De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08

Total number of words is 4705
Total number of unique words is 1267
43.1 of words are in the 2000 most common words
58.9 of words are in the 5000 most common words
65.8 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
Heer R. naar de Comedie, en nu zeide Frits, hadt hy u en de waardige
Vrouw naar de Fransche Kerk gebragt. Hoe smart my deeze te leurstelling.
Ik moet, voor ettelyke dagen, om zaken van veel aangelegenheid van huis;
en hoe vurig verlangde ik, om in persoon afscheid te nemen van u, die
ik teder en met de grootste achting bemin; van u, die my eene my dus
lange onbekende neiging hebt ingeboezemt! Ik moet vertrekken, de paarden
worden reeds gezadelt. o Mogt ik durven hopen op de gunst van haar, die
my dierbaarder is dan myn leven! Indien ik niet voorzag, dat wy beide
gelukkig zouden zyn, ik zou u niet lastig vallen met myne bezoeken.
Maar, helaas! ik vrees, dat ik de man uwer verkiezing niet ben!--niet
worden kan: evenwel gy vereert my met uwe achting; gy noemt my uw
vriend. Hemel!
Wie u ook van zyne liefde moge verzekeren, en welk een brillant lot
men u moge aanbieden, uw Edeling bemint u meer, dan iemand u kan
beminnen. Ik ken uwe waarde, uw bevallig beeld zweeft my altoos voor
den geest. Wat zal myn leven, wat zullen myne goederen zyn, zonder u,
o myne zielsbeminde? Ik zal hopen! Uw hart is immers nog vry? Zult gy
my niet verachten, als ik u zeg, dat ik den Heer R. niet meer dulden
kan? Maar eene liefde, als de myne, is zo teder als oprecht; en hoe
kan ik het denkbeeld dragen, dat hy uwe hand vat! Maar gy kent de
liefde niet.... Ik zal des niet langer _non sense_ schryven. Groet
de uitmuntende Vrouw, en geloof, dat ik met de grootste achting en
hartroerentste genegenheid ben

_Uwen_
HENDRIK EDELING.


DRIE EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Jacob Brunier komt door H. Edeling op den
goeden weg en bericht dat aan zijn zuster Aletta.

VIER EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Cornelia Hartog aan Wilhelmina van
Kwastama: zij is tot de ontdekking gekomen dat Edeling niet om haar
maar om Sara komt. _O, ze haat_ Sara! _ze verfoeit_ Edeling.

VIJF EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Cornelia Slimpslamp aan Zuzanna Hofland:
die Stijntje deugt niet; _dat mensch is zelfs goed voor roomschen_!
Foei! En wat Saartje betreft: _doe een valschen eed_, dat haar moeder
je het geld beloofd heeft tot aan Sara's huwelijk. Wil je dat niet,
loop dan rond!

ZES EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed aan Hendrik Edeling: zij
wantrouwt R., maar heeft geen bewijzen; hij deed fatsoenlijk.
--Onverschillig is Edeling Sara niet, _want zij herleest zijn
brieven_! Vindt zich zelf voor zoo'n waardig man ongeschikt; dat is
de zaak.

ZEVEN EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Smit is heel ernstig verliefd op Anna
Willis; hij vlast op een beroep naar een dorp bij Amsterdam, en droomt
zich veel zaligheid.

ACHT EN NEGENTIGSTE BRIEF.--Anna Willis aan Sara: zij verheft haar.
Haar _Smit_ prijst Saar ook, eveneens wed. Spilgoed, die als Sara's
moeder is. _Edeling_ is een beste jongen. Zij wenscht hem Sara toe.
Anna bemint haar Smit zeer en hoopt Sara's trouwe vriendin te blijven.


NEGEN EN NEGENTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.

