De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06

Total number of words is 4972
Total number of unique words is 1338
42.4 of words are in the 2000 most common words
57.0 of words are in the 5000 most common words
62.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
Ik heb uw Brief gelezen: wel heden, ik wist niet, dat je zoo veel by
mekaer kon stichten. Ik ben met uw Brief magtig in myn schik. Als het
eens jou uitgaans dag is, zendt my dan een kruijer[1], dan zal ik
t'huis blyven, als ik uit de Kerk kom, en wy willen weer eens heel
veel praten; je weet, Nelle, daar hou ik wel van. Meid, wat hou ik van
je, om dat je my zo wel opgepast hebt, en zo dankbaar aan myn lieven
Vader en Moeder zyt. De Heer Blankaart is naar Frankryk; zo dat gy hem
niet ligtelyk zult tegenkomen. Ja, dat is een man, niet waar? Och, ik
heb hem zo lief! maar ik ga niet trouwen, daar is geen woord waar aan.
Wees jy gerust: al wierd jy tagtig jaar, dan zal je toch by my wonen,
als ik getrouwt, of op my zelf ben. Sterf des, als je tog sterven
moet, maar gerust voort, 't zal zo zyn. Zeker, Pieternel, als gy oud
en zwak wordt, zal ik voor u zorgen, en je zult dan zien, dat het heel
goed is, op onzen lieven Heer te vertrouwen. En zei Tante "dat je geen
licht hadt?" Heden meid, gy moest eens aan Tante gevraagt hebben, of
't waar is, dat zy zal trouwen, en met welk een Heer; maar daar hebje
niet omgedagt. Ik zal heel graag, als ik trouw, wat in myn Huishouden
van u hebben! Maar 't hoeft juist zo veel niet te zyn, als je
voornemen was. In dit papiertje liggen twee ducaten[2], die doe ik u
present, om dat gy zo een beste meid zyt, en myn Ouwers zoo lief hebt.
Spreekt er maar niet van tegen my; koop er wat voor: zulje, Pieternel?
De Juffrouw, daar ik by in huis woon, is net zo een brave vrouw als
myne Moeder was, dan kun je eens denken. Nu ik ga niet trouwen, hoor.
Gy weet wel, wie u deezen schryft.
S. B.
PS. Dat joului Koetsier van Keulen is, kan ik wel denken. Nagt,
goeje meid.

Noten:
[1] Met een boodschap.
[2] Plm. 6 gulden.


ZES EN ZESTIGSTE BRIEF.--Sara aan Blankaart: ze leest in den bijbel,
gaat naar de komedie en naar concerten, onderhoudt Fransch en Engelsch.
Edeling bezoekt haar dikwijls; ze heeft ook Pieternel gesproken.


ZEVEN EN ZESTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.

