De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11

Total number of words is 5222
Total number of unique words is 1322
44.1 of words are in the 2000 most common words
58.9 of words are in the 5000 most common words
65.6 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
wagt den Heer Blankaart binnen weinige dagen; laat ik met hem alles
eens overwegen. En gy hebt immers een Vader, myn heer Edeling?
(_Ik voelde die zet_!)
_Ik_. Dat is zo: maar kunt gy een oogenblik twyffelen, of myn Vader
zich niet vereert zoude achten met zo eene Dochter? Hy zal mooglyk
eenige bedenkingen hebben, over het geen de goede man _onderscheid van
Religie_ noemt; gy weet, ik behoor tot Lutersche Gemeente, maar de
Heer Blankaart en myn Vader zullen dat wel vinden.
_Zy_. Indien dat nodig wordt, twijffel ik daar ook niet aan: wat my
betreft, ik zal dit omtrent u zo weinig in aanmerking nemen, als gy
omtrent my deedt. Doch het is nog zo ver niet.
_Ik_. Uw Voogd komt (zo schryft myn Broeder my,) met den Heer Willis
en met hem t'huis, zij hebben elkander te Parys ontmoet. Hoe aangenaam
zullen deeze drie reizigers zyn!
_Zy_. Dan krygen wy elk een Broeder t'huis? want Willis is myn Broeder;
als gy hem kent, zult gy myne keuze billyken.
_Ik_. Dat doe ik nu reeds: ik ken Willis.
De Kerk ging uit, en wy veranderden van discours. Mevrouw Buigzaam en
de beide Dames waren verheugt, my zo veel beter te zien. Ik bleef er
dien gehelen avond tot tien uuren, want Mevrouw deedt ons de eere aan
om te spelen. Nooit hoorde ik zulk een zielen-muziek. 't Is meer dan
kunst! Ik hoop, dat gy 't eens zult horen.
Zy nam occasie, om my alleen te spreken, en zei: "daar, myn Heer
Edeling, lees dit geschrift; dan zult gy eerst uwe beminde Burgerhart
recht kennen: zy weet niet, dat er u iets van bekent is. Hou dit in 't
oog." Ik lei het Papier in myn brieventas; en afscheid genomen hebbende,
spoedde ik naar huis om te lezen. Ik at niet, maar ging, Vader gegroet
hebbende, naar myne kamer. Lees, en dan zult gy kunnen bezeffen, wat in
myn hart, onder het lezen, is omgegaan! Ik heb het voor u gecopieert,
doch moet het te rug hebben, zonder dat gy er iets uittrekt.--Hier op
vertrouwende, geef ik u het

VERHAAL.

_Dierbaarste Vriendinnen_!
Ik begin dan aan een Verhaal, dat my onmooglyk is mondeling te doen;
ik schryf dus. Geloof heilig, dat ik het onder het zegel der waarheid
schryve: o, hoe ben ik in myne eigen oogen gedaalt! Waarom heb ik niet
meer acht gegeven op my zelf; op hen, met wie ik omging; op den raad
myner Willis, en op den uwen, o beste der Vrouwen! Ik zal boete doen:
ik zal myne dwaasheid afwisselen, tegen de volkomenste geleidelykheid
aan uwe vermaningen; ik zal my zelf zo ver zien opteheffen, dat uwe
vermaningen in goedkeuringen zullen veranderen. En, zo dikwyls als ik
eene te grote zucht voor uitspanningen voel, zal ik in myn Kabinetje
gaan, en dit geschrift, ter myner beschaming, lezen. Laat ik beginnen:
Ik ging met den Deugniet, gelyk gy weet, in den _Hortus Medicus_, vast
voornemende, om nooit weer met hem uittegaan; en echter hy was dezelfde
beschaafde, aangename, fatsoenlyke man omtrent my. Hy liet my in den
_Hortus_ alles zien; leidde my veel uit van 't geen ik zag; en ziende,
dat ik zulk een groot vermaak vond in dit alles te zien, stelde hy my
voor, of ik ook plaizier had, om eene zeer fraaije Plaats te zien, van
een zyner Vrienden; de Heer en Dame, zei hy, zyn wel niet Buiten, maar
dat zegt niets, men weigert nooit een fatsoenlyk man om die te zien; er
is zeer veel uitheemsch gebloemt. Ik, die in dit voorstel niets ontwaarde,
dan genenenheid om my te verpligten, stond dit geredelyk toe. Wy gingen
des vry spoedig uit den _Hortus_, de Plantage door, de Muider-Poort uit.
