De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05

Total number of words is 4942
Total number of unique words is 1374
40.8 of words are in the 2000 most common words
54.4 of words are in the 5000 most common words
61.9 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
hebben.) "Neen, myn Heer, Juffrouw Burgerhart denkt zeker, zo weinig
aan trouwen, als aan het kloosterleven." Ik voelde, dat myne wangen
gloeiden. Ik nam de vryheid om haar hand te nemen, en die zagtelyk
drukkende, zeide ik: mooglyk ben ik onbescheiden geweest, maar het
belang dat ik heb in dit te weten.... Vergeef het my, Mevrouw.... Ik
Bemin deeze Dame: Zo als ik haar zag, beminde ik haar; en nu myne rede
myne keuze billykt, reken ik my niet ongelukkig. Het is dan mooglyk....
Ik meende verder te gaan; doch de Vrienden kwamen binnen; ik zweeg des.
De Weduwe boog, zoetelyk glimlachende.
"Mamaatje lief, zeide Juffrouw Burgerhart, wy hebben uwe bevelen
voldaan, en ... maar, (het drankflesje opnemende,) moet ik dan kyven?
Foei, myn Heer, gy moet op een ander tyd beter oppassen! weet gy wel,
dat deeze Dame, om duizend en tienduizend redenen, diende gezont te
worden, en zo oud ook, dat zy met een krukje in de eene hand, en my
onder den arm vasthoudende, door haar Tuintje zal moeten wandelen?"
Daar op nam zy een kopje, deedt het medicament er in, gaf het de
Patiente, en wist Brunier te bewegen, om ook eens te proeven, die al
grynzende zei, dat het lekker was. "Zo, zei Saartje, een Veinsaart ook
nog, en dat onder myne oogen."
De beleeftheid deedt my vertrekken; na dat de weduwe my verzekert
hadt, dat het haar niet ongevallig zyn zoude, my eens weder te zien.
Afscheid genomen hebbende, vertrok ik met Brunier, hem bedankende voor
de gelegenheid, die hy my gegeven hadt, om deeze waarde Dame te leeren
kennen.
Zie daar, Broer lief, zo is het thans gestelt. Zal ik hopen? zal ik
vrezen? Hemel, maar zou zy immer behagen kunnen hebben in my? Schryf
my spoedig. Alles is hier wel. Vader zal u per naaste post schryven;
hy weet niets van deezen.
T.T.
HENDRIK EDELING.


TWEE EN VIJFTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER JACOB BRUNIER.

