De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01

Total number of words is 4552
Total number of unique words is 1567
39.9 of words are in the 2000 most common words
53.7 of words are in the 5000 most common words
60.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
ISTORIE VAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART
door
BETJE WOLFF en AAGJE DEKEN

MET INLEIDING VAN EN VERKORT DOOR J.B. MEERKERK

[Illustratie: Betje Wolff en Aagje Deken.

Natuur plaatst onzen geest als 't waare in 't aangezicht;
Zy doet der menschen ziel meest door zyne oogen spreken;
Wie onze werken leest herkent dra ook zeer ligt
Uyt beider Beeltenis, wie BEKKER zy, wie DEKEN.

Prent van A. Cardon naar teekening van W. Neering.]


INLEIDING.

Voor ELISABETH WOLFF-BEKKER (1738--1804) is in het buitenland zoo-nu-en
-dan wel notitie genomen van onze litteraire kunst--gezwegen natuurlijk
van de latinisten uit den renaissancetijd;--en LAROUSSE kent naast
REMBRANDT tegenwoordig ook VONDEL--doch eigenlijk tellen we pas
eenigszins mee in den vreemde na SARA BURGERHART, dat in het Fransch
werd vertaald--waar de Schrijfster niets mee ingenomen was. Ze meende
dat haar boek eigenlijk niet te vertalen was en alleen verstaanbaar voor
Hollanders. En ze had daarin volkomen gelijk, ook naar het oordeel van
BUSKEN HUET, die o.a. schreef:--"om die kunst te waardeeren moet men van
de natie zijn."
Gaat er bij elke vertaling van een goed boek iets moois verloren, zeer
stellig, meen ik, moet dit het geval zijn met de uitstekende werken
van BETJE WOLFF. Ze zijn zoo door-en-door Hollandsch, als de _Camera
Obscura_ b.v., als heelveel van _Multatuli_, dat vreemdelingen er
gewoonlijk onverschillig voor blijven, inzonderheid als niet de
intrigue van den roman op zichzelf belangstelling wekt, als wederom
bij BETJE.
Ik spreek hier alleen van BETJE WOLFF, echter zonder haar vriendin AAGJE
DEKEN (1741-1804) tot bloot belangstellende te willen verkleinen. Er is
over het al of niet samenwerken heelveel getwist; ikevenwel meen dat
AAGJE veel meer is geweest dan toeschouwster, al laat ik die kwestie
hier rusten en noem ik alleen BETJE'S naam.
Wie zich nu tot het lezen zet van _Sara Burgerhart_, moet zich
tenminste eenigermate een voorstelling maken van den tijd waarin het
boek werd geschreven (1782). Wij zijn te allen tijde een volk van
theologen geweest, is er terecht gezegd, en dat zijn we gebleven; dat
waren we vooral nog in BETJE'S dagen. Doch toen inzonderheid was het
geloof verstelseld en verdogmatiseerd, het leven was verdord in den
godsdienst, veruiterlijkt, en de nieuwe denkbeelden waren nog verward:
't was voor 't reveil, waarvan DA COSTA de dichter werd, en de
_Aufklaerung_, wier profeet KINKER worden zou, schemerde nauwelijks.
BILDERDIJK vervroegrijpte pas.
LOCKE (1632-1704) en de oudere DESCARTES vooral (1596-1650) hadden
invloed gehad; BOILEAU (1630-1711) en VOLTAIRE (1694--1778) waren veel
gelezen; ROUSSEAU (1712--1778) was aan 't woord: _Nouvelle Heloise_,
_Julie_, _Emile_, _Contrat Social_ behoorden tot de in zekere kringen
populaire lectuur--en tot die kringen behoorde ELISABETH WOLFF. Er
bestaat een portret van haar als jong meisje met POPE'S beroemd boek:
_Essay on Man_ in haar hand. Dat lierdicht verscheen in (1733).
FIELDING (1707--1754) beroemd door zijn _Tom Jones_ en _Richardson_
(1689--1761) waren vertaald... Ja, veel werd er vertaald; het was zelfs
een bijzonderheid dat er een roman verscheen die niet was vertaald.
_Niet vertaalt_ liet BETJE dan ook op het titelblad drukken. De VAN
KWASTAMA'S en dergelijken--en hun aantal was talrijk--lazen nooit
Hollandsch; dat achtten ze als wijlen BARLAEUS een boerentaal,
ongeschikt voor fijnere geesten.
Ik noemde zooeven RICHARDSON den schepper van den modernen Engelschen