_Waarde Naatje!_
Hebt gy waarlyk uw woord gegeven? Dan patientie! Anders, binnen een
jaar aanvaarde _ik_ de waardigheid van _Zuster Collega_. Uw Smit! wel,
ik ben maar weinig minder verlieft op hem, dan op mynen Voogd zelf; en
zo is ook myne Minerva. Wel, Willis, 't is waarlyk al te veel voor u.
"Hou er u maar nederigjes onder;" zou tante zeggen. Nu in ernst:
geluk, duizend maal geluk met deezen lieven, deezen achtingwaardigen
man. Zo gy nu ooit weer donker kykt, zal ik u waarlyk moeten kloppen.
Myn Cootje is nu in staat, om tamelyk gezont te redeneren over
dagelyksche voorvallen; en ik merk, dat, als hy met een ander praat
dan met my, hy zeker nog al verdient, dat men hem antwoordt. Juffrouw
Buigzaam heeft veel met den aanstaanden Eerwaardigen gesproken. Ik was
geheel gehoor, en myne Dochter insgelyks.
't Spyt my, dat Letje nog niet t'huis is: dat zou net haar smaak
geweest zyn. Luister eens, Naatje; hoewel ik het niet uit dankbaarheid
doe aan de Godin der Liefde, (verstaat gy dat, kind?) zo heb ik een
groot vermaak in Huwlyks-Alliantien uit te vinden. Wat dunkt u, dat
Willem om Letje kwam, dan hadt hy zeker een Engel van een Vrouw, en zo
een verdient hy.--Letje was ook in veiligheid. Eene bedenking is er
maar! Ik weet niet, of myne Letjes hartje wel zo vry is, als dat van
Juffrouw _Albedil Burgerhart_.
"En was ik niet zeer opgeruimt? en zei de Eerwaardige dit?" Verbaast
nog toe! Ik weet echter niet, dat ik my ergens over benaauwt voel: zo
dat, weest gerust; maar ik heb ook zo myne denkende buitjes; en om dat
die my zo eigen niet zyn, als zy mooglyk u zyn, valt dat zo aanstonds
in 't oog.
Edeling is uit de stad. Myn Voogd, merk ik, zou my graag met hem
getrouwt zien; en myne Mama Buigzaam meent, dat zyn voorstel myne
ernstige overweging verdient, en hoopt, dat ik, ten zynen opzichte,
een gunstig besluit nemen zal. Myn hart slaapt nog in rozen; meer kan
ik u niet zeggen.
Of ik my ooit het Huislyk leven in zulk een zagt licht heb voorgestelt,
als Smit het u afmaalt? Nooit anders! Ik was, schoon een kind, getuige
van Huisselyk geluk, in myne altoos dierbare Ouders. Daar zit het my
niet, Naatje. Ik heb, tot nog, geen bepaalde uitsluitende genegenheid
voor iemand; en niets zal my dezen gewigtigen staat doen aanvaarden,
dan een man, die myne liefde en achting beide waardig is. Zo dra ik den
Heer Edeling, (niemand komt buiten hem in eenige aanmerking,) zo veel
liefde als achting kan toedragen, zullen alle mindere zwarigheden my
niet beletten, om den raad myner Vrienden te volgen.
De Heeren R. en Brunier zyn reeds in de zyd-kamer, om met Lotje en my
eens eene schone wandeling te nemen. Ik moet my eens vertreden, dunkt
my; ik ben echter zeer wel. Heb ik u al gezegt, dat Edeling uit de
stad is? Tot weerziens! Groet uwen lieven aanstaanden Domine, kusch
uwe Moeder, (hem ook maar,) voor
SAARTJE BURGERHART.


HONDERDSTE BRIEF.--Papa Edeling aan zijn zoon Cornelis: hij wou
eigenlijk diens raad als advokaat eens inroepen--Cornelis is n.1.
gepromoveerd!--_Wat tegen_ Hendrik _te doen_? Hemelsche goedheid: die
jongen houdt maar vol!--Hij heeft Sara gezien met R; "neen, meisje,
jij lijkt me niet! ik bedank je hartelijk!" _Nooit_!


HONDERD-EERSTE BRIEF.
DE HEER CORNELIS EDELING AAN DEN HEER JAN EDELING.