Nooit had ik zo veel geest, zo veel vrolykheid, zo veel levendigs in hem
bespeurt, 't Sloeg vyf uuren, zo als wy buiten waren. "Is 't ver?" vroeg
ik. "o! Wy zullen er binnen 't half uur zyn, als wy wat aantreden." Ik
deed zo, en 't was bykans zes, toen wy voor een laan stil hielden, die
op een zeer fraai huis liep. Het Hek stondt aan. Hy ging de Plaats met
my op, en den Tuinbaas ontmoetende, vroeg hy, is myn Heer of Mevrouw
t'huis, "neen, was 't antwoord, maar dat is het zelfde." "Wilt gy het
huis niet eens zien?" (tegen my.) "Ja, maar ik zie liever bloemhoven,
dan lambrissementen[2]." Wy traden in 't huis.
_Hy_. (_tegen den Tuinman_.) Deeze Dame heeft geen thee gedronken;
hebt gy ook kokent Water? Toe, jongen, brengt het schielyk, met het
geen er by hoort; gy weet uw Heer en ik zyn Vrienden. (_De Kerel ging
heen; ik had geen zin aan hem, hy hadt een lelyken uitkyk_.)
_Ik_. Gy doet te veel moeite, myn Heer, als ik maar een glas bier
mogt!
_Hy_. Ik geef nooit bier, als de meisjes warm gegaan zyn, en dan stil
zitten.
_Ik_. Wel, laten wy wandelen.
_Hy_. Eerst wat uitrusten. (_De Tuinman bragt theegoed, wij dronken
spoedig een kopje_.)
_Ik_. Kom, nu de bloemen gaan zien; het wordt al tyd.
(_Hy stondt op, en met eene houding, die my verbaasde, zeide hy, dat
hy my beminde, dat hy smoorlyk op my verlieft was; en dat hy niet
twyffelde, of dit had ik wel gezien; hier aan schreef hy ook de
goedheid toe, die ik had gehad, om met hem te gaan, dewyl men daar in
huis zo gegeneert was. Yder woord ontstelde en vertoornde my: ik zei_:
Gy beledigt my ten hoogsten. Nooit heb ik iets, zelf schaduwachtig,
gedagt van 't geen gy zegt; en zo ik het gedagt had, geloof my, dat ik
niet met u zou gegaan zyn. (_Hy lachte, en wilde my kusschen_.) Hou
af, zei ik; gy railleert te sterk.
_Hy_. Hoe, neemt gy het dus op? dan bedriegt gy u; want (_en hy zwoer
een duren eed_,) het is my ernst; ik bemin u: gy zult de myne zyn;
(_al weder naar my toe dringende_.)
_Ik_. Hou u gerust! Gy bedriegt u, zie ik, omtrent my: zo gy my
beminde, zoudt gy my dus niet kunnen vernederen: Laat my gaan, ik wil
hier niet langer blyven.
_Hy_. Laat my gaan; ik wil hier niet langer blyven! o, Zo spreekt men
niet tegen een man, als ik ben; en dat op zyn eigen Plaats. (_Ik
bestorf als myn linnen_.) Zie, meisje, al die grote gevoelens zyn by
my niets dan meisjes beuzelaryen. Evenwel, gy zyt nog te bekoorlyker,
nu gy zo een fraai rolletje speelt. Kom, myne Saartje, laten wy
gelukkig zyn; de tyd is kostlyk, zo gy ten minsten dwaas genoeg zyt,
om naar huis te willen keeren. Myn Fagon is anders al Buiten, de
Paarden staan, met de leisels opgeknoopt, op den stal, en in weinige
uuren zyn wy ver van hier; want ik waag er myn beste hartdraver aan.
(_Hy wilde my weder kusschen_.)
_Ik_. Schelm! Deugniet! Judas!
_Hy_. Al wat gy maar wilt, myn Engeltje, mits dat gy my gelukkig maakt.
(_Hoe ik te moede was, kunt gy eenigzins opmaken, maar ik hield my
moedig_.)
_Ik_. Ik ben, zie ik, in uwe magt; maar veel eerder dan uwe verfoeilyke
oogmerken te beantwoorden, zal ik het uiterste wagen; ik zal gerugt
maken, zo gy de deur niet open doet.