roman, algemeen vermaard om zijn _Clarisse Harlowe_, _Pamela_ en
_Grandisson_, lektuur tot in POTGIETER'S jeugd.
RICHARDSON is BETJE'S voorbeeld; van eigenlijk gezegde navolging mag
misschien sprake zijn in BETJE'S laatste werk: _Cornelia Wildschut_;
doch merkbaar is zijn voorbeeld overal. ROUSSEAU en RICHARDSON, die
twee bewondert en vereert BETJE; maar toch weer niet zoo, of ze durft
met den eerste in 't godsdienstige verschillen en door den laatste
verliest ze haar in-hollandsch karakter niet: _zij wil Hollandsche
karakters_ uitbeelden, _menschen zooals er bij ons leven_.
En ze slaagt uitstekend: _Blankaart_, _Edeling_, _Suzanna_, _Stijntje_
--enzoovoort zeg ik maar, om niet te reppen thans van tante _Martha de
Harde_ en haar man, in _Willem Leevend_. En zooveel anderen,
meesterlijke scheppingen.
Als we in ons letterkundig leven terugblikken, vinden we BREDERO
(1585--1618), COSTER (1579--1658), HOOFT (1581--1647), men denke aan
diens _Warenar_, ASSELIJN (1620--1701), BERNAGIE (1656--1699), VAN EFFEN
(1684--1735) en LANGENDIJK (1683--1756), tot BETJE'S geestverwanten, en
die lijn loopt door tot BEETS (1814--1903), wiens realisme echter
gepolitoerd is, tenminste overal een grondverfje heeft: het ruige is
er af, tot zelfs in _Barend_, den tuinmansknecht,--en tot _Multatuli_,
die heel hoog liep met _Blankaart_.
Zooals reeds vermeld is werd BETJE in (1738) geboren, te _Vlissingen_;
zij was de dochter van JAN BEKKER en JOHANNA BONDRIE, een Vlaamsche.
BETJE was van haar geboorte af teer en prikkelbaar--ze werd begaafd en
hartstochtelijk; leergierig was ze en las vroeg boeken, die anderen
pas veel later of nooit lezen.--Niet vrij te pleiten van zekere
koketterie liet ze het zoover komen, dat een zekere GARGON haar kon
ontvoeren; ze was toen pas zeventien jaar. Zij is er met den schrik
afgekomen, _ongedeert_, zooals we van _Sara_ lezen, wie iets dergelijks
overkomt. Opzettelijk historie heeft ze niet geschreven in _Sara_,
maar ongetwijfeld is die _meneer_ R. wel een heugenis aan GARGON en
SARA is niet vreemd aan BETJE.
Ze schrijft haar boek ook _ter waarschuwing_ voor jonge meisjes als
Saartje; van _l'art pour l'art_ had ze geen idee; ze onderwijst
altijd, 't zij ze romans schrijft, of in spectatoriale geschriften,
als _De Grijsaard_, _De Denker_ of _De Borger_. Die weekblaadjes
bleven na _van Effen_ geregeld, en telkens weer onder andere titels
verschijnen.
Na dit voorval met GARGON had BETJE in Vlissingen en in het ouderlijk
huis geen leven. Haar broer LAURENS--die iets had van broeder BENJAMIN
--maakt haar 't leven zuur. Tijdelijk vindt ze een onderkomen bij den
Amsterdamschen advocaat NOORDKERK, die haar wist te kalmeeren. Maar ze
moest weer terug naar Vlissingen.
Het was een uitkomst voor haar, toen ze door dominee ADRIAAN WOLFF,
met wien ze door haar geschriften kennis had gemaakt, altijd
_schriftelijk_ alleen, ten huwelijk werd gevraagd. Dat ging vlug in
zijn werk: den 9den October kwam WOLFF in Vlissingen, den 23sten
ondertrouwden ze, (1759).
WOLFF was in (1707) geboren, dus 31 jaar ouder dan de vroolijke
levenslustige BETJE. Hij was sinds (1730) dominee in de _Beemster_
en weduwnaar van WILHELMINE KAYZER; hij was een geleerd, zelfs
dichterlijk, en een hoogstachtenswaardig man, met een ruime
wereldbeschouwing.
De eerste huwelijksjaren waren echter niet gelukkig: Betje koketteerde
wat met dominee AMIJS. Wolff leed, als altijd ouwe mannen van jonge
vrouwtjes, aan jaloezie--en Betje maakte 't wel wat bont. Na (1770)
echter wordt het beter: Betje wordt wat stemmiger, heeft haar
verkeerdheid leeren inzien en leert haar man waardeeren. In (1772)
treedt WOLFF zelfs openlijk op om zijn vrouw te verdedigen. En dat
was noodig, want Betje had door haar vinnige en zeer vrijzinnige
geschriften vrijwat vijanden en belasteraars.
