De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14

Total number of words is 3750
Total number of unique words is 1068
46.4 of words are in the 2000 most common words
60.7 of words are in the 5000 most common words
66.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
kunnen wenschen: ik vrees maar, dat hy al te goed op my zyn zal; ook
dan, als ik 't eens minder verdien dan nu; en dan zal hy my ongelukkig
maken; want hoe zou ik dit ooit aan my zelf vergeven kunnen?
Morgen gaan wy ons nieuwe huis in order brengen; het is digt by
Mevrouw Buigzaam; dit maakt het voor my verkiesselyk; evenwel, het is
een schoon huis: ik hoop er u wel haast in te zien. Oordeel eens, hoe
druk ik het nu heb! hoe veel airs ik my geef, tegen alle die goede
menschen, die my 't hunne brengen om alles te maken, _comme il faut_.
Ik moet Letje volstrekt tot hulp hebben, of ik kom er niet door. Ik
ben met achting,
Uwe liefhebbende Vriendin,
SARA EDELING,
geb. BURGERHART.

Noot:
[1] Hier: grappen, streken.


HONDERD-DRIE EN ZESTIGSTE BRIEF.--Saar verhaalt zelf van haar geluk.

HONDERD-VIER EN ZESTIGSTE BRIEF.--Anna Smit-Willis is eveneens heel
tevreden. Willem kan Sara vergeten en Aletta vragen. "_Alweer een
gelukkig huwelijk_!"

HONDERD-VIJF EN ZESTIGSTE BRIEF.--Hendrik vertelt van zijn geluk en
betuigt andermaal zijn dank aan de Wed. Spilgoed.

HONDERD-ZES EN ZESTIGSTE BRIEF.--Wed. Willis aan Wed. Spilgoed: Anna
is gelukkig getrouwd; Willem krijgt een som geld van Blankaart en gaat
met Letta trouwen; _de beide weduwen hopen samen gelukkig oud te
worden_.

HONDERD-ZEVEN EN ZESTIGSTE BRIEF.--Sara bericht, dat Hendrik doodziek
is!--Gelukkig komt in den brief nog de crisis; maar ze heeft wat
uitgestaan; _ze hoopt nl. spoedig moeder te zijn_.

HONDERD-ACHT EN ZESTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed vermaant Sara: denk
aan je kind! wees bedaard, beheersch je, vorm je geen schrikbeelden,
leef voorzichtig en verstandig!

HONDERD-NEGEN EN ZESTIGSTE BRIEF.--Aletta Brunier en Willem logeeren
bij Helmers. Willem moet op reis voor zaken. Jammer.

HONDERD-ZEVENTIGSTE BRIEF.--Willem aan Aletta: hij heeft haar innig
lief! Hij heeft Jacob gesproken bij Blankaart: _deze neemt Jacob bij
zich_. Hij is ook bij Hendrik en Saar geweest. Hendrik is weer beter.


HONDERD-EEN EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
MEVROUW DE WEDUWE SPILGOED AAN MEJUFFROUW DE WEDUWE WILLIS.

