkenschap.... Nilus, bij de open schuurdeur,
beval hen hun ezel te halen, eindelijk weg nu te gaan. De laatste,
de Archigal, kwam met het kastje, waarin de godin.
De slaven kletsten met de emmers water en bezemden, bezemden, trokken
de banken en tafels over den drempel, wreven ze schoon.... Nilus
zadelde zijn eigen ezel en de beide ezels balkten. Toen zij balkten,
blaften de honden. En Nilus steeg op en reed weg, twee enorme leêge
manden ter zijde van zijn zadel hangende. Twee zijner slaven volgden
hem, op hun slavendrafje. Hij ging naar het Velabrum, naar de Groote
Markt, om inkoopen te doen, minachtend de winkeltjes in de buurt,
hoewel even belangstellend loenschend naar den stapel scharlaken
tomaten....
De Gallen, ondankbaar, brommende, nagejouwd door de bezemende slaven,
die riepen van luizen, liepen den hoogeren heuvel op, waar zich de
Suburra verwijdde. Op den ezel hadden zij het kastje gesnoerd. Onwillig
verwijderden zij zich, scholden achter zich naar de slaven terug. De
honden blaften hen aan.... Het huis van den leno opende op zijn
beurt. Taurus verscheen een oogenblik, zag naar den hemel, knikte
bemoedigd tegen de lucht: na dien regen een mooie dag en zeker een
mooie avond: een mooie avond moèst je hebben om je meiden te laten
troonen: met een mooien avond dwarrelde de Suburra vol wandelaars en
pleizierzoekers en scholen ze niet allen bij Nilus. Van het Toeval,
van de godin der Toevallige Fortuin, Fors Fortuna, moest je het hebben
als leno.... Gisteren had ze hem nauwelijks toe gelachen.
Hij riep naar binnen. De meiden, slaperig, kwamen. Zij waren ongekapt:
doeken om de schouders, begonnen zij den dag, onwillig als de Gallen,
die daar ginds, om hun ezel, loom verdwenen in het zon-doorpoeïerde
stijgend verschiet van de straat. En Taurus schold haar, in hare
ruggen, dat zij zich reppen zouden. Zij gingen, acht moede, slepende
meiden. Zij liepen de Suburra af, tusschen de straatjongens, die
vloekten omdat zij dwars door hun spel moesten gaan en die gemeene
woorden riepen; zij riepen achter zich gemeene woorden terug.
Zij gingen, de acht, naar de tonstrix, van Gymnazium, die woonde het
dichtst. Maar toen zij aankwamen, zagen zij, dat de meiden van het
huis van Pampus er reeds waren vóor haar. Gymnazium, op haar drempel op
een schabel gezeten, zag toe, hand voor oogen, dik blank het vettige,
reeds geblankette gelaat; gekapt reeds, zij, door de tonstrix, hield
zij een oogje op haar kapzaakje over de deur. Haar slavin kapte al
de meiden uit de buurt. Die van Pampus waren van daag het eerst. Die
van Taurus moesten wachten. En waarachtig, daar kwamen die van Galla,
die van het oude wijf op den hoek, beneden! Die van Galla zouden het
langste wachten.
De tonstrix, handig, vlug, liefjes, kapte de eene meid na de andere
in haar heel klein, open winkeltje. Er waren daar niets dan een tafel
en een schabel, waarop de meid zat. Een gladde metalen spiegel. Een
koperen pot vol gloeiende kolen op den drempel, waarin de ijzers
staken. De aarden potjes en pannetjes, de vaatjes en vaasjes op de
tafel en de tonstrix achter het te kappen hoofd, altijd bezig, den
heelen morgen. Altijd op haar beenen. Altijd met een aardig woordje
tegen de meid. De tonstrix van Gymnazium bracht iedere meid, des
morgens, in goed humeur. Het haar werd dan ook geborsteld, gekamd,
geglansd; dan werd het gebrand, gekruifd, dan werd het opgewrongen,
hoog, breed, met vele spelden bevestigd, met glanzige spangen versierd,
met gemaakte bloemen soms aan de slapen; het gezicht werd overtogen
met gestampte gerst-in-eiwit, den blos aangegeven door schuim van
roode nitrium, de oogen omblauwd, de brauwen verzwart met blauw en
zwart antimonium, de lippen gepurperd met goedkoope papaverpommade.