_Vriend Jacob!_
Gy durfde my dan nog met een half woord vragen: "of gy u niet mogt
vleijen met eenig antwoord op uwe _Missive_?" Want zo noemt gy dat
fraaije Billet, dat gy my deedt ter hand komen. Om uw eigen fatsoens
wille wenschte ik wel, dat gy er geen woord van gekikt hadt; dan kon
ik ook dit zot stukje op de grote lyst uwer overige Beuslaryen hebben
aangetekent, en, om dat ik niet geemlyk van aart ben, het u gunstig
gepardonneert hebben. Doch nu gy zo dwaas zyt, van my zulk eene
rapsodie, als 't ware, te herinneren; en gy mooglyk wel, (want het
schynt waarlyk niet al te richtig in uw harsengestel,) u zoudt kunnen
gaan inbeelden, dat ik uwe Missive niet al te wel zo spoedig dagt te
kunnen beantwoorden, zo zal ik de moeite nemen, om u, over die
Missive, eens een paar woordjes te zeggen.
Ik zeg niet gaarn onaangename waarheden, en vooral niet aan zulken,
die ik, 't zy dan ook om wat reden, in zekeren zin wel lyden mag. Zo
lang ik u slegts voor een vry geschikt, en goed soort van een jongen
hield, hadt uwe Zuster weinig werks om my te beduiden, dat ik u als
haar Broeder behandelde, en occasie gaf om ons eenige uitspanningen te
bezorgen: Maar, nu ik merk, dat gy eenige oogmerken omtrent my hebt,
waar van ik u nooit verdagt hield, zo moet ik u openhartig zeggen, dat
gy my meer stof tot verwondering geeft, dan ik ooit meende door u te
kunnen krygen.
Hoe, myn Heer, heb ik u de minste aanleiding gegeven, om zulke
gedagten in u te doen opryzen? Hoe weinig kent gy my! Hoe dood vreemt
zyt gy omtrent u zelf! Ik moet of boos op u worden, en dat bevalt my
niet; of ik moet u hartelyk uitlachen. Nooit zeker las men zo eene
ongevallige mengeling van zotteklap, en dwaze inbeelding, op zeer
twyffelachtige verdiensten, dan dat schriftje bevat. Dit van stukje
tot beetje aan te tonen, is beneden myne aandagt. Ditmaal vergeef ik
u alles, op deeze voorwaarden: "dat gy my hier over nooit meer
spreekt;--zelf verbied ik u, my voor deeze gekheden om excuus te
vragen; en dat gy; is 't mooglyk, door dit geval poogt wyzer te
worden, en wat beter uwe eigen waarde te berekenen."
Zo gy hier toe geen geneigtheid hebt, dan zult gy u moeten laten
welgevallen, dat ik u zo, en op dien afstand behandel, als een
fatsoenlyk Meisje een verwaanden, of wilt gy lastigen, knaap altoos
moet behandelen. Uwe Zuster is myne lieve vriendin, maar zy zo wel als
ik begrypt, dat dit geen reden zyn kan, waarom ik zoude moeten
geplaagt worden door een Borstje, dat geen geest genoeg heeft, om my
met zyne Missives ook slegts te diverteeren. Spreek des nergens van;
en ik zal alles vergeten: want zo gy in dit opzicht maar wyzer wordt;
zyt gy een vry draaglyk Heertje; en ik geef de hoop nog niet op, om my
eens met meer reden te kunnen noemen
_Uwe genegene Vriendin_:
S. B.


DRIE EN VIJFTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed schrijft aan Blankaart:
Saartje is allerliefst! En nu is er een meneer, zekere Hendrik
Edeling,--die de wed. zelf uit den brand geholpen heeft--een braaf
man--die naar Saartje vrijt. Hij is knap, 27 a 28 jaar, goed
gemanierd. Staat Blankaart nadere kennismaking toe? Sara spot
er wat mee en wil nog niet trouwen, maar de wed. wil zekerheid.

VIER EN VIJFTIGSTE BRIEF.--Cornelis Edeling wenscht zijn broer succes:
geduld maar en volhouden. Gemakkelijk zal 't niet gaan, maar toch
gaan. Hij is haast jaloersch en als hijzelf zijn Jaantje niet had,
wie weet.

VIJF EN VIJFTIGSTE BRIEF.--Anna Willis vertelt van haar uitstapje met
Smit. Ze zijn o.a. in Schiedam geweest en hebben _jenever geproefd_.
Smit werd opgewonden. Schiedam is een gat. Smit heeft intusschen een
erfenis gekregen en nu zal Anna met haar besten vriend gaan trouwen.
Hun liefde berust op _achting_ en _vriendschap_. Zij raadt Sara aan
den advokaat _Fine Mouche_ te nemen, maar dan moet ze er gauw bij
zijn. Hij is zeer gewild en _ijvert voor de rechten der vrouw_. Smit
ijvert voor de _nieuwe psalmberijming_.


ZES EN VIJFTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.