_Hy_. Ik doe geen deur open, en of gy gerugt maakt of niet, het zal
niets helpen; niemand hoort u. Kom, gy hebt u genoeg verweert. Zelden
had ik zo veel werk met myne Lievertjes. Gy hebt gestreden voor uw
harssenschim; dien lof geef ik u; maar nu eisch ik uwe overgave.
(_Ik werd woedent en was door de sterke aandoeningen op 't punt van
te bezwymen; de vrees zelf gaf my kragten. Ik wilde een raam open
schuiven_.)
_Hy_. Neen, Kindje, daar is voor gezorgt; ik hou om de dood niet van
buren-gerugt. (_Hy werdt, dagt my, kwaadaartig over zyne te leurstelling!
o Myne Vriendinnen, heb ik my zelf dan iets te wyten, gaf ik aanleiding;
immers niet met myn weten_?)
_Hy_. Zie zo, 't wordt mooi laat; nu, ik heb zeer goed Logement voor
u; en ik hoop, dat ik u den tyd aangenaam zal verdryven.
_Ik_. Laat my gaan; 't is nog niet te laat, om in de stad te komen.
(_Hy lachte_.)
_Hy_. Ziet gy my voor zo een verd... gek aan, dat ik, een prooi onder
myn bereik hebbende, die zal laten weg vliegen?
_Ik_. Zo ik iets op u vermag, zo gy eenige menschelyke gevoelens hebt
voor een meisje, dat u nooit beledigde; dat nooit het minste oogmerk
omtrent u hadt; dat u voor een vriend, voor een eerlyk man hieldt,
laat my gaan, en ik zal u alles vergeven. (_Ik schreide bitterlyk_.)
_Hy_. Speel vry denzelfden zang, uit eenen andren sleutel[3]; ik hoor
gaarne _Variantes_, en gy zyt uw onderwerp magtig.
_Ik_. o Myn Heer, bespot my niet! God weet, in welk een dodelyken
angst ik ben; o myne waarde moederlyke Vriendin! o myn Voogd, wat heb
ik gedaan?
_Hy_. Wat? wel, gy zyt vry willig medegegaan met een man, die smoorlyk
op u verlieft is, en die u tot zyne _Sultane Favorite_ hoopt te maken.
Want zie, mooi Meisje, ik wend niet voor u te trouwen, ik wil u niet
bedriegen, elk moet zyn rang bewaren. (_Ik zeeg op een stoel neder, en
ik geloof, dat ik op dat oogenblik in staat zou geweest zyn, om hem
een mes in zyn schurkagtig hart te drukken: zulk tergen maakte my
zinneloos. Hy liet my eenige minuten aan my zelf over; maar wat er
toen in myn geest omging, weet ik niet! Hy naderde my weder_.)
_Ik_. Deugeniet, lieve goede menschen ... o God! hoort my niemand!
(_Hy nam my op, maar zweeg; doch al myne kragten zich, machinaal,
verzamelende, stootte ik hem van my af; hy beet op zyne lippen en
vloekte_). Toen smeekte ik hem weder, dat hy my gaan liet.
_Hy_. Ja, op de Fargon. (_Ik bedagt my_.)
_Ik_. Kom aan, als het toch zyn moet.
_Hy_. Neen, Meisje, ik versta u. Hier moet gy blyven, geen kuren by
den weg. Ik had gemeent, dat gij goedwillig met my zoudt gegaan zyn,
doch nu is die voorzorg onnodig.
_Ik_. Vrees voor de gevolgen; gy zyt niet boven de wetten.
(_Hy lachte hartlyk_.)
_Hy_. Zou ik niet, Liefde? Weet gy wel, dat de Rechter geen notitie
neemt van zo een galanterietje? Kan het my schelen, waar ik ben, denkt
gy? Hadt ik kunnen vermoeden, dat gy my zo veel moeite zoudt gemaakt
hebben, ik had het wel anders overleit. (_En toen drukte hy my zo
sterk aan de hand, dat hy my zeer deed. Ik beefde zodanig, dat hy zelf
deinsde. 't Werdt schemer-avond, en myn dodelyke angst nam alle
oogenblikken toe_.)
_Ik_. Tyger en geen mensch! Kunt gy my in zulk eene benauwtheid zien;
wat recht hebt gy op my?
_Hy_. Dat recht, dat yder Ligtmis van myn rang op zo veel meisjes
heeft, als hy goedvindt in zyn Serail te plaatsen. Of wilt gy, (_en hy
tradt naar my toe_), dat recht, dat de sterkere heeft over de zwakke.
(_Ik viel voor hem neder, ik smeekte, ik weende, ik geloof zelf, dat
ik hem myn waarde R. noemde_).