De tonstrix deed het alles als werktuiglijk zoo vlug, zoo handig,
een beetje grof met dit grove blanketsel, dat wel eens herhaald moest
worden als het met de bezigheden van den dag zoo uitkwam voor de meid,
maar zij deed het liefjes, glimlachende en met smaak en de meid, er na,
trok, zich schikkende, behaagziek, haar palliolum om hare schouders,
schudde haar franjes uit, betaalde Gymnazium en ging terug naar het
huis, om, als de waard het wenschte, voor zich te zetten op het hooge
gestoelte, waarboven naam, prijs, hoedanigheid.
Lavinius Gabinius kwam aan en Taurus' meiden, wachtende, zittende op
straat tegen den muur aan, wezen hem dadelijk Gymnazium en de anderen.
--Dat is de dominus van den grex, die komt spelen: hij was gisteren
avond met de heele caterva bij Nilus....
Gymnazium keek nieuwsgierig uit. De dominus kwam nader en hij groette
en sprak beleefd, maar als een man van beteekenis, Gymnazium aan.
--Ik ben bij Gymnazium, niet waar?
--Ja, beaâmde de dikke voormalige, met vetten glimlach, beleefd
terug. En gij zijt de dominus?
--Die ben ik. Ik heb uw hulp noodig, Gymnazium.... Ik heb bij mijn
troep op dit oogenblik geen kapper. Kunt gij mij helpen met de kapsels
voor mijn komedianten, die geen masker dragen? Over drie dagen is de
eerste voorstelling in het Theater van Pompeïus....
--Als gij mijn tonstrix kunt aanwijzen hoe de kapsels moeten zijn....
--Ik heb de pruiken en de Grieksche afbeeldingen, Gymnazium. Dat zal
gemakkelijk gaan, voor zoo een knappe tonstrix als de uwe. Kom dan,
zoo ge kunt, dezen middag, tegen het negende uur, in het Theater. Ik
moet nu naar de ædilen.
--Dat is een heele weg, dominus.
--Vooral voor wie te voet moet gaan: een draagstoel, helaas, is niet
voor een dominus-gregis, Gymnazium: zelfs niet een carpentum op twee
vlugge wieletjes en een paardje er voor....
--Een ezeltje dan, dominus....
--Ik zal maar loopen, Gymnazium; dàt houdt lenig en jong voor wie zóo
veel te doen heeft. Mag ik dan rekenen op u? Mèt de tonstrix? Tegen
het negende? En in het Theater?
--Bij Pollux, ik zal niet u doen wachten, dominus.
De dominus, na groet, ging verder. Hij was dien morgen het eerst
opgestaan, in zijn kamertje, hoog in het hooge, vijf verdiepingen
hooge huis, achter de Suburra, niet ver van de Thermen van Titus,
waar hij zijn bad had genomen.
Hij had zijn troep achter gelaten onder de hoede van den senex,
den eenigen vrijgelatene onder de komedianten, en hem geld gegeven
om hen allen te doen baden, te doen eten: vlak bij de Thermen was
daar gelegenheid voor. En in de stijgende Aprilzon ging hij verder,
naar het Forum, naar de ædilen, die hem boodschap hadden gezonden,
dat zij hem wachtten....