_Myn beste Meisje!_
Uw Brief is my zo welkom, dat ik hem ten eersten ga beantwoorden. Dank
God, myn kind, dat gy by zo eene verstandige en godvrezende vrouw
gekomen zyt: Het hadt ook heel scheef kunnen uitkomen; als gy nu eens
by slegt volk belant waart, en gy hadt eens mee moeten doen: Gy weet,
die met pek omgaat, wordt er door besmet. Ja, dat zou droevig voor u
geweest zyn, zo deeze vrouw gestorven hadt, dat begrypt gy wel. Dat
gy uw pligt omtrent haar deedt, doet my zo goed, en geeft my zo veel
vreugd, dat ik u een wisseltje zend, van honderd ducaten, van my, tot
een teken hoe content ik daar over ben. Koop er wat moois voor, en
draag het my tot gedagtenis; en doe altoos uw pligt, zult gy? Gy moogt
heel wel met ordentelyke lieden uitgaan, als het maar niet te drok
loopt: nu, gy zyt in goede handen; daar vertrouw ik op: Want gy zyt
jong, kind; en ik weet, hoe de jonge lieden toch zyn.
De Heer Hendrik Edeling is my zeer wel bekent: 't is een allerbest
jong Heer, en een knap kaerel ook. Ik heb somtyds, weet gy, rare
invallen; en ik mag de jonge meisjes gaarn wat kwellen: wat zegt gy,
Saar, als die Heer eens zin aan u hadt, zoudt gy daar wel veel tegen
hebben? Nu, zin of niet, als gy myn eigen Dochter waart, en die Heer
dan zin in u hadt, en my dat zeide, ik zou u aan hem geven, ten
minsten zo gy er niet tegen waart. Zie, kind, ik hoop u nog gelukkig
getrouwt te zien. Doch meisje, meisje, pas op! Gy zult een hele rist
vryers krygen; zy zullen om u dwarlen, als muggen om de kaars. Gy zyt
nu in de vrytyd; is 't zo niet? Ik eisch niet van u, dat gy my kennis
zult geven van alle beuzelpraat, die zy u komen aan 't oor piepen;
maar ik verwagt van u, indien gy aangezogt wordt door iemand, die gy
genoeg in aanmerking neemt, om hem nader te willen leren kennen, dat
gy my dit zult melden.
Begryp, myn kind, dat van uwe keuze uw gelukkig of ongelukkig leven
zal afhangen; en dat ik, immers zo lang als gy myne Pupil zyt, u zal
beletten uwe keuze te volgen, "indien brave en verstandige lieden, die
u liefhebben, my zeggen, dat gy eene dwaze keuze doet." Ik zie niet op
geld: zo gy maar een fatzoenlyk man, die u verdient, neemt. Maar ik
denk niet, dat zo een braaf meisje zich zal vergooijen aan een jongen,
die al zyn verdiensten aan zyn Snyer en Kapper verpligt is; die, als
een regt vrouwenaapje, daar zo heen kwispelt, en twee orloges draagt,
daar ik zo satans nydig over kan worden, dat ik hen wel eens een losse
maling wou geven.
Ik heb wel gehoort, dat vele Dames, by de Twaalf geloofsartikelen;
--die gy immers wel pront kent, hoop ik?--dit tot het dertiende maken:
"Ik geloof dat de bekeerde lichtmis de beste man maakt." Geloof het
niet; 't is allemaal leugen; er is geen stip waar aan, geen kriezel.
Hoe zou het my bedroeven, als ik merkte, dat gy deeze kettery toestemde!
Gy meisjes praat, (de wyste niet te na gesproken,) somwyl, als of gy in
uw harsens gepikt waart. Wat weet gy toch van lichtmissen? Een losse
malle jongen, die zyn goed verbruit, en om peper moet[1], om dat hy zyn
koorntje groen at, is geen lichtmis; hy is een gek, die men te Delft
moest gaan opsluiten.
Een Lichtmis is een gerafineerde Deugeniet, die zyn roem en vermaak
stelt in eerlyke jonge meisjes en brave vrouwen te bederven; die Gods
geboden veracht; de wetten der vriendschap schendt; met zyne eeden
speelt; met een woord, een allerverfoeilykst man, die te gevaarlyker
is, naar mate hy een minlyk figuur, en een aartig vernuft heeft; die
de welvoeglykheid zo lang in acht neemt, tot hy de onnoosle in slaap
heeft gewiegt, en die in staat is om schatten aan zyne huurlingen
uittedeelen. Gelooft gy, myn kind, dat zo een schepsel ooit de beste
Echtgenoot worden kan? Alle fouten, door overyling en in gestorm der
driften begaan, maken geen Deugeniet uit, indien hy die fouten, zo
rasch hy die ziet, verfoeit en schuwt; maar een Lichtmis is zo
bedorven van smaak; zyne neigingen zyn tot heblykheden dermate
opgegroeit, dat hy nimmer een beter vrouw verdient, dan de
allerslegste uit die bende, die hy bedorven heeft.
Een braaf, verstandig, kundig, goedaartig man, is de beste Echtgenoot.
Een man van dit karakter verdient al de liefde, al de achting van eene
vrouw, die hy zo gelukkig poogt te maken als zy ooit op deeze waereld
zyn kan.
Ik zal hier niet meer over schryven; zo als ik zeg, gy hebt de beste
Raadsvrouw by u. Gy kunt Juffrouw Willis ook altoos om raad en
onderrigtingen vragen. Maar ik hou zo veel van u, dat ik u dit toch zo
eens schryven moest. Groet, uit mynen naam, de brave vrouw, aan wie gy
zo gehecht zyt; verzeker haar van myne byzonderste achting. Groet ook
myn Vriend Edeling. En als gy Pieternel spreekt, insgelyks: Wel, ouwe
Pieternel, denkt die nog aan my? Nu, als ik sterf, krygt zy een
Legaatje. Zeg het haar niet; zy zou huilen van blydschap, en van
droefheid ook. De oude Peterzen zal u, op uw order, het Geld bezorgen.
Die ouwe stam heeft ook wat aan my verdient, zo eerlyk en zo hupsch is
de man.
Nagt, myn lieve kind.
Uw liefhebbende Voogd,
ABRAHAM BLANKAART.
PS. Laat uw Clavier, en alles wat tot uw lyf behoort, op myn order,
van uwe Tante halen.