_Myn Heer, hooggeachte Vader!_
Hartlyk dank ik u voor den Wissel; waarop my reeds betaling geschiet
is. Ik hoop, dat ik u reden tot vergenoeging geven zal: ook omtrent de
sommen, my van tyd tot tyd verstrekt. Gy hebt my in staat gestelt, om
als een fatsoenlyk Student en Candidaat te leven. Ik heb zeker geld
verteert, doch my aan geenerlei lichtmisseryen, of aan grof spel te
buiten gegaan: maar ik weet, waarde Vader, dat gy op dit point de
edelmoedigheid zelf zyt.
Hoe leet is 't my te horen, dat gy op myn Broeder zo te onvreden zyt!
Ik weet wel, dat gy, en vooral van uwe Zoons, geen tegenspreken dulden
kunt; vergeef my deeze uitdrukking; maar, dewyl gy u wel wilt
vernederen, om myne gedagten te vragen, zal ik u die rondborstig en
in gemoede zeggen. Neen, gy kunt uw Zoon, die meerderjarig is, niet
beletten een meisje te trouwen, waar tegen gy niets, met eenige
zekerheid, hebt intebrengen, dan dat zy van de publycque Kerk is.
Onderneemt gy zulks, dan kan Hendrik u voor den Rechter roepen, en
zyt verzekert, dat hy daar de vryheid zal krygen, om haar te trouwen.
Ken ik echter myn weldenkenden Broeder, ken ik den eerbied en de
liefde, die hy voor zynen braven Vader heeft; dan zal hy tot dit
heftig middel zyn toevlugt niet, dan daar toe gedrongen, nemen.
Laat het my eenmaal vrystaan, myn geeerde Vader! u te vragen, of uw
mishagen in deeze jonge Dame gegront is. Hebt gy iets tegen hare
Familie, of tegen haar zedelyk karakter? Ik vertrouw, neen; myn
Broeder heeft die jaren en die bedagtzaamheid, die hem in staat
stellen, om eene goede keuze te doen. Nimmer heeft hy, in het
onervarenste zyner jeugd, reden gegeven, om hem van de minste
losbandigheid te verdenken; en zou hy nu, nu hy dien tyd agter zich
heeft, zich zo verre vergeten, dat hy een meisje beminde, en wel met
het zuiver oogmerk, om haar te trouwen, die zyn verstand en hart beide
tot oneer strekte? Nimmer geloof ik dit. Mag ik u des bidden, maak
hem niet ongelukkig; spaar u zelf nodeloos en u zo nadelig verdriet:
Besluit er toe! Laat uw ouderdom in ruste en vrede ongestoort
voortglyden. Mag ik u ook herinneren, dat Hendrik van een eens wel
en doordagt besluit niet ligt is aftebrengen; voornamelyk als zyn
hart zo gezet is op de uitvoering van zyn besluit? Ik ken myn Vader,
ik waardeer hem, gelyk een dankbaren Zoon betaamt; maar hoop, dat ik
de vryheid zal hebben, om u eene Dochter aantebieden, waar tegen gy met
reden niets meerder dan tegen Juffrouw Burgerhart zult kunnen hebben.
Binnen eene maand hoop ik het genoegen te hebben, om u gezont te
omhelzen, en mondeling te betuigen, hoe zeer ik ben,
_Uw gehoorzame Dienaar en dankbare Zoon_,
CORNELIS EDELING.


HONDERD-TWEEDE BRIEF.--Aletta Brunier vertelt haar historie aan Sara:
_zij heeft eens lief gehad_, zekeren v. S. Die had geen geld; vader
vond dat hij eerst voor geld moest zorgen. v. S. ging naar de Oost;
't ging hem goed, maar _hij stierf er_. Onder dien druk leeft ze nog.
Zekere Heer Helmers steunde haar na vaders dood.


HONDERD-DERDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ALETTA BRUNIER.