Tot haar bestrijdsters behoorde ook AAGJE DEKEN, die zich zeer
ongunstig over Betje had uitgelaten. Ze leerden elkaar kennen bij
den Amsterdamschen fabrikant GRAVE, in (1776)--en die persoonlijke
kennismaking leidde tot ideale vriendschap--waar Betje zoo mee
dweepte--vriendschap tot aan hun dood: (1804). Kort na elkaar
overleden ze.
AAGJE was een boerenmeisje, opgevoed in het Weeshuis "De Oranje-appel"
te Amsterdam. In (1767) was ze gezelschapsjuffrouw geworden bij de
weduwe BOSCH, wier dochter MARIA dichteres was--en ziekelijk. Maria
overleed echter al in (1773) en in (1775) gaf AAGJE hun werk uit onder
den titel van _Stichtelijke Gedichten_. Aagje was zeer ernstig en
deftig. Men zal haar in _Sara Burgerhart_ gemakkelijk herkennen in
ANNA WILLIS.
In (1777) overleed dominee WOLFF, die in de Beemster zijn
_aspergebedden had aangelegd_. De man was, als Dominee SMIT in _Sara
Burgerhart_, veel te verdraagzaam en te ruim van blik om opgang te
maken. En toen gingen BETJE en AAGJE samenwonen en samenwerken.
Eerst vestigden ze zich in _De Rijp_, waar ze woonden tot (1781); toen
verhuisden ze naar _Beverwijk_, waar Aagje het buitentje _Lommerlust_
geerfd had. Tegenwoordig is dat de pastorie der R.C. kerk.
Daar hebben ze gewoond--_Sara Burgerhart_ is er geschreven in het
beroemde Koepeltje--tot (1788). Toen kwamen de Pruisen in het land,
bij welke gelegenheid BILDERDIJK zich verdienstelijk hoopte te maken,
en de dames weken met tal van patriotten naar het buitenland, want ze
waren patriotisch gezind.
Ze trokken naar Trevoux in Bourgondie en hebben daar gewoond tot
(1795), toen het den patriotten beter ging. Intusschen waren ze wel
wat genezen van hun vrijheidsroes: 't had maar weinig gescheeld, of
BETJE zelf was op de guillotine terechtgesteld.--Ze vestigden zich in
Den Haag en daar zijn ze blijven wonen. Ze hadden het maar armpjes:
hun kapitaaltje hadden ze toevertrouwd aan een Haarlemsch notaris en
die had het zoek gemaakt.--Ze moesten nu weer vertalen, dat "ze
kikhalsden" schreef BETJE. Wel hielpen de oude vrienden haar: LOOSJES
en VOLLENHOVEN; ze kregen nieuwe in VAN HALL en VAN DER PALM; ze
raakten heel intiem met mevrouw OVERDORP--POST, ELISABETH-MARIA, maar
ze waren erg "eergierig" en men moest het, als VAN HALL, heel kiesch
aanleggen om hen te ondersteunen.
Ze werden ziekelijk: AAGJE leed aan jicht, BETJE aan kramp. De goeie
tijden waren voorbij--voor _Willem Leevend_ hadden ze _6000 gld_.
honorarium ontvangen; _Cornelia Wildschut_ bracht minder op.
De beteekenis dier vrouwen voor onze algemeene volksontwikkeling en
ook voor onze letterkunde overschat men niet licht. Het is gemakkelijk
aanmerkingen op de samenstelling van _Sara Burgerhart_ te maken; men
moge den snoodaard _R_. wat al te tooneelsnood vinden; men brenge
bedenkingen in tegen den _briefvorm_, toen in de mode, door RICHARDSON
--en nog door mevrouw BOSBOOM--TOUSSAINT gebezigd in _Majoor Frans_
--maar onsterfelijk blijven _Saartje_, _Blankaart_ en de andere reeds
aangeduiden--en nooit kan verdwijnen de geest van gezond menschenleven
dien haar werken ademen.
Zij rusten in vrede op het kerkhof "Ter Navolging", bij Scheveningen.
* * * * *
SARA BURGERHART is niet alleen als roman bedoeld, 't is een _tendenz-
werk_--theologisch, paedagogisch, politiek zelfs en _apologisch_.
Daardoor is 't voor leerlingen inzonderheid te lang en te langdradig.
Eerst wanneer men er toe komt de 18de eeuw te bestudeeren, _ons_ leven
onder den invloed van den vreemde, dan wordt het _heele_ boek hoogst
belangwekkend. Misschien komen er velen toe het dan in zijn geheel te
herlezen. In deze uitgave wilden we behouden, behalve wat vanzelf bleef,
den _roman_ en _het karakteristiek Hollandsche_. Het zou ons bijzonder
aangenaam zijn als we daarin waren geslaagd.