_Lieve Willis!_
Allemaal menschen!--dit zeide ik, toen ik uwen vrolyken en my zo regt
smakelyken Brief gelezen had. De liefde is al een grappig ding, geloof
ik. 't Schynt dat zy de peinzende vrolyk, en de ydeltuiten statig kan
maken. Mooglyk, om dat zy het levensvonkje in de dikbloedige gestellen
helder doet opflikkeren, en de zorgeloze onverschilligheid der volmaakt
gezonde meisjes iets aan de hand geeft, dat haar van belang genoeg
schynt, om er over te willen denken. Hoe het zy, 't is zeker dat
Juffrouw Willis my nu veel meer bevalt, om dat zy my wat nader komt,
dan wanneer zy met zekere ernsthaftigheid, niet altoos geheel vry van
styfheid en bedilzucht, my myne les voorzegt. Uw Vriend Smit heb ik
regt lief, zo wel om het geen gy van zyne conversatie, als om 't geen
gy my nopens zyne manier van denken omtrent u mededeelt. Ik hoop hem
spoedig wel geplaatst, wel gehuist, en wel getrouwt te zien. Ik beken
dat gy, buiten uw nadeel, een ruim hart hebt, als gy ons, eenzamen in
den lande, zulk een zegen toewenscht. Maak u vrienden, Naatje, door zo
veel gy kunt dien wensch ten uitvoer te brengen. Wat my aangaat: _Pour
moi keen warme Bier_, zei de Franschman; _Pour moi geen man_. Een
flinke bol, om my, zo als ik zeg, te brengen waar ik zyn wil; dat is
wel, doch meer niet. Uw Advocaat is des aan u; geef hem aan haar, die
zo een meubeltje nodig heeft, en laat myn devies zyn: _Vryheid, blyheid_.
Maar om u eens wat zakelykers te schryven, ik heb met Letje uit geweest,
om dat nieuwmodiesch Gaas. Het stuk was byna weg, doch men wagtte alle
daag nog fraaijer, als ook heerlyke Taffen, enz. Men heeft my verzogt
dat te komen zien: en ik heb aanstaanden maandag daar toe bepaalt.
't Is een besloten winkel; men ziet er niets dan een modieus huis,
moderne meubelen, drie zeer wel gemanierde, taamlyk lelyke, reeds wat
bejaarde Demoiselles, die niets dan Fransch spreken: 't kwam wel, dat
ik die taal kende.
In 't naar huis gaan, gingen wy Coos logement voorby, en spraken
Mademoiselle G---- eens toe; die zeer verblyt scheen ons te zien, en
vriendelyk innodigde. Wy voldeden ook aan haar verzoek. Letje vroeg
schielyk of haar Broer niet t'huis was; neen, zei zy, maar hy zal
weldra t'huis zyn. Kom, zei Letje, dan gaan wy zo lang op zyn kamer:
ik volgde, zeer benieuwt zynde, hoe of het toch op de kamer van een
Petitmaitre er mogt uitzien. Naatje! nooit hebt gy zo een huishouden
gezien! myn oog viel eerst op zyn toilet, dat in de volmaakste
desordre lag. Poeijer en Snuif bedekten alles. Hairkammen,
Wenkbrauwkammetjes, verscheiden Verfjes, Tandenschuijertjes,
Tand-poeijer, een glas half vol water, zo smerig als een eend, een
stuk uitgedoofde Waskaers, eenige Fransche boekjes, die niet van de
strengste zedekunde schenen te handelen, een morsige Inktkoker, een
vuile Slaapmuts en een pot Pommade, maakten de misselykste vertoning,