_Myne tederbeminde Letje!_
Ik weet niet, wat andere menschen _intressant_ noemen; maar voor my is
_de geheime Historie van uw hart_ zeer intressant; om dat er voor my
zeer veel stof tot overdenken, en veel leerzaams in ligt opgesloten.
Ik heb, zonder eens uwe toestemming te vragen, uw Brief aan de beste
der vrouwen voorgelezen; en zie hier, het geen zy zeide: "Het verstand
van Juffrouw Letje is my zeer toegevallen: hare liefde omtrent zulk
een Vader was alleen in staat, om haar dus te doen handelen. Indien
Letjes Vader meer vrees dan liefde in zyne Kinderen verwekt, indien hy
min redelyk omtrent een onbedagten jongeling gehandelt hadt, dan zeker
zou Letje in dat ongeluk gejaagt zyn, waar voor hy haar echter poogde
te bewaren. Ziet gy wel, myn Burgerhartje, dat men zich niet waarlyk
nuttig voor anderen kan maken, dan door reden met minzaamheid te
vereenigen? De hemel belone hare kinderlyke onderwerping aan zulk een
Vader."
_Ik_. Wel, dat wensch ik zo sterk, dat ik hier aan graag de hand wil
lenen. Een braaf hupsch man, die ik zo lief heb of hy myn Broer is,
en dien ik ook maar aan niemand geef dan aan myn Letje, hoop ik te
beduiden, dat hy met Letje veel beter te regt zal komen, dan met zo
eene stoute meid, als uwe dienares.
_Juffrouw Buigzaam_. o! Gy zyt zeer gul! een ander te geven, dat men
zelf niet verkiest!
_Ik_. Ja! ik kan immers onmooglyk al de Borsten[1] nemen, die my nemen
willen? en doe ik dan niet recht _Economisch_, als ik het overschot zo
goed gebruik als ik kan?
_Juffrouw Buigzaam_. En wie is die, zo als gy zegt, kostelyke Vriend?
Edeling?
_Ik_. Edeling! neen: dien wou ik immers voor u schikken, maar myn
lieven goejen Willem Willis. Een jongen, zo braaf, en zo degelyk, dat
niemand dan Letje hem ooit, met myne toestemming, hebben zal.
_Juffrouw Buigzaam_. Gy doet my lachen.
_Ik_. Doen schreijen zou ik om geen duizend Waerelden; al waren er al
de Huizen Concertzalen, en al de Paleizen Schouwburgen; en dat is veel
gezeit.
_Juffrouw Buigzaam_. Ik beken, dat dit in u inderdaad al eene ongemene
grote opoeffering zyn moet.
_Ik_. En dat ben ik met u volmaakt eens.
_Juffrouw Buigzaam_. Het is mooglyk wat heel onderzoekent in my, als
ik u durf vragen, of gy aan den braven Heer Edeling niets het minste
schryven zult?
_Ik_. Wel, gestelt zynde, dat de schaal, of liever de evenaar, krek in
't huisje stondt?
_Juffrouw Buigzaam_. Zo ik er iets aan doen konde, dan zou ik zeker er
zo veel gewigts opleggen, dat gy tot al[2] _schryven_ oversloegt.
_Ik_. Maar wat zal ik zulk een deftig verstandig man schryven?
_Juffrouw Buigzaam_. Wat? Ja, dat moet gy zelf beoeordeelen: dit, myne
liefde, kan of mag ik u niet dicteeren. In ernst, kunt gy aan dien
deftigen verstandigen man niets melden, dat hem, in weerwil dier
hoedanigheden, aangenaam zyn zoude? Pleeg met u zelf raad.
_Ik_. Maar ik ben het met my zelf niet eens. Somtyds wilde ik, _dat ik
niet schryven wilde_; en somtyds wilde ik, _dat ik wilde_. Gy lacht!
Heb ik u dan niet gezegt, dat ik een misselyk figuur ben? geen vrouw
voor zo een man.
_Juffrouw Buigzaam_. Gy hebt vooroeordeelen, myn hartje!
_Ik_. o Duizenden; dat sta ik u ook toe.
_Juffrouw Buigzaam_. Maar kan zulk eene verstandige jonge Dame zich
verbeelden, dat dit toe te staan alles is, wat zy te doen heeft.
_Ik_. Ik geloof neen: zy moet die afleggen, en zo hoop ik van tyd tot
tyd ook te doen; en zo dra ik vast weet, dat ik dien eernaam, zonder
verwaantheid, niet geheel onwaardig ben, zal dat gaan of 't gesmeert
is: maak er staat op.
_Juffrouw Buigzaam_. Nu ik u dit herinnert hebbe, zal ik er
afscheiden. Ik bid u alleen te bedenken; dat, indien gy my eens in
vertrouwen kunt zeggen, dat de Heer Edeling uwe liefde, zo wel als uwe