Ik had al reeds een groot geweld in den stal gehoort, maar 't scheen,
dat hy er geen acht op gaf. Eindlyk kwam de Tuinbaas in den gang
lopen, en riep: Myn Heer, de Paarden zyn met hunne poten in de
leiseelen geraakt; en ik kan het niet meester worden: wat moet ik
doen: Hy riep, (met een vloek,) _u gaan ophangen, voor ik u den hals
breek_. De Kerel ging weer heen, en zei, dat, zo myn Heer de hand niet
wilde lenen, hy zyn Paarden kwyt was. Razent en scheldent ging hy
heen, en stiet my van de deur weg, die hy toesloot. Naauwlyks was hy
weg, of er ging een deur in het vertrek zagtjes open, en daar kwam een
Boerenmeisje, die my, zonder iets te zeggen, wenkte om optestaan. Ik
deed het aanstonds. Zy sloop met my uit het huis, en verstak my in
haar bed op een zoldertje, dat zy wel ter deeg sloot. Ik wist niet, of
ik droomde, dan of ik wakker was; ik wist niet, of 't bedrog of hulp
was: alles was even onbekent. Het werdt duister; en niemand kwam by
my.
Eindelyk hoorde ik beneden lieden spreken; myn bloed stolde in myne
aderen, en ik weet niet, of ik lang in onmagt was. Doch 's middernagts
ging de deur open, en het meisje bragt my een groot glas melk met
water, my wyzende niet te spreken. Zy sloot de deur weer toe, en,
dewyl de maan opkwam, zag ik haar zeer onderscheiden[4]. "Nu slaapt
myn Vader, zei zy, hoor hem eens ronken!" Wie zyt gy, myn goed meisje?
zei ik.
_Zy_. Ik ben des Tuinmans Dochter, lieve Juffrouw, weest niet ongerust!
ik zal u helpen.
_Ik_. Laat ik u omhelzen, gy zyt myn Redster. O, gy zult wel beloond
worden! en als gy wilt, kunt gy altoos by my blyven; maar door welk
geluk hebt gy my dus verre geret?
_Zy_. Dat zal ik u zeggen: myn Vader was druk in den tuin bezig, den
helen dag, met de arbeiders, toen de knecht met de Fargon kwam, en hem
belastte zyn Heer optewagten, doch niet te laten blyken, dat hy zyn
Heer was. Lieve God, dagt ik, daar zal weer wat agter zitten! want myn
Heer is een heel slegt Heer omtrent de meisjes; maar my heeft hy nooit
gemoeit, dat moet ik zeggen, en zo zeggen al de meiden ook. Nu althans,
ik was in de kamer, toen hy met u in huis kwam, en dewyl ik voor grote
lui wat schaamagtig ben, verstak ik my in de naaste kamer in een
kleerkast, daar wel twintig rokken in hangen, de eene nog mooijer als
de aare. Ik dagt, zy zullen wel gaan wandelen, en dan ik gaauw heen
lopen, en dan zien zy my niet: zo dat ik alles hoorde. Zie, Juffrouw,
ik ben Rooms-Kattelyks, en ik bad onze heilige Moeder Gods om hare
bescherming, en ik bad een vyf of zes _Aves_ en _Paters_, zo al in de
kast. Wat kon ik doen? zo als gy weet. En toen viel dat met de Paarden
voor, en toen ging hy heen, en zo haalde ik u, en verstak u in myn
bed. Ik ging voort in den moestuin zo wat wieden, maar ik hield mij
maar zo; om dat ik dan bokken kon, en alles afgluren. Het duurde wel
een half uur, eer alles in 't stal gedaan was, want de Paarden waren
als wilt, en allemaal door de strengen; dat was het maar. Myn Heer
ging in zyn huis, en Vader in 't Boerenhuis. Ik geloof, dat hy
elderments op zyn neus gekeken heeft, toen hy u niet vondt. Hy kwam in
't Boerenhuis, en vroeg met hele lelyke woorden, waar dit en dat gy
heen waart? Myn Vader zei, dat hy dat niet kon weten, om dat hy het zo
met de Paarden te doen gehad hadt. Toen vloog hy naar 't Hek, en vondt
het open. 't Is gedaan, zei hy: daar is niet op; nu 't is myn verdiende
loon, waarom d-r-de ik het Hek niet toe. Hy liep, als een razent mensch,
al heen en weer, en toen hy dat ook moe was, belastte hy myn Vader licht
te geven, en hem wat brood en kaas te bezorgen; die deedt dat. Ik was in
huis gegaan: Vader vroeg, waar ik geweest was; ik zei, aan 't wieden, en
dat ik toen om een praatje geweest was; dat was daar mee wel, hy zei my
niets. Wy aten schielyk onze Bry, en hy ging naar bed. Toen kwam ik boven,
en hield my stil, tot dat ik hoorde, dat hij wel vast in slaap was. Zie
daar, zo is de hele zaak, myn lieve Juffrouw.