die ik ooit zag. Al zyn kleeren hingen over stoelen. Eenige paren
zyden kousen slingerden er tusschen. Schoenen, muilen, laerzen, een
hartsvanger, lagen door malkander: alle zyne Boeken konden wel in een
brood-mand, en zagen er vuil en smerig uit. Letje zag dit lieve
boeltje, met beschaamtheid, eens over, en ik was geheel
nieuwsgierigheid. "Kyk me zo een floddervink eens; zo een slons van
een jongen, en die altoos er uit ziet, of hy uit een doosje komt."
Kom! zei ik, hy zal er voor hebben. Daar op deden wy zo veel
kattekwaad, en naaiden zo veel mouwen en zakken en koussen toe, en
verstopten zo veel goed, als de tyd ons toeliet. Toen gingen wy naar
beneden, en zie daar, daar kwam de Vorst van Tour en Taxis, wip wip
wip den stoep op; gevolgt door nog een vlasbaard, of drie, die hier
alle logeeren. Myn Chevalier weet te wel te leven, (zoo hy meent, och
arm!) om ons vryheid te laten zo terstond te vertrekken; en dewyl
Mademoiselle G--- hier sterk op aandrong, traden wy in de eetkamer.
Terstond presenteerde men 't een en ander. De gure dag gaf Coo den
inval om een Bowl Punch te maken. Fiat Punch! Toen had hy 't op zyn
lyf! de Arak, de Citroenen, enz., alles kwam uit den hoek. De drank
was smakelyk, het gezelschap vrolyk, Mademoiselle G--- kluchtig, en
Saartje haar zelf. Enfin, Naatje, wy diverteerden ons als Vorsten; wy
raakten aan 't musiceeren, en 't was wel negen uuren, voor onze Vriend
ons t'huis bragt.
De lieve Buigzaam wagtte reeds met eeten. De Hartog keek, als of zy
zeide: "Wat die Kleuters! moet ik daar naar wagten?" Lotje zat met een
Almenak van 't voorleden Jaar, en hield zich of zy las; doch ik weet
niet, of zy wel eens spelden kan. Wy waren zo dartel, dat de lieve
Vrouw niet wist, wat zy van ons denken moest; en Letje was ongemeen
woordenryk. Ik was niet heel gemaklyk, want Juffrouw Hartog my iets,
't geen ik haar verzogt, wat onbeleeft aanreikende, en er by voegende:
"ei, altyd dat gelach, 't zal wat te beduiden hebben, als wy 't
wisten!" gaf ik haar een antwoord, 't welk aantoonde, dat ik haar,
schoon veel ouder, niet voor myne Voogdes begeerde.
Ik heb u nog niet gezegt, dat de Heer Edeling hier alweer geweest is.
Juffrouw Buigzaam spreekt met de uiterste achting van hem, en met zo
veel onderscheiding, dat, zo zy tien jaar jonger was, ik zou denken,
dat hy de man zyn zoude, dien zy haar hart wilde geven: nu denk ik dat
niet. Mooglyk heeft hy zin aan Letje. Hy is door haar Broer hier
althans gebragt. 't Is een zeer fraai man: hy heeft mooije manieren,
en ik hoor, dat hy veel verstand heeft. Als hy weerkomt, zal ik hem
eens _Philosophiesch betrachten_; zeide uw Pedant Gekje zo niet?
Omhels uwe dierbare Moeder; groet uw Vriend Smit; salueer uw Tante
voor haar, die gy weet dat is,
Uwe hoogachtende Vriendin,
SARA BURGERHART.