achting gewonnen heeft, ik u een der beste oogenblikken van myn leven
zal verschuldigt zyn. Gaat gy uit, hartje, om dat gy zo in order
gekleet zyt?
_Ik_. Dit was myn oogmerk: de Heer R. zal my op 't Concert brengen.
_Juffrouw Buigzaam_. Zo!
_Ik_. Gy zyt heel _laconicq_, maar dat _zo_ spreekt gy _zo_ deftig
uit; hadt gy 't liefst niet?
_Juffrouw Buigzaam_. Hoeft gy my dat te vragen, daar gy weet, hoe zeer
ik uw byzyn bemin? Evenwel, ik heb geen recht om u uwe vermaken te
ontroven: indien gy liever met den Heer R. uitgaat, dan met my t'huis
blyft. Wat is er aan te doen? Ik ben uwe Vriendin, niet uwe
Gouvernante.
_Ik_. Laat ik u omhelzen, schoon, of liever omdat gy my zeer doet! o
Myne moederlyke Vriendin, welk een verkeert meisje zou ik zyn, indien
ik uw gezelschap niet boven alle vermaken stelde? Wil ik het laten
afzeggen?
_Juffrouw Buigzaam_. Gy bedenkt dit wat laat: en wat zou de Heer R.
van uwe wispelturigheid zeggen?
_Ik_. o! Daar bekommer ik my niets het minste over. Ik hoop niet, dat
ik aan hem rekenschap moet geven van 't geen ik doe; en zo hy 't
kwalyk neemt, is hy een gek, dat is 't al.
_Juffrouw Buigzaam_. Rekenschap geven? dat is weer wat sterk! maar ik
zie niet, dat hy geen reden zoude hebben, om misnoegt te zyn; dat
scheelt u weinig, zegt gy; goed! Ik weet, dat gy een trotsch meisje
zyt. Was het echter vroeger, ik zou u door uw t'huis blyven verpligt
zyn. Zo waar, daar is hy reeds om u.
Uit was ons gesprek. Maar ik betuig u, dat ik, met al myn musikale
drift, naauwlyks in staat was, om my op 't Concert niet te vervelen.
t'Huis komende was ik niet vrolyk. Zy sprak echter nergens over, want
Hartog en Lotje waren in de eetkamer. Ik zag haar nu en dan eens aan;
zy was beleeft, zy was vriendlyk,--maar ik was _Juffrouw Burgerhart_.
Myne lieve Letje, wat was dat voor my te zeggen! ik moest of
schreijen, of met Lotje aan 't malen; tot het laatste kreeg ik rasch
gelegenheid. Zy vroeg my, of ik op het groot Concert geweest, en of
het daar niet heel plaisierig was?
_Ik_. Al naar dat men zich zelf gestelt voelt: somtyds ja, somtyds
neen.
_Juffrouw Hartog_. Als men uitgaat met gezelschap, dat ons behaagt,
vermaakt men zich overal.
_Ik_. Dat is zeker, de ondervinding leert dit wel....
_Juffrouw Hartog_. En Juffrouw Burgerhart heeft zeker het aangenaamste
gezelschap aan den Heer R....
_Ik_. En Juffrouw Hartog is, niettegenstaande alle hare Geleertheid,
mooglyk niet in staat, om myn smaak juist zo wiskundig te weten.
_Juffrouw Hartog_. Ik oordeel uit de verschynzels.
_Ik_. En uw oordeel is mooglyk niet vry genoeg, om, wel waar te nemen.
_Juffrouw Hartog_. En het uwe mooglyk niet eenparig genoeg, om zo veel
te observeren, als iemand, die zonder belang toekykt: of gy moest u
inbeelden, dat ik u eene eer benyde, die ik niet eens verlang.
_Ik_. Als ik eens niets beter te doen heb, kon het gebeuren dat ik uwe
stelling wat nader zal beschouwen.
_Juffrouw Buigzaam_. Het is dunkt my, wel een zeer armoedig vermaak,
elkander te tonen, dat men meer vernuft dan goedhartigheid heeft.
Ik verstond dit, en zweeg; een schampere lach van Hartog zelf kon my
niet aan 't praten krygen. Lotje, zei ik, wanneer gaat gy eens by uw
Oom en Tante?--o Als gy maar wilt, al was 't morgen.--Bestig, zei ik,
als 't goed weer is, zullen wy er eens heen kuijeren. Zy was zeer
blyde met deeze presentatie, 't Was redelyk laat. Juffrouw Buigzaam
schelde, om 't licht op de slaapkamers optesteken, stondt op; ik neeg
zeer beleeft, en kreeg een--_nagt, lieve Juffrouw_. Lotje rammelde my
nog een hope voor; en ik hield my of ik sliep, om haar te doen zwygen.
Ei! dagt ik, die verwenschte Jongens! zie daar, zy zyn het, die ons 't
leven onaangenaam maken; Edeling zo wel als de rest. Vaarwel, myne
Beste.
Ik ben uwe Vriendin,
SARA BURGERHART.