Noot:
[1] Naar Indie.


ACHT EN ZESTIGSTE BRIEF.--Cornelia Hartog, de blauwkous, schrijft aan
Wilhelmina van Kwastama, dat zij vermoedt: Edeling _komt om haar_! Dat
het om Saartje zijn zou, komt niet in haar op. Ze noemt haar wel: Saar
_heeft Hollandsch gezongen_; Cornelia leest nooit Hollandsch. Foei!

NEGEN EN ZESTIGSTE BRIEF.--Charlotte Rien du Tout schrijft aan Dirk
Welgezint, haar oom: ze wil verhuizen, want het tocht zoo bij de Wed.
Sp. Vraagt ook wat zakgeld.

ZEVENTIGSTE BRIEF.--Oom Welgezint geeft haar den wind van voren. Ze is
precies zoo'n uil als haar vader: Fransche wind! Hij haalt haar door
en noemt haar lui.


EEN EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.

_Waarde Juffrouw!_
Ik heb onlangs eene Vriendin verloren; ze hiet, by gelyk, (zeit onze
Pieternel,) Anna Willis; kent gy haar? Ik vrees neen. Nu, dat zy zo,
weet gy ook, waar ik haar weer kan vinden? Ei lieve, wys my den weg,
want ik verlang de kennis te hernieuwen; 't was toch, waarde Juffrouw,
een in velen opzichte braaf mensch: wy hebben een klein verschilletje
gehad, en, zo al pratent en weer pratent, heb ik haar onder weg
verloren. Ik wil zeggen, dat ik niet twyffel, of ik zal haar wel weer
vinden. Het Orloge onzer vriendschap staat maar wat stil, doch de eene
of andere heusche vriend zal het wel weer opwinden, en dan zal het
weer zo fix wyzen, en zo krek lopen als immer. Ik schryf u des maar in
voorraad. Ik zou zelf besluiten kunnen om u deezen te zenden, zo gy my
alleen beledigt hadt. Maar, dewyl de waarde vrouw, die men niet kan
kennen zonder haar hoog te achten, door u zo verkeert behandelt is, en
gy daar voor geen vergoeding aan my doet, zal ik alles opzamelen wat
ik schryf, even of ik u per post schreef. Zo dra gy my zegt: "Ik heb
Juffrouw Buigzaam beledigt; 't is my leed; ik heb slegt gedaan:" is al
myn geschryf, nevens myn vriendschap, weer tot uwen dienst.
Dewyl ik aan myne eenvoudige oprechtheid wil vast houden, zal ik u
weer alles wat er omgaat schryven; en daar uit zult gy kunnen zien,
dat ik zeer gaarn met uwe meerderheid van verstand myn voordeel doen
wil, indien gy u in den styl uwer lieve Moeder, en met wat minder
airs, my die gunst aanbieden wilt.
Volgens afspraak gingen Letje en ik, op den bepaalden dag, de taffen
zien. De drie Desmoiselles dronken thee, en wy gevolglyk ook. Onder
het thee-drinken kwamen er twee Heren in, om zyden kousen en een
hairzak. Alle welgekleedde mannen spreken een taal, als zy de _eer
hebben_ tegen jonge Dames te spreken: zo als gy weet, Naatje.
Zy zogten koussen uit, en wy taffen stalen. Gy begrypt wel, dat zy
onzen smaak _admireerden_? Nu dan, zy gingen beide zitten. De oudste
Juffrouw vroeg naar de _Historie der Beide Indien door Raynal_; (in
't Fransch begrypt gy,) de Heer R. noemde het _un Chef d'Oeuvre_. Zy
spraken vervolgens over eenige _Pieces volantes _, die daaglyks
uitkomen: en zyn vriend gaf haar _le Bibliotheque des Arts_ over; naar
gewoonte, zeide hy. De heer R. sprak, dagt my, zeer wel, ofschoon hy
veel sprak; en dan is dit al een heel kunstje; niet waar? Hy sprak met
_extase_ van de dichters Pope, Thomson en Akenside; en met geene
onbevallige houding zeide hy: _Oui, ma chere Marianne_:
_Virtue alone is Happines below_.
Ons discours duurde wel een uur, denk ik; want ik had ook nu en dan
een woordje ingebragt, dat met attentie gehoort, en met lof