_Waarde Vriendin!_
Geluk met een jongen Edeling!--Gister avond elf uuren, verloste onze
jonge Vriendin van een schoon gezont Kind; zy heeft het niet heel
gemaklyk gehad; maar zich zo verstandig en bedaart gedragen, dat men
dit naauwlyks dus zoude hebben kunnen verwagten. De lieve Juffrouw
Redelyk en ik waren, behalven de Baker, al de Vrouwen, die zy verkoos
by zich te hebben. Het Vrouwtje was deeze laatste agt dagen verbaast
ongemaklyk, en pynelyk; ik geloof, dat de goede Edeling immer zo veel
als zy zelf heeft uitgestaan! In den namiddag liet hy den Heer
Blankaart halen, en Vader Edeling was zo onrustig en zo bezorgt, dat
ik, hem alleen sprekende, hem verzogt, zich wat agter de schermen te
houden. De beide Heren zaten by elkander in de naaste kamer; men
hoorde hen geen woord spreken. Blankaart wandelde al heen en weer: de
oude Edeling zat in een Vensterbank, zeer onrustig; zo als ik, eens
even in de kamer komende, zag.
De Heer Hendrik was by ons, en verborg zynen dodelyken angst onder een
diep stilzwygen. Saartje sprak hem dikwyls moed in; (ook als zy hare
handen wrong.)--Eindelyk, zie daar, daar horen wy het Kind! 't Is een
sterken Jongen: zyn stem klonk door de kamer. De Kraamvrouw hieldt
zich stil en bedaart. In de naaste kamer hoorden wy: "God dank, God
dank! wat is er?" "Een schone Jongen," riep de Baker; nog wat geduld.
Beide hoorden wy hen elkander al snikkent zegen wenschen. De jonge Man
was, genoegzaam buiten zich zelf, op een stoel neer gevallen. Ik
wenkte hem, en hy lei met den Vroedmeester zyne vrouw in 't Ledikant.
Juffrouw Redelyk bewaarde het Kind, dat zich braaf liet horen, en
wakker met handen en voeten schopte. Zo dra het was opgebakert, tikten
wy de Heren. Edeling gaf het aan zyn Vader. o, Kon ik u dat toneel
schilderen! De oude Heer trilde van blydschap; maar hy noch zyn Zoon
zeiden niets: zy drukten elkanderen de hand; hunne oogen stroomden. Hy
gaf het den goeden Blankaart, en ging naar zyn Dochter; hy kuschte
haar, hy zegende haar; hy kuschte zyn Zoon, hy zegende hem: "beleef zo
veel vreugd aan dit kind, als ik aan u beleef, Hendrik, en gy zult een
zeer gelukkig Vader zyn."
Blankaart, met het Kind in zyne armen, was geen minder schildery! De
Natuur is toch niet te overtreffen; men moet zulke dingen zien!
"Welkom, myn zoete kleine Boy:" "zei de goedaartige man:" "welkom, myn
lief kind! jongetje, je komt al in een aartig Waereldje. Nu, dat zul
je, als je tyd van leven hebt, wel ondervinden. Pas maar braaf op, en
je zult gelukkig zyn:" "(en by my komende met het kind:)" "ha! dat's
een kereltje! zei hy; zie je wel, watte heldere kykers dat hy heeft?
't is een mooi kind, zeg ik je: precies zyn Vaders tronie; en watte
vuistjes heeft hy! nu mantje, ga jy by Moeder, die zal je beter
trakteren." Hy ging, met het kind in bei zyn armen voor zyn hart
gefommelt, naar de Kraamvrouw, gaf haar 't kind, kuschte haar; noemde
haar met alle zoete namen, die hy bedenken kon, en wy verzogten de
Heren, zich weer naar hunne kamer te begeven. Saartje was zeer zwak,
en verlangde, dagt my, naar rust. Wy gingen vervolgens in 't naaste
vertrek eeten. Kort daar op kwam de jonge Heer t'huis, die nog niets
wist. Blankaart sloop in de Kraamkamer, haalde het Kind uit de wieg,
en liet het Cornelis zien: "He! Maatje, wat zeg je me van zo een
knaap?" Hy zag het kind, viel zyn Broeder om den hals, omhelsde zyn
Vader, nam het kind, bezag het met dat goedig gelaat, dat hem zo eigen
is, bragt het in de Kraamkamer, ging by 't Ledikant en toonde zyn
broederlyk hart in stille zegenwenschen.
Morgen word het Kind, hier aan huis, door den Heer Redelyk gedoopt:
zyn naam is _Jan_. Beide de Grootvaders hieten zo. Evenwel het is _Jan
Edeling_; en ik geloof, dat de oude Heer, om geen waerelds goed, het
anders zou dulden.
Alles gaat naar wensch: den gehelen nagt geslapen als een roos; het
Kind ook. Zy is reeds in allen opzichte Moeder: 't is een bekoorlyk
Kraamvrouwtje! Willis en Brunier zullen van daag den kleinen Jongen in
het naaste vertrek zien, en Grootvader trakteert al wat in zyn dienst
leven ontvangen heeft. Tot de Kruijers en Pakhuisknegts toe, krygen
Rynschen Wyn met Kaneel-Koekjes, en yder is _mantje, jongetje_; elk
maakt het _bestig_. Hemel, hoe is die man verandert! De Brief moet
weg: Ik moet ook nog aan myn Letje schryven. Schryf my haast ook zulke
goede tyding:--met haast, de Brief moet weg.
Uwe Vriendin,
M. BUIGZAAM
Wed. P. SPILGOED.


HONDERD-TWEE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
MEVROUW SARA EDELING AAN MEJUFFROUW ANNA SMIT.