Voornaamste Werken.
Van BETJE alleen:
Bespiegelingen over den staat der Rechtheid,
den val en den gevallen mensch,(1765).
Walcheren in 4 zangen, (1769).
Onveranderlijke Santhortsche Geloofsbelijdenis,
en De Menuet en de Domineespruik, (1774).
_Die Menuet werd zelfs door hel volk gezongen als
een kermisliedje_.
Mengelpoezie. (1785).
Van AAGJE en BETJE samen:
Historie van juffr. Sara Burgerhart, (1782).
Historie van den heer Willem Leevend, (1784).
Brieven van Abrah. Blankaart, (1788).
Dichterlijke wandelingen door Bourgondie, (1789).
Historie van Cornelia Wildschut, (1796).
J. B. MEERKERK.
_Zwolle_, April '19.


EERSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.

PARYS.

_Lieve jonge juffrouw!_
Nu ja, ik heb beide uwe Brieven ontfangen, maar, wat hamer, meent gy,
dat ik tyd heb om u zo _cito_, per post, (zoo 't u blieft,) te
antwoorden; en dat wel zo dikwyls, als myne Pupil goedvindt om my met
een hoope wisjewasjes aan 't hoofd te lellen? Zie, ik ben maar een
Vryer, (een _Oude_ Vryer, zo je wilt;) ik weet echter, hoe die Nufjes
van halfwassen Vrouwen bestaan. Van daag willen zy zus, morgen willen
zy zo. Wel nu, wat zal ik ik u antwoorden? Weet ik, in hoe ver gy
gelyk hebt? Niet, Saar lief, dat ik u in staat ken om my te pieren, zo
wat op myn mouw te spelden, gelyk men zegt: Neen, gy waart altoos een
oprecht kind; maar gy zyt jong, gy hebt het maar gansch niet naar uw
zin: reden genoeg, om zulke droevige dingen aan my te schryven.
Indien ik niet in dit verbruide Land, daar niemand my en ik niemand,
dan zeer gebrekkig, verstaan kan, buiten de Familie, waar mede ik myne
zaken heb aftedoen, en daar ik wel zakken vol complimenten, doch geen
geld krygen kan, nog vooreerst diende te blijven, en te Amsteldam kon
komen, of ik die Russische winkel by Tante eens zoude komen opschudden!
Wee, zo gy my gefopt hadt! maar wee ook het oud Wyf, indien zy myne
Pupil, de dochter myns waardsten Vriends, kwalyk behandelde! Maak van
myn vertrouwen geen misbruik, maar uwe Tante verdient niet de Zuster
uwer brave Moeder te zijn; op myn eer, dat verdient zij niet! Zy is
een geveinsde inhalige Feeks; en ik kan het nog niet in den kop
krygen, door wat middel zy uwe zalige Moeder heeft weten te bewegen,
om u, haar eenig, haar tedergelieft kind, by haar te betrouwen. Voor
honderd halve ryertjes[1] moest gy het beter hebben; (uwe kleding
betaal ik immers nog byzonder[2]). En krabt zy die echter niet zo