P.S. Ik ben deezen namiddag by Oom Dirk geweest. Tante is eene lieve
Vrouw; Oom? Ja, ik kan 't u niet beduijen: Een dot garen, die allemaal
in de war zit. o Welke mannen, Letje! en moeten wy ook trouwen? dat
ziet er gek voor ons uit.
Noten:
[1] Jongens.
[2] wel.


HONDERD-VIERDE BRIEF.--Wed. Spilgoed aan Hendrik Edeling; houd maar
moed; ze heeft uw vader gezien, _bevalt haar niet_, maar ze zal u zelf
schrijven.


HONDERD-VIJFDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER HENDRIK EDELING.

_Wel-edel Heer!_
Myne achting voor u moet wel zeer ongegront zyn, indien ik ooit reden
heb my te beklagen over het schryven deezes Briefs. Dit stel ik onder
het onmooglyke; ik zal des, in dit opzicht, aan uw verzoek voldoen.
Zie my voor zo eene Beuzelaarster niet aan, dat ik my niet zoude
vereert achten met de gevoelens, die gy voor my betuigt. Waarlyk, myn
Heer Edeling, ik zie zeer wel, dat gy verdient met onderscheiding
behandelt te worden. Indien gy niets meerder begeerde dan myne
vriendschap, zeer weinig zoudt gy meer te wenschen hebben! Doch ik
zoude u onedelmoedig behandelen, indien ik u reden gaf om te denken,
dat ik in u iets anders dan eenen Vriend beminde. Het zal my, in dat
karakter, hoogst aangenaam zyn u weerom te zien; want ik ben met
byzondere hoogachting,
Uwe Dienares,
SARA BURGERHART.


HONDERD-ZESDE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.

_Myn Heer, zeer geachte en beminde Voogd!_
Myn pligt eischt, dat ik u het volgende melde. De Heer Hendrik Edeling
heeft by my aanzoek gedaan. Indien ik immer van staat verander, verdient
hy my daar toe te doen overgaan, of ik verdien hem niet; maar ik heb
geen zin in voor eerst hier toe te besluiten: Nog geen twintig jaar, en
zo volmaakt gelukkig als ik nu ben! Ik heb echter billyk geoeordeelt u,
die my als een Vader bemint, dit te zeggen; want van uwe goedkeuring ben
ik reeds verzekert. Myn verlangen naar uwe komst is zo groot, dat ik die
niet kan uitdrukken. De waardige Vrouw groet u met achting, en ik ben,
met een dankbaar hart,
Uwe gehoorzame Pupil,
SARA BURGERHART.


HONDERD-ZEVENDE BRIEF.
NAAMLOZE BRIEF AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.

_Myn Heer!_
Myne achting voor u, en de droevige gevolgen, die ik voorzie, doen my
u het volgende schryven. Uwe Pupil gedraagt zich op eene wyze, die
haar bespot, ja veracht, en u veel verdriet moet maken. Men ziet haar
overal, en nu meest altoos met eenen Heer R.; een man van rang en
grote goederen, maar ook een onzer eerste Ligtmissen. De Dame, daar
zy, nevens nog drie Juffrouwen, logeert, ziet dit alles, en vindt
echter (schynt het,) goed, om dit onvoorzigtig ligtvaardig meisje
haren gang te laten gaan. Zy is niet ryk; en grootschheid beeft voor
niets zo zeer dan voor armoede. Meer zeg ik niet. Hoef ik meer te
zeggen? Uwe Pupil is ook zeer verkwistent in hare uitgaven; indien zy
geene presenten aanneemt; dat ik niet weet. Zeker Heer loopt haar na;
en ik geloof, dat zy dien man aanhoudt, om, ten behoorlyke tyde, hem
(mooglyk) te trouwen; indien zyne oogen nog niet bytyds open
gaan:--Doch zy heeft hem betovert;--zo doet zy elkeen.
Dit alles smart my! Ik beoeog haar welzyn, en stelle u daarom in staat,
om haar hier over, zo 't u goeddunkt, te onderhouden. Ik hoef u niet
te zeggen, wie ik ben, en van welke Sex;--dit doet er niets toe:--zo
gy wys zyt, doe uw voordeel met myn bericht; en zo gy er een goed
gebruik van maakt, kan ik u meer melden. Intusschen ben ik met achting,
MIJN HEER!
_Iemand, die 't wel met u meent_.