_Zeer lieve Vriendin!_
Niet voor van daag kreeg ik de vryheid om te schryven; en myn kleine
knol is evenwel al drie weken in de Waereld geweest: Nu, 't is goed,
dat ik met een zoet praatje te leiden ben, anders, wel heden, me
dunkt, ik had, voor den _Negenden dag_, wel kunnen schryven. Maar de
slenter moet gevolgt! Tante Redelyk houdt, zeg ik haar, niet van oude
palen te verzetten: maar de Vrouw spreekt, zo zegt zy, by ondervinding;
en dewyl zy reeds tien kindertjes gehaalt heeft, dien ik nog al op
haar zo wat te betrouwen.
Kom meisje, gy moet den moed niet opgeven: gy plagt altyd _ouder_ en
_wyzer_ te zyn dan ik ben, en ik heb my wel gehouden, hoor ik; want
ik, arme sloof, weet niet, hoe andere Vrouwen zich gedragen. Gy kent
myn humeur! "Kom aan, Saartje, zei ik, schik u naar 't geen zo zyn
moet; gy zult er u zelf best by vinden." Zo gezeit, zo gedaan: en zie
daar! my Moeder van het liefste kind, dat gy u verbeelden kunt.
Gelooft gy my niet? vraag het dan aan het schaap zyn Grootvader; vraag
het aan den Heer Blankaart;--aan elk, die het ziet.
En wat heb ik nu een drukte met myn kleine Prul! Ik zou hem wel altyd
op myn schoot willen hebben; maar Baker zeit: "dat hy dan wel haast
niet meer in zyn wieg zal willen, en dat dit toch best is voor hem."
Hoe, best? vroeg ik; kan _myn_ jongje ergens _zo best_ zyn, als op zyn
eige Moeders schoot? Zo ziet gy, dat elk den baas over my speelt, tot
de Baker inkluis. Wat ben ik hongerig, Naatje! Ik kan altyd wel eeten,
en neem 's avonds een trommeltje met beschuit naar bed: (nu, kind, gy
zult wat ondervinden,) ik moet myn Jantje immers voorraat bezorgen?
Myn stoute Broer klungelt gedurig aan de Wieg, en maakt zyn Neef
wakker, die dan een brave keel open zet, en dwingt om by Mama te zyn;
dan loopt Cees de Kamer uit, en zingt zyn moffenliedje, daar gy eens
zo om moest lachen. Onze Pieternel is hier geweest; dat was een
vertoning! zy zei, "dat het kind er zo verstandig uitzag, en zo leek
op Grootvader Burgerhart, (dat is, op myn Grootvader, moet je weten;)
en zy kon niet bedenken, dat ik al zo een knappe Zeun hadt; wel heden,
het heugde haar nog, als den dag van gisteren, dat ik geboren wierd;
't was op een Dingsdag;--neen, op een Woensdag;--toch op een Dingsdag;
want dit was haar stof- en raag-dag; en zy was net bezig met
Grootvaders slaapkamer te stoffen, toen myn Heer Blankaart, die altyd
by uw Vader was, wil ik spreken, aan den trap riep: Pieternel, kom
eens af, meid, daar hebben wy een aartig piskousje gekregen; en
Mevrouw, ik had er zulk een innerlyke dingstigheid van, dat ik over
myn handstoffer viel, al het stof op het tapyt; zo dat, ik weet het
nog heel wel. Zy beriep zich ook op den Heer Blankaart; die zou 't
niet ontkennen." Grootvader Edeling tracteerde Pieternel ook, en de
welkomst van den jongen Jan Edeling werdt gedronken: o zulke
toneeltjes smaken my zo! Ik wou, dat ik die maar beschryven kon, zo
als het behoort. Uwe aanstaande Zuster, die nog by haren weldadigen