vrekkig naar zich, als of zy arm en gy haar wild vreemt waart. Zo gy
kunt, hou het uit; ik zal er u te liever om hebben, kind; en ik zal my
tegen u niet laten innemen. Nu, zy schryft my ook nooit. Mooglyk acht
zy my die eer onwaardig. Alles heeft zyn reden, meisje; zie, ik heb
Tante, als zy het al te erg maakte, zo wel eens doen zien, dat haar
manier van doen zeer dikwyls verbaast verre afweek van hare wyze van
zeggen, en breden ophef, als of zy, ten minsten, eene heilige van den
eersten rang ware. Gy hebt zulke brave ouders in 't graf; draag u toch
wel, kind. Ik beken, zo eene behandeling is haast niet om te verdragen;
zo zy het al te erg maakt, en gy beter kunt te recht komen, ik guarandeer
uw kostgeld; mids dat de Lieden onbesproken en hupsche menschen zyn.
--Doe deezen stap echter niet, dan in den dringentsten nood, of wy zullen
geen Vrienden blyven; ik kan niet toestaan, dat gy u zelf zoudt benadeelen;
daar heb ik u veels te lief toe. Ja, wat ik zeggen wou? Ik heb hier eene
menigte muziek voor u gekogt, en die zal ik u met een los adres[3], als
ik goederen afzend, toeschikken. Zy geven hier voor dat de Compositie
heerlyk is: ik vergeet al myn kunst met die druktens; maar ik heb zo
graag, dat zoete meisjes zich wel diverteeren; en gy zyt toch een
muziekgekje. Ik denk wel om u, en kan dikwyls wenschen, dat ik u hier
had. Hier, Saartje, zoude uwe geestige hekelzucht stoffe vinden, al
hoorde en zaagt gy niets dan dien nimmer stillen zwerm van Gouwe torren,
en Zomerkapelletjes; want zo noem ik dat lastig beslissent wel opgepronkt
Jan hagel, dat men _Petits maitres_ hiet: Ik ben zoo bang voor zo een
rekeltje, als gy voor een Aap; zy noemen my hier: _le gros Hollandais_;
wat beduidt dit Kind? mooglyk nietmetal.
Binnen zes maanden denk ik thuis te zyn. Wat lange brief is dit? nu gy
yder een niet; maar toch, ik schryf niet graag Brieven.--Vaarwel, leef
vrolyk, wees gegroet van
_Uwen toegenegen Voogd_,
ABRAHAM BLANKAART.
Noten:
[1] Rijer = 14 gulden.
[2] Afzonderlijk.
[3] Apart pakje.


TWEEDE BRIEF.--Aletta de Brunier heeft Saartje gezien als een
"kwakerinnetje", in den winkel van Mad(elle) G. Dat is te gek,
schrijft ze aan Saartje, met wie ze vroeger heeft school gegaan, en
ze stelt haar voor bij haar te komen wonen, en pension bij de wed(e)
Spilgoed-Buigzaam--daar hebben ze 't best. Er wonen nog twee dames.


DERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.