ZEVEN EN VIJFTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW DE WEDUWE SPILGOED.

_Mevrouw!_
Voor ik iets, Saartje betreffende, aanroer, moet ik u zeggen, dat ik
God hartelyk gedankt heb voor uwe herstelling, 't Zoude al te droevig
zyn, dat zulke weergaloze Vrouwen zo klakkeloos uit de waereld gingen,
terwyl wy met hele risten van Beuzelaars en Beuzelaarsters blyven
opgescheept. Het doet my aan myn hart goed, dat ons meisje zo haar
pligt gedaan heeft; zy zal er een present extra uit myn eigen zak voor
hebben. Zie, men moet de jonge lui, als zy wel doen, ook wel doen; en
ik ben, God dank, geen vrekkige Jakhals van een Kaerl. Ik zeg altyd:
"Abraham Blankaart, God heeft u zo gezegent, je hebt kind noch kraai;
hoewel ik weet niet, of dat zo blyven zal; een mensch heeft graag een
eigen weerspraak. Kind noch kraai! wel deel mee, myn Vriend; maak dat
niemand op u ziet, als een hond op een zieke koe, dat niemand wel eens
wou zien, of jy ook een mooije doode zyn zoudt. 't Moet hier toch
altemaal blyven, en als jy brave lui op de proppen helpt, dan doe je
als een hupsch Christen mensch betaamt." Nu, dat overgeslagen.
Neen, Mevrouw, ik heb geen byzonder oogmerk omtrent Saartje. Ik zal
haar volkomen haar eigen keuze laten doen; en, zo de jongen haar
verdient te hebben, zal hy haar hebben, al had hy geen zesthalf in de
waereld; maar zo zy dwaas genoeg was, om een knaap te willen hebben,
dat een vlegel, of een bobbekop is, of die haar dood zou kniezen, of
tot gekheden brengen: Verduivelt! dan zal myn naam geen Abraham
Blankaart zyn, zo ik het ooit toesta. Hoe, wat hamer, en wat
spykerdoos, heeft haar brave Vader my niet met de dood op zyn lippen
gezeit: "Brammetje Blankaart, ik sterf; zorg gy voor dit dierbaar
Kind. Wees het geen ik voor haar zyn zoude, mogt ik leven." En heeft
hare lieve Moeder ook zo niet gesproken? En heb ik het niet heilig
belooft? En ben ik niet een eerlyk man? Hoor, Mevrouw, het meisje is
veel ryker dan zy weet. Zy kan, ik herhaal het, krygen die zy hebben
wil, mits dat zy wel kiest.
Ja, 't is een weergaas meisje! zo als gy daar schryft, is zy: en ik
ben maar bly, dat zy by zulk eene allerbraafste Dame is, dat is goed
voor haar. Spreek toch niet van my lastig te zyn; ik wou dat uwe
brieven zo lang waren als de Engelsche Courant. Zie, ik ben geen man
van de hedendaagsche Waereld, maar een brief van zulke vrouwen, wel,
dat is een tractement voor my.
Den ouden Heer Edeling ken ik van voor vele jaren. 't Is een eerlyke
knorrepot, een braaf man, een man, daar men op af kan, maar de
lastigste mensch, dien ik ook al ken. Pitten heeft hy, en crediet als
de Bank: maar ik heb my altoos afgehouden van twee soorten van menschen,
van allemansvrienden en van Grimbekken. De laatsten veracht ik, en de
eersten beduiden niet genoeg, om er aan te kunnen denken. Zyn Zoons ken
ik niet; maar ik heb altyd gehoort, dat het beste jongens waren, doch
die 't hart niet hadden, om hunnen Vader ooit dan met schroom toe te
spreken. Dat is toch een ellendige zaak! 't Spreekwoord zeit, de beste
Stuurlui staan aan land; maar als ik kinderen gehad had, by myn Vrouw,
ik zou eerst hunne liefde hebben zien te winnen; en dan zou ik my van
hun vertrouwen en achting gemaklyk hebben meester gemaakt. Wat zegt
gy, Mevrouw?
Indien de jonge Heer des zyn hof aan myn Kleuter wil maken, en zy het
goedvindt, my is 't wel; als 't kind maar gelukkig is, ben ik te
vreden, en ik zal haar, met al wat zy in de waereld heeft, zelf aan
hem, met myn eigen hand, geven. Doch de Oude moest my evenwel geen
Kattesprongen maken, of denken, dat zyn Zoon haar veel eer aandeedt.
Ja, ja, 't is een misselyke knevel, die eigenste Jan Edeling; want dan
zou my 't bloed ook wat heel spoedig in de ooren kruipen. Saartje is
van zulk eene brave oude familie, als er maar weinigen in Amsterdam
zyn; haar overgrootvader was al een styl van de beurs, en een pylaar
van de kerk: en, schoon zy geen geld heeft, dat by Hendriks te pas
komt, zy is echter een schone party; en zy is een heel mooi meisje
ook; en zy heeft, mag ik zeggen, alles geleert; en zy speelt immers
kapitaal? Wees verzekert, dat ik uw verpligtent bericht voor my
onschendbaar zal houden. Zo ik u, waardige Dame, ergens in van dienst
zyn kan, beveel! gy zult my verrukken, door my in staat te stellen van
u te kunnen tonen, hoezeer ik met de grootste achting ben,
Uw welmenende Vriend en gehoorzame Dienaar,
ABRAHAM BLANKAART.