Maar boven, in het groote huis, sliepen nog de meeste komedianten. Zij
sliepen, luier dan hun dominus, gerijd naast elkaâr op dunne, vuile
matrasjes, hun arm vaak hun eenige kussen, hun mantel hun eenige
dek. Als kooien stapelden in die nieuwe-wijk-huizen de kamertjes
boven en over elkaâr. Het was een speculatiebouw, sedert de Thermen
van Titus bijna waren voltooid, om woning te bezorgen aan duizenden
minder-burgers en vrijgelatenen, wier levensbestaan van de Nieuwe
Baden afhing: metselaars, timmerlui, loodgieters, brandstofkooplui,
mozaïek-leggers, schilders, masseurs en geurwerkers; terwijl ook
etenswinkeltjes en kleine herbergjes voor al dat volkje waren
geïnstalleerd tusschen de prachtige Thermen, den immensen boogbouw
van het Colosseum en de fontein van de Meta Sudans, het armoedige,
armzalige, op elkaâr gepakte getier en gewirrewar in de schaduw dier
moderne, massale, reusachtige architecturen zich bergende in die vlug
in elkaâr getimmerde of hooger gebouwde, meer houten dan steenen
huizen, die reeds dadelijk na hunne voltooiïng, vreemde, wankele,
schotsscheeve lijnen aannamen.... Als de karren vol zware steenblokken
in de richting van Thermen en Colosseum, beiden ingewijd, in gebruik,
maar niet voleindigd, rammelende aanstommelden over den, van den regen
moerassigen, zandweg, scheen geheel het huis, waar de komedianten
huisvesting hadden gevonden, te schudden op zijn betwijfelbare
grondvesten en rilde het als op een durende aardbeving....
Maar de komedianten, zij sliepen en ook de senex draaide zich om. Zij
hadden gisteren avond goed bij Nilus gegeten, zij waren moê van
de reis, zij hadden geen zorgen voor dien dag; des avonds alleen
misschien repetitie.... Maar nòch de palliatæ, nòch de mimus-spelen
waren voor de vertooning vast gesteld. Alleen in het kamertje, dat zij
deelden met den dominus en de "eerste-slave"-rol, waren Cecilius en
Cecilianus ontwaakt. Zij ontwaakten te gelijker tijd, daar zij tegen
elkaâr hadden geslapen, in elkanders rug, onder éen mantel, hun blonde
hoofden op éen bundel als kussen. Te gelijker tijd richtten zij zich
op en wreven zij zich de oogen uit; de April-zonnestraal prikte hunne
vakerigheid. Maar de "eerste-slaaf" sliep nog steeds....
--Dominus is weg, zeide Cecilianus. Hij, de jongste, was in alles
iets kleiner, iets fijner dan het broêrtje, maar anders geleken de
tweelingen elkander volkomen. Zij zeiden meestal elkanders woorden
dadelijk na, zoo zij ze niet te gelijker tijd zeiden.
--Dominus is weg, zeide Cecilius, nog vóor Cecilianus had uitgesproken.
Zij zagen elkander aan.
--Hij is naar de ædilen toe, zeiden zij samen.
--Met de contracten....
--.... de contracten.
--Syrus slaapt nog....
--.... als een os....
--Laat hem maar....
--.... maar slapen.
--Ben je nog moê....?
--.... Jij moê?
--Neen....
--.... Neen....
Zij glimlachten elkander toe, ondeugend. Zij omhelsden elkaâr, als
iederen morgen. Toen wipte Cecilius op, zocht in een hoekje, onder
wat kleêren....
--.... Pas op! waarschuwde Cecilianus, schuin ziende naar slapenden
Syrus.
Maar Cecilius, rug wendend, telde zijn geld.
--Niet veel meer, zeide hij.
--Niet veel meer? vroeg Cecilianus. En de dominus.... Hij grabbelde
onder diens verlaten matras.
--Heeft alles meê genomen....
--Alles meê genomen, beaâmde Cecilius.
--De senex zal geld hebben.... zei Cecilianus.
--Abah, minachtte Cecilius. Ik wil niets van den senex. Sta op,
wij zullen gaan baden: ik heb genoeg....
--En dan zullen wij zien....