HONDERD-AGTSTE BRIEF.
DE HEER JAN EDELING AAN DEN EERWAARDIGEN HEER EVERART REDELYK.

_Waarde Broeder!_
Wat zegt gy nu, _mon bon Pasteur_, van uw lieven Neef Hendrik? dien je
immers, met je eigen handen, zelf, in myn huis, gedoopt hebt; die, had
ik hem in myne zaken kunnen missen, volgens uw raad en zyn begeerte,
tot Predikant zoude gestudeert hebben; die wil nu met drommels geweld
trouwen met een _wilde_ meid _buiten onze Kerk_; met een _Gereformeert_
Nufje. Nu, daar moest hy maar eens om komen! Verbruit, Pastoor, ik heb
het zo Satans op hairen en snaren gezet; want, nu myn lieve vrouw dood
en weg is, regeer ik als Koning. Uw Zuster was de beste vrouw van de
waereld: doch te mal met de Jongens. Luter zelf zou niet meer uitgevaren
zyn in zo een geval als ik. Ja! fluiten! Daar hebje nu de boel over de
ree, en hy geeft voor, dat ik hem ongelukkig zal maken, indien hy haar
niet krygt; met nog eene hele turfmand vol zulk geziegezaag, daar de
jongens zo veel mee ophebben.
Ziet gy, Pastoor, ik zou myn hoofd daar niet mee breken, maar Hein ziet
er gansch ongedaan uit: hy kan niet tegen moeite; (ja, ik heb al rare
jongens ook!) Neen: nooit laat ik dat toe. Maar den jongen evenwel zo
maar te laten sterven, dat wil ook niet. Hy is zo bedreven in onze
affaire, dat ik gerust myn flesje kan drinken, myn pyp roken, myn
kolfje slaan, zonder dat er iets verzuimt wordt. Zo dat, dit kan ik
ook nog al niet voor God verantwoorden. Ik heb ook een Brief geschreven
aan haren Voogd; niet twyfelende of hy die zo styf _Grotekerks_ is, als
ik oud rechtzinnig Luters ben, zou even eens denken als ik op dit stuk.
Maar zie daar! daar kryg ik zo een antwoord. De drommel mogt met hem
redeneren, en ook ik versta zyn Brief niet genoeg. Het komt my voor, dat
hy al vry grappig over 't Geloof denkt, en het zou veranderen, even als
hy zyn rok veranderde, indien hy meende, dat eens anders geloof beter
was. Hy spreekt net als uw lieve Neef van Broederschap, 'k Zeg
_Broederschap_! Het zit er op met dat Broederschap, als verguldzel op
een duits[1] balletje. Men hoeft maar eens op hoogtyden, en zo, in de
Kerken te gaan; daar zeg jelui Eerwaardens malkander hele Broederlyke
dingetjes. Nu, dat mag ik wel horen: de Kerk is er voor, om het Geloof
vast te houden. Elk moet zyn winkel voorstaan; dat is niet anders.
Hoor, Pastoor, ik ben Luters, en dat, wil ik, zullen myn jongens ook
zyn, of 't zal er vreeslyk houden. En die Bram is nog al heel wys met
zyn Meisje! Ik zou nog, met myn beste pruik op, en den nieuwen zwarten
rok aan, heel beleeft moeten vragen, of ik de eer mogt hebben ... weg
... weg!
Ik heb haar ook in een Herberg gezien, met nog twee wilde Knapen, en
een andere Juffrouw. Hoor, ik zal 't nooit toestaan: ik wil geen
vreemt goed in Luters erfdeel; dat's maar uit. Geef me nu raad: wat
moet ik doen? Schryf my eens, Broertje, hoe u dit klugtje van Heintje
bevalt? Groet de Pastoorse, die my ook altyd ligt te katechiseren: ja,
ik ben maar te goed.
Blyve met grote achting,
Uw Eerwaardes
_Dienaar, Vriend, en Broeder_,
JAN EDELING.