ACHT EN VIJFTIGSTE BRIEF.--Anna Willis beknort Sara om haar houding
tegenover Coos-Jacob Brunier. Foei! Is vermaak dan alles? En welk
vermaak! Tante Hofland zal nog gelijk krijgen! Ze mag Anna uitmaken
voor wat ze wil: _bijnamen geven is geen redeneeren_.--Willem maakt
't goed; Smit gaat uit preeken. Hendrik Edeling is een beste jongen;
Smit kent zijn broer.

NEGEN EN VIJFTIGSTE BRIEF.--Willem Willis schrijft zijn Moeder: hij
maakt het goed, doet zijn best, maar _Sara kan hij niet vergeten_.
Doet Moeder wel goed?

ZESTIGSTE BRIEF.--Hendrik Edeling richt zich tot Blankaart, over Sara.
Of er iets tegen is? _Zijn_ vader zal bezwaar maken: _Sara is niet
Luthersch_--doch dat is misschien nog te ondervangen.


EEN EN ZESTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN DEN HEER HENDRIK EDELING.

_Myn Heer!_
Ik ken genoeg van uwe omstandigheden en zedelyk karakter, om niet
weinig in myn humeur te zyn, met het voornemen, dat gy hebt omtrent
myne lieve Pupil.
Zie, myn Heer Edeling, ik ben geen knorrepot, die altyd legt te
gnokken, en te gnutteren[1] op Jongelui; o ho! het zat over een
zestig, zeventig jaar, ook al zo breet niet: maar dit is evenwel
hemelsch vast, dat onze jonge Heren het drok genoeg maken, en dat
Ouders of Voogden van geluk mogen spreken, als zy een aartige lieve
meid, die hun aangaat, in goede handen zien. Wel, 't is een bedroeft
ding, dat de jonge Heren zich de vryheid geven om stukjes uittevoeren,
die hen de achting van hunne meisjes onwaardig maken. Dat rydt, dat
rost, dat speelt, lichtmist voor een voor negentien, alsof men een
paardje schytgeld op stal, en nog een lyf in de kist hadt: en als men
dan eindelyk het wilde leventje wat moede is, ja! dan klungelt men
naar de Vryster, die men eene hope leugens en liflafferytjes vertelt.
Het arme schaap neemt alles voor goede munt aan; en zy krygt een man
met een verzwakt en verslonst lichaam, zonder zedelyke, 'k laat staan
Godsdienstige beginsels; zonder kunde in zyne zaken; en haar geld moet
meermaal springen om smousen en ligtekooijen te vreden te stellen.
Zo dat ik maar zeggen wil, myn Heer Edeling, dat ik regt te spreken
ben, met uwe liefde voor het kind. Dat gy haar daar van nog geen kik
gezegt hebt, smaakt my bestig. Hoor, gy zyt een hupsch jongman, en ik
hoop, dat onze lieve Heer haar maar genoeg wysheid zal verlenen, om
u haar hart, zo wel als haar mooi zagt regtehandje te geven: mits
echter, dat myn Heer uw Vader haar die eer aandoet, waar op ydere
brave jonge Juffrouw, in zo een geval, recht heeft.
Indien men ons, om dat wy misselyke Potentaten zyn, alles moet laaten
doen dat men wil, wel, dan zyn de redelyke menschen waaragtig te
beklagen. Hoor, myn Heer Edeling, ik zou geen Kind veroengelyken, en
myn Paard, zo min als Snap, myn Patryshond, (die al weer met my naar
Vrankryk gesjouwt is,) hadden nog ooit reden, om my voor een bullebak
van een meester te houden. Daar is nu Jan, die reeds al zes en twintig
jaar by my diende; maar ik heb nog nooit gemerkt, dat de kerel een