toegejuicht wierdt; zoo als dat van zelf spreekt, Naatje. De
Desmoiselles zeiden my: "Dat deeze Heren zeer ryke, zeer fatsoenlyke
lieden waren, en dat de Heer R. geparenteert was aan onze eerste
familien. Hy hadt _une superbe Bibliotheque_, en zou ons graag dezelve
heel en al ten gebruike geven; ook dat hy aan eene der Juffrouwen
gevraagt hadt, waar ik woonde; en gezegt, dat hy de vryheid zoude
nemen, om de _Essay on men_[1], in vierderleie talen by een gedrukt,
te brengen, wyl hy gemerkt hadt, dat ik die wel eens zoude willen
zien."
t'Huis komende, verhaalde ik ons avontuurtje aan Juffrouw Buigzaam, en
liet haar de stalen zien, die ik by my had. Juffrouw Hartog zette een
vieze tronie, en vondt de taffen zeer _commun_. "Zo, zei ik, en de
Heer R. heeft die zeer fraai gevonden." "Kent gy den Heer R., Juffrouw
Burgerhart?" "Zo als gy hoort, Juffrouw Hartog." Zy wierdt vriendelyker.
"Kent gy dien Heer? vroeg de Weduwe. "Ja, Mejuffrouw, by reputatie.
"Hy is een man van geboorte, _un homme du Ton peutetre; mais un homme
d'Esprit_.
Rien du Tout was uit; Hartog ging uit, en wy hadden het huis vry. Nu,
zeide ik, zullen wy eens een recht lief stil stichtelyk avondje
hebben; en dribbelde, met een half menuet pasje, de tafel om. Wy
verzogten de waarde vrouw, om voor ons wat te lezen, en kregen ons
naaijen. o Naatje, nooit heb ik zulk lezen gehoort, en zulk een lieve
stem is er niet! zy voldeedt aan ons verzoek, en las een Boekje: "de
vrolykheid van een Godsdienstig leven;" dat gy zeker kent? De avond
vloog om. Hoe gelukkig waren wy! Halfnegen kwam onze Lotje thuis, ging
zich deshabillieeren, en in de kamer gezeten zynde, vermaakte zy zich
met Jillis, onze kat. De tafel hadt reeds drie kwartier gedekt
gestaan, toen de Scavante binnen tradt; zy haastte zich, was minzaam,
spraakzaam zelf. Wy zagen wel, dat zy wat verlegen was; zy wist wel,
dat zy nog wat te goed hadt; maar ik beschuldig nooit iemand die zich
zelf beschuldigt; en de lieve goedaartige vrouw maakte geene remarques.
Toen wy reeds yder in ons pavillioentje lagen, hadden Letje en ik het
nog zeer druk over het geen er gelezen was: ik zie duidelyk, dat Letje
verstand en smaak heeft; maar 't is een verwaarloost verstand, en een
nog ongeoeffende smaak: zo vergenoegt als Engelen sliepen wy in.
Morgen zal ik deezen vervolgen, zo er iets, my betreffende, voorvalt.
Gy weet, ik leg alles by elkander, tot dat ik mijne Vriendin Willis
vinde.
* * * * *
Dees dag is stil en eenzelvig voor uwe Pupil afgelopen; en ik ben maar
wat aan 't haspelen geweest, om dat Letje in 't naauw was. 't Geval is
zeer verre uitziende:--zy heeft, deezen middag, het Bierglas van
Juffrouw Hartog gebroken. Hare _veel Waereld_[2] bewaarde Letje niet
voor haar misnoegen; en, dat nog erger is! ons niet voor het aanhoren
eener (geloof ik althans,) geleerde Oratie over de fraaiheid en
byzonderheid van dit glas: "'t welk zy van Lord Muffle, toen die hier
in 't land was, gekregen had; 't was naar de regels der Geometrie
gemaakt, enz. enz., en zy hadt liever, dat Juffrouw Letje haar
grootsten Spiegel gebroken hadt, dan dat Glas." "En ik niet, zeide
Lotje, want dat beduidt een dooije." Dit deedt my lachen. Letje
verzogt excuus; Juffrouw Buigzaam gaf aan Frits last, om even zo een
Bierglas te kopen; en Juffrouw Hartog hieldt hare opgelapte
meerderheid.
* * * * *
Al Weer een dagje! wel Naatje, en nog al geen Brief van u. 't Zal by