Vriend is, heeft my een engelagtigen Brief geschreven: Wat zal Willem
met zo een meisje gelukkig zyn!
Een trek uit den Heer Helmers karakter, Gy weet, dat hy, voor ruim
veertig jaar, zyn Vrouw, die hy teder beminde, in 't kraambed verloor?
Nu! die indrukken zyner droefheid zyn onuitwischbaar; en hy neemt zo
veel belang in jonge kraamvrouwen, dat hy ook alle morgen een knegt te
paard zendt, om te horen hoe of het met my is, schoon zyn plaats drie
uuren rydens van Amsterdam legt; en zo, zeit Letje, doet hy omtrent
alle Vrouwen, die hy eenigzins kent. Indien gy, Naatje, niet in eene
andre Provintie waart, gy zoudt ook alle morgen een knegt te paard de
Pastorielaan zien opryden: Nu nog een woord meer in uw trant van
schryven: het geschrevene moest er eerst maar uit.
De ondervinding alleen is in staat om u te leren, wat het is, _Moeder
te zyn_. Gy weet, ik was altoos een _kindergek_; maar, myn Hemel! wat
onderscheid! Hoe is 't mooglyk, dat er Vrouwen zyn kunnen, die
onverschillig zyn omtrent deezen Huwlyks-zegen! Nu, dunkt my, ben ik
eerst regt getrouwt. Nu is myn Edeling my nog oneindig dierbaarder.
Nu is hy door alle de zagte banden der Natuur, door alle de mogelyke
betrekkingen, aan my gehecht; en wat kan eene brave Vrouw zo verrukken,
dan de tederbeminde Vrouw te zyn van dien man, door wien zy Moeder
wierdt? De wys, waar op myn man zich gedraagt, is in zyn karakter; en
dat kent gy. Al de smarten zyn voorlang vergeten, maar de beloning
duurt, groeit aan, en maakt my tot eene der gelukkigste Vrouwen, die
er zyn kunnen.
Nu is het nog der pyne waart om te leven. Ik heb nu werk, ik heb
pligten te voldoen, die myne ernstigste overdenkingen waardig zyn;
en nu zie ik, dat ik, alleen by gebrek van bezigheden, die voor my
berekent waren, eene losse, uithuzige, stoute meid was. Zie, Naatje,
dat hadt gy ook behoren te bedenken; wil ik spreken, zeit Pieternel.
Ik begryp wel, dat het nu maar spelen gaan is, en dat de jonge Jan
Edeling my wel eens andre druktens zal maken! Goed! ik wagt die ook,
en hoop, dat myn verstandige Man, zo ik te veel malle Moeder ben,
Moeder en Zoon beide te recht zal helpen. Ik kan wel niet zeggen, met
Pieternel, dat de Jongen er heel verstandig uitziet; maar 't is immers
een goed kind, dat naar zyn Moeder aart? en gy weet, dat Moeder stikkent
vol potzen en flinken stak, toen zy nog zeer jong en zeer los was? Myn
Broer heeft er wel moed op, want hy zegt my in vertrouwen: "dat Jan al
naar de Meisjes begint uittekyken." "Oom en Neef hebben een goeden
smaak," zei ik. "Ja, zei hy, de Natuur gaat boven de leer." Hy hoort
ook graag muziek, want als Baker van de Moordenaartjes zingt, schreeuwt
hy als een tyger; maar als ik eenige noten aansla, kykt hy uit zyn
luijers als iemand die zegt: _Nog meer laatste woorden van bisschop T_.
Vaarwel, myne Vriendin. Omhels voor ons uwe waarde Moeder en Domine,
voor Edeling en my. Ik ben altoos
Uwe Vriendin,
SARA EDELING,
geb. BURGERHART.