Myne blydschap was onbeschryflyk; maar zy verdween schielyk door de
gedagten: hoe zal ik nu door de waarde Vrouw voor een bedriegster, een
valsch meisje, een ligt jong schepzel gehouden, veracht en verfoeit
worden! Wat zal ik doen? Hoe durf ik er weer heen gaan? Hoe zal men my
ontvangen? Wat zal de brave Edeling van my denken? 't Is mooglyk, dat
hy reeds by ons geweest is. Zal de deugdzaamste der Vrouwen hem
omtrent my misleiden? Wat zal zy kunnen zeggen? En ik had haar zo
plegtig belooft, voortaan my geheel door haar te laten leiden. Hoe zal
Hartog zich verheugen, indien dit geval ruchtbaar wordt. Kan het
verborgen blijven? Heeft my niemand gezien? Maar, 't geen my 't hart
doorboort, hoe zal het teder hart myner moederlyke Vriendin lyden!
door my lyden!...
Ik was besluiteloos wat te doen. Evenwel, alles al weer overpeinzende,
dagt ik, 't is echter de eenige nu openstaande weg. Ik moet dit
getuigenis geven van myne onschuld! "Ach," zal ik met eene bevende
stem zeggen, "indien ik een slegt Meisje waar, indien ik het oogmerk
had om u te misleiden, zou ik dan te rug komen, ook voor ik weet hoe
gy my ontfangen zult?" Terwyl ik in deeze gedagten als verzonken was,
zei myn trouwhartig Klaartje, (zo hiet het Boerinnetje,) "Kom,
Juffrouw, nou moest je op je kousjes my volgen, en zo stil als 't
mooglyk is; ik heb onze deur efkes aan laten staan." Ik deed zo, en zy
droeg myn schoenen in haar hand. 't Begon te regenen: de lucht werd
onweerig en donker. o, Dat was niets! Zie daar wy buiten de deur! Het
bed van den Tuinman voorby gaande, hoorden wy hem diep en gerust
slapen. Ik deed myn schoenen weer aan, en ging met het meisje, agter
de Boerdery om, al zwygende, en aan haar hand. Ik werd doornat, en
moest wel een half kwartier door 't gras; ik vroeg niets, zelf niet,
waar brengt gy my? Toen wy digt by een Warmoezier kwamen, zei zy:
"God dank, dat 's zo ver! Hoor, Juffrouw, ik breng je hier by brave
menschen: maar ik moet, zo dra ik je daar in huis zie, naar myn
Zoldertje: ik moet er op passen, dat ik niet in de kyker raak; 't is
een boos kaerel, als hy begint."
Zy tikte aan een glas. "Wie daar?" riep een mans stem.--"Ik, zei 't
meisje, doch met een zachte stem, toe laat my in huis; ik ben zo
benaauwt."--"Ik kom je by, kind, zei een vrouwe stem;" en zo ging de
deur open. "Aaltje Buur, zei 't Boerinnetje, ik breng je hier een
jonge Juffrouw, die verdwaalt is, maar zy zal je alles wel zeggen, ik
moet voort." Ik kuste haar, en zei haar, waar zy my vinden kon, haar
een ducaat in de hand stekende, en biddende, zo dra zy durfde, by my
te komen.
De goede Vrouw ging met my in een agtervertrekje, stak licht op, en
zag met verbaastheid, dat ik zo wel en kostelyk gekleet was, en
Juweelen aan hadt. Ik viel op een stoel neder, en schreide bitterlyk.
Zy maakte vuur aan, lei braaf hout op, want ik trilde van koude, en
myne kleeren dropen. "Kom, lief jong mensch, zei ze, kom, schik aan 't
vuur, en warm en droogje wat, ik zal Koffy koken; maar je bent, of je
de koorts op 't lyf hebt." Zy ging met de kaars in 't voorste vertrek,
en hadt een glaasje in haar hand, "daar, zei ze, Juffrouw, drink dat
uit, ik mag niet zien, zo als je beeft." Ik deed het. Zy kreeg een
tafel met kopjes, en, zo dra 't water kookte, dronken wy Koffy. Myn
Sak, Rok en Pelise droogde zy, en ik begon door de warmte dermate te
verkwikken, dat ik haar eenvoudig, zo kort doenlyk; alles verhaalde.