_Ge-eerde Heer, zeer ge-achte Voogd!_
Dat was een blyde Postdag voor my. Een Brief van myn geeerden Voogd.
Waarlyk, ik heb geschreit, ziende hoe veel belang gy in my naamt: doch
dat zes maanden uit blyven! daar lag al myn vreugd in 't voetzant.
Wel, myn allerliefste Voogd, ik kan het hier geen zes weken langer
uithouden; zo als ik ook evenwel behandelt word, maar ik kan 't niet
half schryven; zo gy, myn Heer, hier waart, gy zoudt het my toestaan.
Och, zo waar, ik heb u geen een jokkentje, hoe klein ook, op den mouw
gespelt. Foei, myn Heer, zou ik liegen? dan was ik een zeer slegt
meisje, en verdiende dat gy my bekeeft. Ik ben niet alleen de slavin
van Tantes grillen, maar ik word ook geringeloort door eene oude
lelyke zotte meid, die, om Tante te behagen, my dol maakt.
De Juffrouw, daar ik gaarne by zoude inwonen, is de ongelukkige weduw
van een fatsoenlyk man, die niet dan ordentelyke Dames logeert. Een
myner oude schoolmakkertjes is daar reeds eenigen tyd geweest, en
pryst de Juffrouw heel zeer. Daar zyn nog twee andere Dames ook.
Vry, vrolyk en onbeknort te leven, dit is myn eenig oogmerk; en is dat
berispelijk? By Tante kan ik niet blyven, zo ik my niet tot huichlary
wil verlagen, eene ondeugd, die allerafschuwlykst voor my is; en waar
aan ik my zeker nooit zal te buitengaan.
Ik beveel my in uwe gunst. Ik zal my in allen opzichte altoos zo pogen
te gedragen, dat gy voldaan zyt, maar by Tante kan ik niet blyven:
Laat my toe, dit nogmaal te zeggen.
Wat ben ik blyde met de my toegezegde Muziek! ik zing al in voorraad[1].
o! Wat zal die fraai zyn: mooglyk is er wel van Rousseau's[2] Compositie
by? duizendmaal dank. Ik hoop al die stukken u eens, onder het rooken
van een Pypje, voor te spelen. Maar, denk eens aan, myn Heer Blankaart,
daar wil Tante niet hebben dat ik speel, dan naar ouwe lollige zeuzeryen
[3]; en lieve Heer, ik speel evenwel zo graag en ik heb zulke mooije
Cantata's. Mag ik u bidden, myn Heer, zendt het pakje aan Tantes huis
niet; het ging wis en waarlyk op 't vuur; ik zal hier een adresje
insluiten. Ik bidde den goeden Hemel alle daag voor u, en dat ik u
gezond en vrolyk moge weder zien, my zelf gelukkig rekenende van te zyn,
_Uwe liefhebbende Pupil en Dienares_,
SARA BURGERHART.
Adres: _Chez Mademoiselle G----, Marchande sur le_ ----.

Noten:
[1] Bij voorbaat.
[2] Wolffje dweept met Jean Jacques.
[3] Zeurige deunen.


VIERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLES.

_Ge-eerde vriendin!_
Hield ik my niet verzekert, dat uw hart veel beter gestelt was, dan
dat van wylen den Heer Achitofel[1], (trotscher gedagtenis), die zich,
om dat men zynen raad verwierp, maar zo eens, met een gaauwigheid,
handigies ging opknopen, ik zou zeker by u niet om raad komen, want ik
zeg u in voorraad, dat ik niet van mening ben dien te volgen; ten ware
hy, onverhoopt, met myn reeds genomen besluit overeenstemde.
En nu, myne zeer statige, zeer hoogwaardige Vriendin, zult gy my
vragen: "waarom, indien dit zo is, of ik dan uwen raad verzoek"? Dat
zal ik u zeggen, Naatje. Ik schryf aan u, om myn hart te ontlasten; om
u in staat te stellen van te kunnen oordelen over myn lastig lot, op
dat gy, den stap dien ik ga doen, al niet goedkeurende, dien echter
zoudt kunnen inschikken. Een stap mooglyk, onvoorzichtig; doch voor my
nodig. Gy hebt al myn vertrouwen, om dat gy alle myne achting hebt, en
elk die u acht is zeker niet verachtelyk, om dat gy zulk een fraai
karakter hebt, enz. Ik moet kort zyn. Maar by Tante heb ik het zo
slegt, dat ik er niet langer blyven kan of wil. Raad my dit niet af.
't Is wel waar, Naatje, dat gy zo wel veel wyzer als veel ouder zyt
dan ik; maar gy zyt echter niet wyzer dan Salomon, de wyze Koning
Salomon zou ik denken, ende wat zegt zyne Philosophische Majesteit
ergens? "Het is beter te wonen aan de zyde des Daks, dan by eene
kyvende "Huisvrouw". Hoe kan ik nu langer wonen by eene Tante, die,
schynt het, eene belofte gedaan heeft, om my zo veel bitterheid aan te
doen, als Vrekheid en Dweepery maar immer kunnen opbaggeren.... Daar
schreeuwt zy alweer haar keel uit het lid. "Ja Tante, ik kom." Eerst
echter deezen agter 't slot. Zo dra ik kan zal ik een tweeden Brief
beginnen, ik moet u eindelyk voldoen omtrent zaken, my, voor ik u
kende, ontmoet. Vaarwel, myne waarde.
S.B.

Noot:
[1] 2 Sam. XV, 12 vv. 2 Sam. XVI, 23. -- Vert. Kuenen c.s.


VYFDE BRIEF.
DE ZELFDE. Ten vervolge.