Noot:
[1] Van een duit waarde.


HONDERD-NEGENDE BRIEF.--Everart Redelijk antwoordt: hij is het heelemaal
met Blankaart eens en vindt de handelwijze van zijn zwager dwaas.

HONDERD-TIENDE BRIEF.--Broeder Benjamin aan Cornelia Slimpslamp: Suzanna
weifelt; ach Heere, help! Wij moeten ze voor ons houden. Laat Cornelia
haar vergeving vragen.


HONDERD-ELFDE BRIEF.
MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP AAN DEN BROEDER BENJAMIN.

Wie heeft ooit groter gek gezien, dan Benjamin? Hoe is het? Fopje my
wat, of hoe weerga zit het? Voor my veinzen? Voor my de fijne Filebout
uithangen! Laat naar je zien, zotte jongen. Wy moeten haar bedriegen;
dat's 't al. En daarom moeten wy de handen in een slaan. Zouden wy zo
een zot dier ooit gezogt hebben was 't niet om den smul? en gy houdt
u van de mallen? Ja, Blankaart, kent ons zeer wel.
Hoor, Ben, de frettery is uit: wy moeten haar nu nog plukken, en
dan--de hele Waereld is voor ons open. Zy moet het gelag betalen: de
jonge Juffrouw B. moet er niet by lyden. Blankaart is een Duivel van
een vent, hy liet u publiek geesselen, en ik moest in 't Spinhuis, zo
wy aan haar goed ons vergrepen; ik weet wel, dat er los geld is; en
dat zy intrest moet ontfangen; alles mondeling. Toon nu, dat gy my
lief hebt: ik zal 't Briefje schryven, en morgen er gaan. Kom ook.
't Geweten? o dat is een bullebak voor u en my.
_Die gy kent_.


HONDERD-TWAALFDE BRIEF.
MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP AAN MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND.

_Lieve Vriendinne!_
Daar heb ik, als ik alles nareeken, zo een twee dagen en drie uuren in
de magt des Satans geweest: hy gaf my die godloosheid in. Hy heeft my
verleit.
Och Zusje, Zusje! ik ben gevallen: ik ben wanhopig, ik ben elendig.
Die duizend-konstenaar was het, die my dien gruwelyken brief deedt
schryven. Zo heb ik te veel op eigen kragtjes vertrouwt, och ja! mogt
ik er maar door geraakt zyn, en nooit weer op my zelf vertrouwen. o!
Het ging my, zo als de Eerwaarde van der Kwast plagt te zeggen: _de
Conscientie is de Klapperman uit de hartestraat, die de menschjes
waarschuwt voor den brand van de Hel_. Gelukkig, dat myn oude mensch
niet te diep was ingeslapen; och! dat was regt dierbaar.
Verberg toch alles, om der Vromen wille. Gy kent de diepten des Satans.
Mag ik morgen by je komen, en dan blyven op 't geen je maar hebt?
Schryf my dit, of ik verval tot wanhoop.
Uwe zwakke Zuster,
CORNELIA SLIMPSLAMP.


HONDERD-DERTIENDE BRIEF.
DE BROEDER BENJAMIN AAN MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP.

_Zusje Lief!_
Ik begryp je! Wees gerust: om u sta ik den Duivel. Ik heb het zeer
druk in myn werk, doch kom morgen; ik ben al verzogt. Alles is om het
hare, en om u.
_Gy kent my_.


HONDERD-VEERTIENDE BRIEF.
MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND AAN MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP.

_Keetje Zusje!_
Wat is er een pakje van myn hart! Neen, dat kon ik niet doen, myn
geweten wilde niet. Nu is 't weer licht by my; ik heb alles verbrant.
Kom tog vroegjes: och! ik ben zo ontstelt geweest. Nu, Bregtje zal
_het Gemeste Kalf_ slagten, omdat ik myne Zuster heb weer gevonden,
die in 's Duivels hol gezeten heeft. Broertje komt ook, hy is zo
gemoedelyk in zulke dingetjes. Zo komt het goed uit het kwaad; en nu
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.