my altemaal verwilderen, 't Hek is van den dam; de Schapen lopen in 't
koorn. Wat nieuws. De Heer R. heeft hier aan huis geweest, en bragt my
het Boek, waarvan ik u gemelt hebbe. Hy zat een uur by ons. Hy sprak
meest met de waarde Vrouw. Waarlyk, 't is een schoon welgemaakt man.
Ik geloof, dat hy veel geest heeft. Het gesprek ging over de _Algemene
Liefdadigheid_, by gelegenheid dat men eenen drenkeling voorby bragt,
die gelukkig geret was. Hy merkte aan: "dat, ofschoon onze deugd niets
kan verdienen, zy echter altoos iets voortreflyks blyft; en dat hy het
met de oude Romeinen hier in eens was: _het is veel schoner een Burger
te behouden, dan honderd Vyanden te doden_."
Juffrouw Buigzaam was wel voldaan over zyne redenen. Ik plaag Letje
gruwlyk met hem, want hy schynt voor haar zeer veel attentie te
hebben; schoon hy my zyne Bibliotheek heeft aangeboden, nevens eene
keurlyk geschreven Catalogus, om te zien, wat my zoude aanstaan. Nu,
dat vind ik wel heel lief, en zal er ook myn gebruik van maken: "Zo
dra ik meer lichts omtrent dit Luchtverschynzel, 't welk nu aan onzen
Huisselyken horisont opdaagt, hebbe, zal ik u daar meer van zeggen."
Zie daar, zo zoude Juffrouw Hartog spreken.
* * * * *
Nog geen Brief van Rotterdam! Geduld--Maar ik moet evenwel nu zeggen,
dat gy uwe Voogdyschap slorzig laat leggen. En ik, arme ziel! kryg
onderwyl vryers als zand. 't Is of heel Amsterdam weet, dat gy my
mondig verklaart hebt. Hebt gy dan met myne Tante overleit, om my, zo
maar kort en goed, aan den Satan overtegeven? Niet dat die hier ook al
geweest is; was dit zo, Rien du Tout zou my dat wel gezegt hebben; zy
is, zegt zy, "met een Helm geboren, en kan kwaad "zien". Nu, dat
kunnen er wel meer, en ook al daar het niet is; ook Naatje? Foei, dat
gy my zo in den pekel laat zitten! Daar heb je dan voor eerst myn
kostelyke vriend Cobus; ja, die eerst komt die eerst maalt: daar heb
je dan myn allerliefste Willem, uw Broeder; daar heb je dan de Heer
R., die my een Boek brengt; ende ten vierden, daar heb je dan de zeer
ernstige, zeer stemmige, zeer verstandige Heer Edeling. Ik heb wel
geen haast om te trouwen; doch als ik nu maar wist, welk man ik moest
kiezen, als my die haast eens overviel: dat is het maar.
* * * * *
Nog geen _Peccavi_![3] en de dag is om. Lees ten slotte dit volgende.
Letje kwam by my. De arme Lot, zei ze, is bedroeft; en ik geloof ook,
ergens om verlegen.
_Ik_. Dat spyt my, waar is zy? Laten wy zien, wat er scheelt. Wat
scheelt u, Juffrouw Lotje?
_Zy_. Wel dat geloof ik ook; myn Oom Dirk is zo boos op my, om dat ik
hem iets verzogt heb; en, dat nu nog erger is, ik moet myn Kapper
betalen, en ik heb geen gulden aan geld. [_Zy schreidde als een
meisje_.]
_Ik_. Is 't anders niet? kan ik u helpen met twee ducaten, ze zyn wel
zeer tot je dienst; kom, wees maar vrolyk: uw Oom zal 't zo niet
gemeent hebben. [_Ik gaf haar de ducaten: maar zo dankbaar als dat
mensch was_!]
_Zy_. Ik beloof u, uw geld in de volgende week vast te betalen.
_Ik_. Nu ja, dat's wel.
De sloof zat te breijen zonder opkyken, aan een witte garen
kinderkousje: "dat's een veeg teken," zei Letje, tegen my. Arme meid!
't Is waaragtig een groot kind. Ik hoop, dat ik haar toch nog zal
leren spelden[4], en wat schryven, want het eerste is elendig, immers
als zy een opschrift leest, en haar Waschbrief is een Lyst van
Toverkarakters.
S B.