Ik moest mynen vorigen brief, die hier nevens gaat, zo schielyk
afbreken, om dat Tante my riep, schoon zy my niets te zeggen hadt, en
slegts beval, by haar te zitten: Onze gromparty sla ik maar over, om
dat ik u nu eens ernstig moet schryven.
Myn waarde Vader, weet gy, was Jan Burgerhart; hy negotieerde in de
Thee; zyn handel was voordeelig. Myne lieve Moeder was, zo als men dat
noemt, een bestorven meisje[1]. Zy hadt een stuiver goeds, en trouwde
zeer jong. My, het eenig kind, voedde men op als een meisje, dat van
eene goede familie is, en geld te wagten heeft, door brave Ouders
opgevoed wordt. Gy kent myn aandoenlyk hart; gy weet hoe vatbaar het
is voor de minste blyken van genegenheid; oordeel dan hoe ik deeze
myne dierbare Ouders eerde en beminde. Ouders! dat is toch een
zielroerent woord, Naatje, en kost my meermaal eene stille traan. Myne
Ouders waren gelukkig met elkander. Hun karakter was voor elkander
berekent. Meer zeg ik niet. Wie spreekt ooit dan met achting van myne
zalige Ouders? och, yder een!... Gy weet het. Hoe aangenaam was ons
zeer geregelt huishouden! Myne Ouders lazen veel, en zagen deeze zucht
in my met goedkeuring. Nog zie ik hen in onzen tuin, op de bank
zitten, als Vader zyn pypje van rust, zo als hy het noemde, rookte, en
Moeder hem iets voorlas, terwyl ik op des goedaartigen mans knie zat
te luisteren, of te spelen. Nog zie ik, hoe hy my, gevolgt door myne
glimlachende Moeder, in huis draagt. o! Dat waren gouden dagen; waren
het niet?
Myne Moeder hadt eene Zuster, die veel ouder was, en waar by ik nu
inwoon. Die Zuster vondt maar gansch niet billyk, dat Saartje voor
haar ten huwelyk verzogt wierd, en kyk, de Juffrouw was magtig gestelt
op het _Decorum_[2]; dat was het maar: zy meende ook zeer wel te
weten, dat zy zo wel veel meer verdiensten, als jaren telde, dan myne
Moeder. Doch, of het spel sprak, daar kwamen geene Liefhebbers. Indien
onze Vriendin hadt kunnen bewogen worden, om eene _aanpryzende_
VOORREDE voor Tante te schryven, mooglyk zou men haar gezogt hebben.
Hoe 't zy--(verschoon dien inval!) zy begreep, (Tante heeft ook haare
invallen, Naatje), dat er geen beter party voor haar opzat, dan zich
te voegen by die Lieden, die wy _fynen_, en die zich zelf _vroomen_
noemen. Veele deezer menschen, ik spreek van de besten uit de zoo,
meenden dat haar grimmige uitkyk, haar grommig voorkomen, haar
nutteloze berisping, de zoete vrugtjes waren van eene naauw-gezette
godsvrugt. Die goede Slooven dagten, dat Tante los was van de Waereld,
om dat de wyze schikkingen der Voorzienigheid nooit de eer hadden van
haar Wel Edele te voldoen. Hoe zeer zy ook de Fyne uithing, zy beviel
evenwel meer aan de Zusjes, dan aan de Broedertjes: men moet bekennen,
dat Juffrouw Hofland juist niet heel oogelyk is.
Met myn zesde jaar hield ik al mee Oeffening by Tante. De Vriendjes
hadden veel met my op. Men zag wat goeds in my. Ik hield ook veel van
Tantes Oeffening; want, met myn zak en peperhuizen vol Lekkers, kwam
ik altoos thuis, zie daar de genoegzame rede. Hoe zeit Wolff[3], de
_ratio sufficiens der dingen?_
Zoo veele middelen bleven niet ongezegent. Ik verlangde altoos naar
Tantes oeffendag. Wat zal ik meer zeggen? Gy kent my: medelydent,
meegaande, en zoo voords. Toen kon ik al geene droefheid zien zonder
ook te kryten; en er werdt ook meest altyd eens geweent, (waarom weet
Joost; want me dunkt, dat zy het nog al zoo taamlyk wel hadden). Deze
weekheid behaagde. Myne Tante zelf, of schoon ik hare gehate Zusters
dochtertje was, kreeg my, op hare wys, recht lief. Zy mydde ons huis