HONDERD-DRIE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Aletta Willis-Brunier aan haar man
Willem: Sara voedt kleinen Jan verstandig-aardig op.--_Hun eigen
kinderen_ groeten papa!

HONDERD-VIER EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Vader Willem aan zijn vrouw: dol
gelukkig!


HONDERD-VYF EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN DEN EERWAARDIGEN HEER EVERART REDELYK.

_Eerwaardige Heer!_
Ei, wissewasjes, ik weet niet, myn lieve Domine, waar je van spreekt.
Dat ik uw' Hendrik by een braaf Kaptein gebragt, en ten sterksten heb
aanbevolen, is dat zo veel zaaks? Wel, myn goede man, ik wou, dat ik
veel meer voor je doen kon; want ik heb zulk een achting voor u, en ik
ben zo dikwyls door uwe Predikatien gesticht, en uw Vrouw is zulk een
best Wyf, en gy hebt daar tien kinderen, het eene nog schoonder als
't andere; zo dat ik zeggen wil, spreek daar niet van. Wel ja, die
uitrusting wil wat zeggen; ik heb by gelyks kind noch kraai in de
waereld: Nu, de jongen ziet er uit als een Vorst, in zyn Zeemontuur.
Kyk, mantje, zei ik, toen ik hem naar boord bragt, (want ik heb den
jongen lief, en wilde hem zelf aan den Kaptein leveren.) Kyk, mantje,
nu heb ik Vader en Moeder bepraat, om u te laten varen. Je bent nu
_Monsieur Kadet_; en draagt een degen, zo wel als een Admiraal. Maar
zo je nu reis in een ploertig leven meer zin kreeg, dan in een
ordentelyk gedrag, en dagt, nu ben ik myn eigen meester, en vele
viezevazen meer, dan zou Abraham Blankaart daar staan, of hy een
schepenkennis[1] op zyn neus hadt, en dan zou Oom Jan zeggen, dat het
myn schuld was, dat ik my er niet mee gemoeit moest hebben, en dat zou
niet mooi voor my zyn. En wat denk je, Domine, dat Heintje daar op
zei? "Myn Heer, zei hy, ik verzeker u _op myn woord van eer_; (en hy
is veertien jaar, dat stondt my wel aan,) _op myn woord van eer_, dat
ik in allen opzichte braaf zal oppassen; zou ik zoo ondankbaar zyn
omtrent u? en zou ik myn lieve Vader en Moeder ooit verdriet aan
kunnen doen? dan wou ik liever maar dood zyn, want dat was dan maar
best."--Dat was het ook, zei ik, want dan waart gy een ondeugende
Jongen: maar ik zie nu wel, dat gy een braaf kind zyt. En ik troostte
hem weer zo wat: en zoo kwamen wy aan boord, met de sloep. Daar kwam
Janmaat en Ceesneef op de proppen: "hier, Hein, wat dit en dat! de
valreep! daar is onze Kadet Redelyk; met zyn Vader." Ja, dagt ik,
lieve God! was dat waar, dan tracteerde ik het hele Rommelzootje. Daar
kwam een Schieman [2], en noemde my Domine, en toen luisterden al de
Pekbroeken elkander in: "Jongens, dat is een Domine, de Kadets Vader."
Daar stond ik toen met beschaamde kaken: want ik wist wel, dat ik geen
Domine en Heintje myn Zoon niet was. Neen; Maats, dat heb je effentjes
zo wat mis, ik ben geen Domine, en joului Kadet is myn Zoon niet; maar
ik ben een Koopman, en een oud Vryer: nu, dat is 't zelfde. De Kadets
Vader is een Domine, en wel een zo braaf Domine, als er ooit voor jou
lui zielen gezorgt heeft; zo dat ik maar zeggen wil, dat gy den jongen
Heer wel moet doen; hy zal u ook wel doen, en ik hoop, dat hy zulk een
braaf man zal worden, dat jou lui nog eens met hem, als jou lui
Kaptein, aan den dans zult raken. Dat hoopten zy ook, en er werd braaf
gehouseet, want Abraham Blankaart gaf aan Janmaat een footje. Nu, het
overige zal Hendrik u wel schryven.
Eer heeft uw hart, myn goeje Domine; wel dat zou er bekreten uitzien,
als juist alle brave jongens zouden moeten studeren en Dominees
worden. Maar zo Satans nydig als ik worden kan op die malle fatsoenen,
die nu denken, dat het onzen lieven Heer magtig veel schelen kan, hoe
een eerlyk man door de waereld komt! Kunnen wy dan allemaal _Preken en
Bidden_? Ei lieve! En wie zou dan Negotie doen? Wie zou 't Land
Regeren? Wie zou, ja wat weet ik het. Althans uw Hein is maar regt
voor de zee geschikt. 't Is een gezonde sterke Beuker van een jongen;
en als hy niet deugen wil, kan hy al zo ondeugent op de Studie als op
de Zee worden.
Zie zo, dat Karweitje is ook weer besjouwt. En uw vrouw verdient, dat