Noten:
[1] Pope 1688--1744.
[2] Kennis van de "Groote Wereld".
[3] Schuldbekenning--van Anne n.l.
[4] Spellen.


TWEE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Sara verhaalt Anna van een bezoek van
Edeling, die in gesprek is geraakt met Corn. Hartog over: _De
Genoegzaamheid der Deugd_; de opinies loopen uiteen en Sara
critiseert; zij is 't eens met Edeling.

DRIE EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Sara verzoekt tante Hofland haar mee te
deelen, wanneer ze haar _klavier, guitaar_ en _muziek_ kan laten halen.


VIER EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.

_Ge-eerde Heer en Voogd!_
Al leefde ik honderd jaar, en al deed ik niets in al dien tyd, dan u
myne erkentenis te bewyzen; dan nog zou ik geen tyds genoeg hebben, om
u zo veel daar van te tonen, als myn hart en myn pligt van my vorderen.
Uw edelmoedig geschenk streelt my te meer, om dat my dit verzekert van
de vriendelyke goedkeuring myns gedrags. Ik hoop er zo een gebruik van
te maken, dat ik u ook daar van, zo wel als van de duizend guldens,
behoorlyk rekening zal kunnen doen.
Ik heb Tante een Briefje gezonden, waar van de Copy hier nevens gaat,
en zy heeft my laten zeggen: "dat zy order van u zelf moet hebben;
doch dat zy nog zo iets met u te verrekenen heeft." Ik had echter zo
heel graag myne Muziek, myn Clavier en Guitar.
En nu zal ik eens eene nieuwe pen snyden; ik heb er my reeds in myn
deshabillie toe gezet, om uwen dierbaren Brief ordentelyk te
beantwoorden. Kan ook een verstandig tederlievent Vader wel meer
belang nemen in zyn gehoorzaam Kind, dan gy, myn Heer, in my neemt!
maar geen Kind zal ook my in dankbaarheid en leerzaamheid, hoop ik,
overtreffen.
De Heer Edeling is een uitmuntent Jongman! Nooit verlaat hy ons, of wy
achten hem nog meer, dan de laatste keer dat wy hem zagen. De lieve
Vrouw spreekt van hem, zo als zy zelden spreekt. Maar, myn lieve Heer
Blankaart, zou zo een man, en die zo veel goederen bezit, immer aan my
denken! Neen, zo verwaant ben ik niet. Zo een man moet een Vrouw
hebben, die hem nader komt: nu, dat is zyn zaak. Ik heb geen den
minsten trek om van staat te veranderen. Ik heb nog nooit een man
gezien dan die ik, op zyn allermeest, alleen my ten vriend wenschte.
Wil ik u eens wat zeggen? Daar is de jonge Heer Willis; die heeft my
gezegt, dat hy my bemint. o 't Is zulk een braaf, eerlyk, bevallig
Jongman! ik heb hem ook zo lief, als of hy myn eigen Broer waar; doch
heb hem voor zyne liefde bedankt. o! o! Hy zal wel eene brave vrouw
krygen; want het is een recht lieve goedaartige Jongen: waarom zou ik
hem ophouden, daar ik toch geen zin in hem heb, en niet wil trouwen?
De Heer R., een zeer fatsoenlyk ryk Heer, van ruim dertig jaar, denk
ik, heeft kennis met my gemaakt, en zyne heerlyke Bibliotheek my ten
gebruike aangeboden, 't Is toch goed, dat alle Heeren geen laffe
Jonkertjes zyn; "maar 't is heel iets zeldzaams, zeit de Weduwe, veel
oordeel en belezenheid by veel beschaaftheid en waereldkennis te
vinden." Zo dat wy mogen van geluk spreken.
Ik verzeker u, myn waarde Heer, dat ik nooit tegen uwen altoos
redelyken wil trouwen zal; en dat ik, omtrent het XIIIde Geloofsartikel
van vele Dames, eene Ongelovige ben. Niets dunkt my, (en zo dunkt ook
de brave Vrouw,) geeft uw Sexe zo veel stof in de hand, om de onze met
bespotting te beschouwen, dan het beleven deezes XIIIden Artikels. Een
gek kan ik dulden, een Pedant verdragen, een Petitmaitre lyden; maar,
op een Lichtmis zie ik met schrik en versmading! Hy is de Natuurlyke
Vyand myner Sexe: Niet meer van zo een lelyk afbeeldzel des Duivels.
Wie is boven alle zwakheden? Ik ben 't niet! Maar dat ik my ooit zoude
straffen, met een Lichtmis voor myn man te nemen; veraecht my, zo ik er
toe in staat ben!
Neen, myn Heer! ik zal uw vroom gemoed nooit bedroeven! Kan ik
ondankbaar zyn? Om u, wat er ooit gebeure, te kunnen bedriegen, zoude
ik zelf eerst moeten bedrogen worden; en wie zou toch, in de wyde
waereld, daar belang in stellen! Ik sta niemand in 't licht; ik kwel
niemand; ik wil zo graag allen zo wel doen, als in myn vermogen is.
Ik begeer niets dan uwe Vaderlyke gunst te behouden, by deze dierbare
Vrouw myn dagen te slyten, en zo al de eene zotheid voor, en de andere
malligheid na wat af te wennen. De waarde Dame groet u met de hoogste
achting, en ik ben
Uwe liefhebbende Pupil,
SARA BURGERHART.
PS. Ik hoor, dat Tante zal trouwen met een Heer die er veel in zyn Japon
komt; die Heer ken ik; o my! o my! 't Is toch grappig ook.