niet meer, om dat ik mee oeffening hield, en mee huilde.
Twaalf jaren leefde ik zo gelukkig, als een gehoorzaam en gelieft kind
leven kan. Toen keerde myn lot. Myn waarde Vader, zich op eenen heten
dag, door het inpakken en afzenden van Thee, zeer verhit hebbende,
kreeg een pleuris, en stierf binnen drie dagen, nog geen veertig jaren
oud zynde.
Geene VAN MERKEN[4] zou u kunnen afbeelden, hoe groot myner Moeders en
myne droefheid was. Wy verloren alles, en myne teder-lievende Moeder
voelde alles wat zy verloor; meer zeg ik niet. Oordeel nu. Myne Moeder
deedt den handel aan iemand onzer Kantoorbedienden over, vertrok naar
de ----gragt, en hielt maar eene onzer meiden; daar leefden wy stil en
proper. Maar haar verlangen naar stilte was te gunstig voor haar, om
toch onafgebroken aan haar Overledenen te denken! Myne Ouders hadden
elkander hartlyk bemint: de dood myn's Vaders stortte haar in de
allerdiepste zwaarmoedigheid. Zy sneedt alle uitspanningen af, zag
niemand, sprak weinig, zuchtte veel, en stortte veele droeve tranen.
Zy werdt ook wel dra zo ziek van lichaam als van ziel. De lieve Vrouw
hadt nu reeds de geschiktheid, om het zaad der dweepery, 't welk myne
Tante met eene voorbeeldige mildheid uitstrooide, te ontvangen; zy
ontfing het ook, helaas!
Ik was bitter bedroeft over myne Moeder! myne zucht tot vermaak
verzwakte. Geen wonder! ik zag myne kwynende Moeder in eene sleepende
ziekte vervallen, die, zo als Docter E---- duchte, ongeneeslyk was. Ik
leed niet minder dan myne dierbare toegeeflyke Moeder. De Teering is
eene elendige kwaal, Naatje. Wat heeft de brave Vrouw geleden, en dat
zo lang; zo heel lang! Nooit verliet ik haar in het laatste jaar haars
levens. Ik sliep voor haar bed, gaf haar alle de medicynen; en zag,
buiten myne Tante en den Docter, niemand dan onze goede Pieternel; die
brave meid, welke myne Ouders reeds diende, toen ik geboren wierd, en
waar voor ik zo veel liefde heb. Nu en dan las ik voor myne zwakke
stervende Moeder; doch de Boeken, waar uit ik las, waren niet voor my,
ook niet voor haar geschikt, en werden door Tante bezorgt, akelige,
zotte geschriftjes, die myne Moeder, voor de droefheid haren geest
geheel hadt benevelt, met versmading zoude beschouwt hebben: Ik ben nu
te ernstig, anders zoude ik u eens een paar douzynen Titels opgeven,
die my by u zouden verdedigen.
Dodelyk ongerust over myne geliefde Moeder; onpasselyk door het gestadig
zitten in eene ziekenkamer, verstoken van lucht, dien balsem des levens,
van licht, dat den geest opheft: zonder de minste afleiding; het zwarte
beeld des doods gedurig voor my warende; verdrietig over de smarten myner
Moeder, verloor ik eerst myne eetlust, toen myne gezonde kleur, en wel
dra myne werkzaamheid. Ik keek zo bang en zo zuur als Tante; zuchte,
zat leeg en lui met de hand onder myn hoofd, dat dof en zwaar werdt en
ongekapt bleef. Met een woord ik vervreemde zodanig van de jonkheid en de
natuur, dat Tante my voor een geheel _omgekeert meisje_[5] begon aan te
zien. Zy liefkoosde my, om dat zy haar eigen portret in my waande te
vinden: en ik, och! ik had vrede met Tante, om dat zy met my in haar
schik was.
In dien staat was ik, toen gy ons uit naam uwer Moeder bezogt, die de
beleeftheid hadt, om, uit oude vriendschap met myn Vader, en uit nieuwe
Buurschap, zo als gy zeide, (want gy kwaamt eerst onlangs op de zelfde
gragt), te laten vragen, hoe of myne Moeder nu was, zynde zy begeerig om
de zieke eens te bezoeken.
Hy, die ons in treurige omstandigheden toespreekt, met heusheid toespreekt,
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.