Maar, zei ik, wat moest gy denken, myn goede Vrouw, toen Klaartje aan
't vengster tikte? "Wel, lieve Juffrouw, zei zy, dat beurt wel meer.
Als Krynbaas dronken is, (en zins zyn Wyfs dood gebeurt dat maar te
dikwyls,) dan raast hy als een bezetene, en jaagt al wat onder zyn
bereik is de deur uit. Nu is onze Klaartje de Vryster van myn Zoon
Pieter; en zo wy onzen jongen wat by konden zetten, 't zou al een paar
zyn, maar 't is een slechte tyd. 't Is een deugd van een meid, en heur
Moeder was net alleens. Doch, al boodt myn Heer R. myn man duizend
gulden 's jaars, wy zouwen by zo een Dier niet weunen willen. Hy is
zo ondeugent, en daar gaat zo veel om op die Plaats! Maar wy moeten
zwygen; wy zyn maar gemene lui."
_Ik_. Wat zal je man toch denken van my?
_Zy_. Ik heb hem daar, met een woord, gezeit, dat ik hem morgen ogtend
alles zal vertellen, en zei, zie maar weer in slaap te komen, want by
dag moet de man hard werken, voor my en myn vyf kinderen. En onze
Pieter past ook zo op; maar daar zyn nog zulke kleintjes onder: zy
slapen allemaal hier boven ons hoofd.
_Ik_. Maar zou uw Zoon voor my, met het open gaan van de Poort, niet
een Koets kunnen bestellen, die my tegen kwam buiten de stad? want,
hoe wel ik het by u heb, myn goede Vrouw, ik verlang zo naar huis.
_Zy_. Heel wel, Juffrouw, als ik denk, dat het tyd is, zal ik hem gaan
wekken, zoo als ik altoos doe: jonge lui slapen vast. Goed, zei ik, en
wy bleven by 't vuur zitten, en zy praatte zonder ophouden; zo dat de
tyd viel my nog korter, dan ik gevreest had. Om drie uuren ging zy
Pieter wekken, die, toen hy my zag, vreemt opkeek. "Kind, zei de goede
Vrouw, deeze Juffrouw is verdwaalt geraakt: en ik nam haar in huis,
toen gy al te bed waart. Ga naar de stad, en haal een Koets, die ten
eersten dit heen moet komen; ik zal met haar u tegen wandelen."
Bestig, zei Pieter, en ging de deur uit. Die Jongman staat my wel aan,
Vrouw, zeide ik. "Ja, God dank, zei ze, 't is een braaf Kind, die wel
zo veel "voor zyn moeder doet, als iemand doen kan; en zwygen Juffrouw,
daar is geen schrift van." Nu, 't zal hem geen schade zyn, zei ik. Ik
deed myn gedroogde kleeren en pelise weer aan, en zei, daar goede Vrouw,
heb je een kleinigheid, tot een bewys van myn erkentenis. (_Ik gaf haar
vier Ducaten_.) "Zoo veel geld! zei ze, dat durf ik niet aannemen."
O, zei ik, spreek er niet van: ik zal, hoop ik, eens meer voor u doen.
Wy gingen toen de deur uit, en kwamen wel dra op den gemenen weg; de
Koets kwam, ik bedankte Moeder en Zoon, zei, waar de koetsier my brengen
moest, en haalde de gordyntjes voor de glazen.
Nooit kan ik u beschryven, wat er in myn geest, onder het ryden,
omging. Nu vreesde ik, nu schrikte ik voor dat zelfde, dat my deeze
laatste uuren als myn grootste geluk had toegeschenen;--om thuis te
komen! En toen wy nog maar een gragt te ryden hadden, wenschte ik
byna, dat wy eenig beletzel kregen, dat den tyd rekte. o Hoe beefde,
hoe trilde ik, toen hy stil hieldt! De klank der schel ging my door de
ziel, en, met de handen voor myne oogen, vloog ik onzen goeden knegt
voorby, naar myne kamer, zo verwart, en bedroeft, gelyk gy, myne
dierbare Vriendinnen, my hebt zien aankomen.