VIJF EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Hendrik Edeling vertelt Cornelis wat hij
zooal gedaan heeft; Sara is een engel! Hij zendt hem Blankaarts
antwoord. Maar vader Edeling blijft koppig--geen "_Noach's ark van
gelooven in zijn huis_! Nooit!

ZES EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Papa Edeling schrijft aan Blankaart; van
dat huwelijk kan niets komen. Hendrik is _Luthersch_, zij niet.
Afgeloopen.


ZEVEN EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND.

_Mejuffrouw!_
Wel, hoe hebben wy het toch met elkaer? ryd je de witkwast, of maalt
je de geest? Denk jy, dat ik zo maar op een dag heen en weer zo eens
over kan komen, om u te zeggen, dat gy Juffrouw Saartje haar Linnen en
Muziek zendt? Was het Briefje niet zo beleeft, als er een in heel
Amsterdam te vinden is? Wie hagel hoort er van? 't Is immers het kind
zyn eigen goed. De Guitar heb ik haar zelf uit Londen meegebragt, toen
zy, tien jaar was; hy kost my verscheide Guinees; maar hy is ook al
wat je horen kunt, zeg ik je. Wat doe je toch met haar Clavier; speelt
Bregt met haar styve dikke stompen er somtyds eens een deuntje op, als
zy dronken is; en dans jy dan met Broer smulpaap, als er zo een klein
verheugingje is? Wat praat gy toch van nog wat te rekenen of te
verrekenen: zwyg er maar dood stil van, of ik zal u anders spreken.
Weet je wat je krygen zult? Net twee nieten in een bodemloos mantje;
en Bregt om een oortje raakwat, voor een vervalletje: Broer kan zo
veel knokkel oly krygen als hy t'huis kan brengen: Dan zult gy wel
_voldaan_ willen tekenen? Wat zegt gy nu van Abraham Blankaart?
Maar wat hoor ik, Zanneke, ga je trouwen met een Heer, die alle daag
in zyn Japon by u komt? Ik kan wel denken, wie of er op u smoel
heeft[1]; wie anders dan de Broeder? Nu geluk, er is maar een paar
bedorven. Evenwel, als ik zo alle ouwe dingen overdenk, dan beklaag ik
u toch. Wy hebben immers menigmaal eens een pretje gehad, en je hoorde
my toen zo graag zingen van: "Toen onze Pau in 't Leger kwam."
Waaragtig, Zanne, de Fynen lopen op uw zak, meid! ze zullen je zo arm
maken als een Mier. De duivelsche gierigheid heeft u gefopt, en de
kweeslary zand in de oogen gestrooit. Neem dan dien Drasboek niet; ik
zal wel een ander opschommelen, als ik in de stad kom. Nu hebt gy
order van my, om Saartjes goed te zenden. Ik blyve
_UWEd. Dienaar _,
ABRAHAM BLANKAART,