zy haar Zoon nog eens Vice-Admiraal ziet; hoe lief zy hem heeft, weten
wy wel: maar de Vrouw sprak verstandig.
Ja, Domine, jy bent een man naar myn hart. Zie, ik hou om de dood niet
van dat falievouwen, en ik kan my zo satans nydig maken, als ik daar
zo hoor klagen en stenen, en van _Tranendal_, en van een _elendig
leven_ enz. praten. Hoor, God de Heer is maar veel te goed tegen zulke
ondankbare kniezers en zuurkykers. 't Is goed, dat zy met Abraham
Blankaart niet te doen hebben, ik zou dat bangziende Volkje wat anders
leren. Zie daar, daar ben ik nu zes en vyftig jaar oud, en als ik zo
by my zelf zit, zeg ik: wel lieve God, wat al weldaden heb ik, zondig
mensch, evenwel van u ontfangen! Ik ben met weinig begonnen, ik moest
voor een oude Moeder en een zieke Zuster het brood winnen, en zie
daar, ik ben ryk, ryker dan ik elk aan den neus hang; ik ben gezont
als een visch. Ik sta daar, als Govert in den dans, omringt van al myn
jonge lui; daar is Edeling en zyn Vrouw, daar is myn Willem met zyn
Vrouw; daar is Cobus, daar zyn ze zo allemaal om my; elk houdt meer
van my als de ander. De kleinen klimmen tegen my op, en halen de
suikerde duiten uit myn zakken; en als Abraham Blankaart maar eens
kugt, of wat stil is, dan is de drommel op stelten: 't is of elk
vreest, met my gelyk te zullen aftrekken, zo is het er te doen. Daar
zyn die brave Weduwen; wel, ik ben er als broer in huis; daar is
Domine Smit en zyn Vrouw, op de handen zouden zy my dragen; en wat doe
ik toch, dan 't geen myn pligt is, en dat ik altoos wel te vreen ben?
want vrees God en doe wel, zo veel gy maar kunt, dat is het allemaal.
Wat zegt gy, Domine?--Maar hoe doen nu de klagers? Altyd kyken zy
bang; altyd vrezen zy, dat zy te kort zullen komen; zy houen van
niemand, en niemand van hun. _Op zulke Watertjes vangt men zulke
Vischjes_. Maar onze lieve Heer (die maar veel te goed is,) krygt den
schuld. Dan is het te heet, dan is het te koud; dan is alles zo duur,
dan komt er geen staartje Visch aan de markt. Summa summarum, die
Lelykeis zyn nooit te voldoen: en 't zal my benieuwen, of het in Gods
hemel ook wel van passen voor hun zyn zal; maar ik denk niet, dat wy
daar met hen zullen opgescheept zyn. Wat denkt gy er van, Domine? Kyk,
denk ik, die God niet in blijdschap dient, kan niet in den Hemel
komen, want hy doet niets uit liefde tot God. Hy loopt daar over deeze
kostelyke aarde, die zo keurlyk is opgesiert, net als zo een onguur
gnorrent Varken, dat alles maar al gromment en morrent en gnorkent
doorslokt, en nog een lelyk bakkes zet tegen een ander, die het een
stroo in den weg legt. Zyn dat geen lieve Peuzels, om op zulk een
plaats te komen, daar alles vreugd, en lof pryst den Heer is? Paulus
is myn man: _Weest altoos blijmoedig, en verblydt u in de hope_. En
dat zei hy zelf in dien bedroefden tyd, toen er wat meer halen, aan
den kling was dan nu, om een goed Christen te zyn.
Myn Vriendinne Styntje denkt net als ik, en dat doet my zo een deugd!
Vriend Blankaart, zeit zy: als ik zo des ogstends opsta, en die lieve
Zon zo in 't Oosten zie, en hoe alles zo als herleeft, en Gode dank,
dan denk ik: Here, is het hier op deeze stoffelyke Waereld zo schoon,
hoe moet het niet in uwen zaligen Hemel zyn! en dan zing ik uit Jan
Luikens vaersjes het Liedjen op den Morgenstond. (Je moet weten,
Domine, dat zy toen op Buitenrust, by de twee Dames gelogeert geweest
was, en dat ik de vrome ziel daar met myn rytuig van daan haalde.)
Nu, myn Vriend, groet ik u! en wensch u met uw Vrouw en kinderen nog
lang een hemel op aarde; en als gy bid, ei lieve, bid ook voor my,
want het gebed des goeden mans vermag veel, wil ik spreken. Ik blyf
altoos,
WAARDE DOMINE!
Uw hoogachtende Vriend,
ABRAHAM BLANKAART.
P.S. Ik zie daar, dat ik tweemaal onzen Sinjeur weer genoemt heb! Nu,
verschoon dat, ik mag zo niet fratsen in myne brieven, anders schrapte
ik er zyn naam nog uit!

Noten:
[1] Hypotheek.
[2] Onderofficier.

EINDE.
You have read 1 text from Dutch literature.
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.