Zie daar een Verhaal, dat ik met de grootste naauwkeurigheid hebbe
opgestelt. Hoe gy, na het doorlezen te hebben, over my zult oordelen,
moet ik afwagten; en, indien de Heer Edeling by aanhoudenheid my blyft
beminnen, moet hy, aleer ik hem voor my kies, dit lezen. Hy moet
kunnen zien, wie ik ben, een onvoorzichtig meisje, dat geen kwaad
vermoedde, daar zy 't niet zag; en die door haren trek tot vermaken
en uitspanningen, zich in een gevaar gebragt heeft, dat op haar bederf
konde zyn uitgelopen: een meisje, dat God met tranen dankt voor deeze
Ontkoming; en dat voortaan nog meer zich zelf dan anderen zal mistrouwen.
SARA BURGERHART.

Wel nu, broeder, wat zegt gy van zo een Meisje? Moet ik haar nu nog
niet meerder achten, en tederder beminnen? Die immers zyne dwaasheden,
zo rasch hy die ziet, afkeurt, en zich zelf daar over bestraft, doet
alles, wat men eischen kan? Ik heb onder de hand laten vernemen, of de
schelm in de stad was; maar 't schynt, dat hy eerst eens wil zien, hoe
of 't afloopt. Wy bedekken alles onder een diep stilzwygen. Ik zal
voor de brave menschen zorgen, die myn Engel zo getrouw geholpen
hebben; maar dit alles mondeling. Ik verlang onuitspreeklyk naar uwe
t'huis komst: en hoop, binnen agt dagen, dat geluk te hebben. Vader is
zeer vriendlyk, en heeft zelf deernis met my. Hou den braven Blankaart
te vriend, Keesje; ik vrees anders, dat gy al zoo veel met Vader zult
te doen hebben als ik! Vaarwel, myn Broeder,
T. T.
HENDRIK EDELING.

Noten:
[1] Hier: kunstmatig romantisch.
[2] Lambrizeeringen.
[3] Toonaard.
[4] Duidelijk.


HONDERD-VEERTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed heeft uit Indie _een erfenis
gekregen van_ 80.000 gulden van zekeren Jan Bern, zooals blijkt uit
de Honderd-een en veertigste brief.

In HONDERD-TWEE EN VEERTIGSTE BRIEF dankt de Wed. Spilgoed.

HONDERD-DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF.--Papa Edeling _geeft zijn koppigen
tegenstand op_; hij is overtuigd door Blankaart.

HONDERD-VIER EN VEERTIGSTE BRIEF.--Wed. Willis feliciteert Wed. Spilgoed
en in Honderd-vijf en veertigste brief schrijft ze heel lief aan Aletta
Brunier, ook over Sara.


HONDERD-ZES EN VEERTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW DE WEDUWE WILLIS.

_Ge-eerde Vriendin_!
Nog spyt het my, dat ik zo weinig tyds te Rotterdam gehad heb. Nu, ik
heb uw Zoon dan veilig in uwe handen gestelt. Myne oogen liepen over,
toen ik zag, welk een Moedergek die Willem is. Wat zyn dat lompe
Heiblokken van kerels, die een man uitlachen, als hem eens een losse
traan ontvalt! Ik ben nu een man, mag ik spreken, die van een kind af
door 't kreupelbosch gejaagt is. Ik heb door menigen zuren appel
gebeten, eer ik zulk een man wierd, door den zegen van God, den Heer;
zo dat ik maar zeggen wil, dat ik harden[1] geleert heb: En als ik
echter daar zo een Goliath van een Luitenant, als een eikenboom, voor
my zie staan, en zyn Zoontje, dat hy in geen ront jaar gezien heeft,
hem in de armen zie vliegen; zonder dat het hem het minste aandoet;
dan denk ik, hoor jy grote Sinjeur, al bulkt gy als een stier, en al
blaast gy als een walvisch, jy bent by my, met al dat gesnoeshaan,
maar een bange bloodaart. Je zult wel dra in je hangmat kruipen. Wel,
wat hagel, moet je dan, om je kop voor 't Land te laten, geen liefde
voor je Land hebben? Zal zo een Bulderbast zyn benen onder zyn lyf
laten weg schieten, als of het zo maar bywerkje was, en dat voor
vreemden? Zal hy dat doen, zeg ik, dien alle de vaderlyke driften in
zyn ziel bevroren liggen? Hoor, dat is by my maar uit, _die geen
gevoelig hart heeft, kan niet dapper zyn_.