Noot:
[1] Zin in je heeft.


ACHT EN ZEVENTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed aan Blankaart: Sara en
Hendrik houden haar beiden op de hoogte. Ze deelt hem nu uitvoerig een
gesprek mee over het _Buitenleven_. Sara vindt zich daar te jong voor,
Hendrik verlangt er naar. Saartje knoopt manchetten voor Blankaart;
deze moet zich van den domme houden!


NEGEN EN ZEVENTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN DEN HEER JAN EDELING.

_Heer en Vriend!_
In antwoord op uwen, Amst. den ... passato, dient: Ik ben nu maar, die
ik maar ben, een niets beduident oud Vryer, en dat's het al; doch ik
wil je zweren, dat wy niet meer in Geloof dan in humeur verschillen.
Zie daar, ik heb het altoos zo druk en volhandig gehad, dat het
trouwen er is ingetrokken[1], maar selderdemostert, was ik Vader over
een half douzyn jongens en meisjes, wel dan zou ik myn geluk niet
kunnen overzien, als ik daar zo al die kabouters hoorde snappen, en
rabbelen; of Abraham Blankaart ook mee zou doen! En als zy dan zo
verre heen waren, dat zy op 't geen ik zeide aanmerkingen konden
maken, en het hunne voor hunne kleine zaakjes wisten in te brengen;
wel, dan zou ik God harlyk danken, om dat ik zulke snelle[2] kinderen
had; zo als billyk is. Begrepen zy in 't vervolg eens iet beter dan
ik; bestig, zou ik zeggen, en doen het zo.
Daar heb je nu myn Saartje, wil ik spreken. Wel de kleuter weet veel
meer van de Waereld en van de Schrift als ik, en ik ben dertig jaar
ouder. Voor ik naar Vrankryk ging, zei ik: Kind, lees je jou Gebed
's avonds wel stipt uit Mell? "Myn Heer, zei ze, ik bid uit myn eigen
hart; ik weet immers beter, wat ik nu nodig heb, dan Mell voor vyftig
jaar dat raden kon?" Wat denkt gy, dat ik toen zei? je zult, by dit en
dat, jou Gebed uit Mell lezen, om dat ik het doe? Mis mantje! ik zei,
dat's waar meisje, je heb groot gelyk; en anders zou zy denken, dat ik
haar vyand en niet haar welmenentste vriend was. Hoor, Jan Edeling, gy
hebt nu veel meer verstand dan ik, doch daar heb je mis in. 't Is op
myn woord, je hebt mis.
God de Heer geeft ons, zyne kinderen, wel reden van zyne bevelen: "doe
dat, op dat het u welga," staat er dat niet in den Bybel? En zullen wy
nu zo misselyk[3] en zo boos zyn, dat wy onze kinderen, in plaats van
brood, slangen en schorpioenen in den mond proppen? Hadt, by gelykenis,
Luters Vader eens gaan zeggen: "Luter, ik versta niet, dat je Luters
wordt, jy zult Paaps blyven, want wy zyn van 't begin van de waereld af
allemaal Paaps geweest; en zo jy 't in den kop krygt, om van ons oud
geloof aftegaan, zullen wy eens wat anders by de hand vatten." En was
Luters Vader evenwel zo wel de Vader van Luter niet, als Jan Edeling
Vader is van zynen Zoon Hendrik; en waar was dan je hele Geloof gebleven?
Dat je op je Kerk gestelt bent, eer heeft uw hart; dat's braaf! maar
hier, ik, zei de gek, ben ook op myn Kerk gestelt, en myn hart het ook
eer, zou ik denken. Wel zie, wy verschillen zo weinig in geloofsgronden,
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.