--.... Zullen wij zien....
Zij slipten het kamertje uit, ieder met een bundeltje in de hand.
In de andere kamertjes, de deur open, zagen zij de andere komedianten
nog slapen, ronkende in elkaârs ruggen. De beide jongens tuimelden de
smalle, wankele, houten trappen af. Zij gingen langs een kopersmid,
die reeds hamerde in zijn werkplaats aan vaatwerk en hel doorklonk
de klatere klank het huis, de holle, houten trappen langs.... Op de
onderste verdieping was de ruimte rechts ingenomen door een voller:
de voller was met zijn knechten reeds aan den arbeid en nieuwsgierig
bleven de jongens kijken....
--Wat moeten jullie? riep de vollersbaas.
De jongens, glimlachend, gluurden. Zij zagen in de langwerpige
kuipen knechten dansen en springen, zingende, op de maat, over de
uitgespreide, gewasschen toga's, die gevold moesten worden. Zij
zagen de werksters de gewasschen en met de voeten schoon gedanste,
ontvlekte toga's dompelen en drenken in de kuipen vol krijtverzadigde
vloeistof. Zij zagen weêr andere knechten over stokken in rekken uit
hangen de gevolde toga's. Die hingen daar aan het einde der werkplaats
als smettelooze halfcirkels van blankheid, plooiloos uit getrokken,
vast gehecht aan de punten en zij vingen, krijtwit, sneeuwblank een
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De komedianten - 04
  • Parts
  • De komedianten - 01
    Total number of words is 4367
    Total number of unique words is 1514
    37.1 of words are in the 2000 most common words
    49.7 of words are in the 5000 most common words
    56.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 02
    Total number of words is 4435
    Total number of unique words is 1476
    36.1 of words are in the 2000 most common words
    49.9 of words are in the 5000 most common words
    56.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 03
    Total number of words is 4439
    Total number of unique words is 1531
    37.3 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    56.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 04
    Total number of words is 4116
    Total number of unique words is 1396
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 05
    Total number of words is 4400
    Total number of unique words is 1579
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 06
    Total number of words is 4218
    Total number of unique words is 1430
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    52.1 of words are in the 5000 most common words
    59.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 07
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1341
    36.8 of words are in the 2000 most common words
    49.5 of words are in the 5000 most common words
    55.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 08
    Total number of words is 4159
    Total number of unique words is 1346
    38.0 of words are in the 2000 most common words
    50.0 of words are in the 5000 most common words
    56.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 09
    Total number of words is 4308
    Total number of unique words is 1441
    38.7 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 10
    Total number of words is 4195
    Total number of unique words is 1459
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    50.4 of words are in the 5000 most common words
    57.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 11
    Total number of words is 4329
    Total number of unique words is 1459
    37.5 of words are in the 2000 most common words
    50.5 of words are in the 5000 most common words
    56.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 12
    Total number of words is 4240
    Total number of unique words is 1456
    36.4 of words are in the 2000 most common words
    49.4 of words are in the 5000 most common words
    55.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 13
    Total number of words is 4341
    Total number of unique words is 1462
    35.3 of words are in the 2000 most common words
    50.3 of words are in the 5000 most common words
    57.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 14
    Total number of words is 4280
    Total number of unique words is 1270
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    58.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 15
    Total number of words is 4394
    Total number of unique words is 1248
    43.6 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    63.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 16
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1288
    43.9 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 17
    Total number of words is 4462
    Total number of unique words is 1217
    45.7 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    65.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 18
    Total number of words is 4554
    Total number of unique words is 1241
    46.5 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    66.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 19
    Total number of words is 4433
    Total number of unique words is 1424
    42.0 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    64.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 20
    Total number of words is 4432
    Total number of unique words is 1289
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    56.8 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De komedianten - 21
    Total number of words is 4025
    Total number of unique words is 1447
    34.0 of words are in the 2000 most common words
    45.9 of words are in the 5000 most common words
    51.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.