Hoor, Vriendin, als ik u zie, dan denk ik altyd aan Naoemi, de Moeder
van Ruth, uit den Bybel. _Willems land is uw land, en Willems God is
uw God_; zo als er in den Bybel staat. En hy moet maar voortaan in
Amsterdam blyven, en eene brave vrouw voor hem zien te krygen.
Tusschen ons; ik weet net zyn slag, eene mooije lieve jonge juffrouw;
en ik zal hem wel aan 't werkje helpen: 't is een aartig schoon kind.
En Tante moet ook haar milde hand maar open doen. Abraham Blankaart
zal geen troef verzaken: Och Heer! ik heb gelds genoeg; en alle brave
jonge lieden zyn myne kinderen; zo dat, zorg daar niet voor. Hy moet
zelf Koopman worden; ik zal zyn Patroon eens, buiten zyn kennis, gaan
spreken.
Maar nu moet ik u eens een klugtje verhalen: Daar is Broer Benjamin
met Zuster Slimpslamp met de Noorderzon verhuist, en zy hebben Tantes
Geldkistje meegenomen; (wel nu lach ik my tot een Doctor.) Die malle
Zanne! Nu, zy heeft maar verdiende loon: zy zou naar my geluisterd
hebben; ik zei dikwyls: _Tante, Tante, al dat Bruine goed loopt op je
zak; je zult nog eens van den huig geligt worden: laat ik de kit ereis
voor u schoonmaken, en al dat Jan Rap wegjagen_; maar dan was ik, (dat
Varken!) een godloos mensch, een Saulus, die de Heiligen vervolgde;
plaisierige Heiligen! zie je ze daar niet met Heintje pik, in 't huis
daar naast?
En dat het hemelsch waar is, dat zal ik u eens gaan uitcyferen. Myn
kleine Meid is ziek, zo als gy weet; nu althans, Tante hadt haar een
Briefje geschreven, waar in zy schreef, dat zy zodanig bestolen was,
en verzogt, of zy haar niet eens zou kunnen spreken, of zy haar alles
vergeven wilde, wat zy aan haar misdaan hadt, en of zy by my een goed
woord zoude willen doen, met nog meer vyven en zessen. Wat doet myn
Sarotje? Wel! dat braaf kind schreef haar aanstonds, dat zy haar alles
vergaf; dat zy by my ten besten zou spreken, en Tante komen bezoeken;
maar zy krygt daar op zulke koortzen, dat zy niet uit kon gaan. En zo
dra ik in de stad kom, en met haar spreek, verzoekt dat lief schepzel
my, om toch eens by Tante te willen gaan, en te zien, hoe het toch
was. Wat zou ik doen? Abraham Blankaart hadt er wel niet veel trek in,
doch het Meisje kreeg er my echter naar toe, en ik begreep, dat ik de
ouwe Babbe niet in nood mogt laten. Ik ging er dan heen, met Snap, zo
by me. Tante deed zelf open, en ontstelde. Nu, zei ik, wees maar niet
ontstelt; uw Nicht heeft my by u gezonden, om dat zy zelf ziek is, en
ik kom zien, of ik u helpen kan; en zo ging ik met haar, die huilde en
balkte, den gang door, daar ik nog iemand vond, daar ik u dadelyk van
zal schryven, zo 't my niet ontschiet, want ik ben zo wat met myn
memorie gebruit. Daar hoorde ik toen van A. tot Z. Tante had
getracteert; zy hadden Tante, die niets verdragen kan, de hoogte
gegeven; en Bregt als een zwyn zo vol gegoten. Toen het ouwe Fatsoen,
die zy te bed bragten, en Bregt, die zy op kussens in de keuken gelegt
hadden, sliepen, hadden zy den aap geligt; en daar was, zeit Zanne,
wel twee derde van haar Capitaal, en al hare Juwelen in. Die malle
weergae! zy hadt haar huis op den Nieuwen Dyk verkogt, en wel voor
twintig duizend Guldens aan afgeloste Obligatien in Contanten; al dat
geld was in Gouden Ryders opgewisselt, en lag in een klein kistje. Dit
wisten die Hagels-kinderen, want Zanne hadt met hen overlegt, hoe zy
dat geld best zou uitzetten. Hoe vindt gy die, Juffrouw Willis? Met
zulk bogt, zulk schuim van volk; die weten veel van geld beleggen! ja,
zie, zo zot is dat oud wyf. Had ik t'huis geweest, zie, ik ben nu een
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.