beter heer verlangde; want ik zeg altyd: "Abraham Blankaart! maak
toch, myn Vriend, dat je geen mensch of beest zo behandelt, als jy
niet zoudt willen behandelt worden, dan zal je wel doen, en dat is
hier de zaak." Doch myn Heer, uw Vader, voor wien ik zeer veel achting
heb, moet niet denken, dat myne Pupil ooit in zyne Familie zal komen,
indien hy my, als haren Voogd, dit niet met bescheidenheid en yver
verzoekt, 't Zou my om u schrikkelyk moeijen; maar ik heb ook op
sommige punten myne wonderlykheden; en, schoon ik niet aan de Jicht,
of het Podagra zucht, kan ik om de hagel niet veelen, dat men zich
airs zoude geven, omtrent zulk een braaf fatsoenlyk meisje. Myne
gehechtheid aan de Leerstukken der Publique Kerk is, ja al zo sterk
als de zyne aan het Luthersche geloof zyn kan, en daar hoop ik by te
leven en te sterven: amen! Maar watte malle dingen zyn dat! "dat ik
besluit om myn kind nooit buiten myne Kerk te zullen uittrouwen?" Wel,
't is goed, dat onze lieve Heer wyzer is dan wy allemaal; 't zou hier
anders een bedroefde Winkel worden, dat zou het. Laat elk gelooven dat
hy wil, dat hy kan, en laten wy allemaal deugdzaam leven; dat zal wat
beter voor ons uitkomen, dan dit en dats hargueeren, en kieskaauwen,
over dingen, daar de wyste lui zo weinig van begrypen als ik, of een
ander eenvoudig Christenmensch. Hoor, myn Heer Edeling, ik kan zo
Satans nydig worden, als ik daar in plaats van eene stichtelyke
opwekkende Predikatie te horen;--want ik ben een stipte Kerkganger,
moet gy weten; ik ga, als ik t'huis ben, alle Zondag in de ouwe
Kerk,--niets voor myn neus kryg, dan wat scholastiek[2] Vulnis, dat,
mag ik zeggen, diept noch droogt. 't Is goed, dat zulks maar zelden
gebeurt, of Abraham Blankaart zou zo stipt niet ter Kerke gaan. Nu,
myn Heer, gy moet weten, hoe gy met uw Vader dat Boeltje reddert. Doch
hy moet niet vergen, dat myn Saartje van haar Gereformeerde Kerk
afwykt. Hoor, ik moet daar niet over gemoeit worden. 't Is onredelyk;
en is de man driftig, ik ben ook juist de grootste jaabroer niet. Hy
moest ook niet leggen te choqueeren op myn Kerk, of hy zou zyn man aan
my vinden. Ik versta my wel niet op alle de fynheden der redeneerkunst;
maar ik denk, dat ik echter met hem geen gevaar loop om uit het veld
geslagen te worden: wy kunnen malkander op de Beurs ook wel zo eens een
aartigheidje zeggen.
In hoop dat ik zal voldaan hebben aan uwe verwagting, hebbe ik de eer
my te noemen,
MYN HEER!
Uw dienstwillige Dienaar en Vriend,
ABRAHAM BLANKAART.

Noten:
[1] Vitter en bediller.
[2] Spitsvondig.


TWEE EN ZESTIGSTE BRIEF.--Wed. Willis aan Willem: Sara is geen vrouw
voor hem. Een huwelijk kan even ongelukkig zijn door te veel
overeenkomst tusschen man en vrouw als door te weinig. Smit gaat
trouwen met Anna. Willem moet zich maar goedhouden en volharden in
braafheid.

DRIE EN ZESTIGSTE BRIEF.--Sara aan Anna. Ze is boos. Anna beknort haar
over haar oprechtheid. Anna mag wel _genever proeven_ en zij geen gaas
koopen? Mooie grap! Anna is zoo op zich zelf verliefd, dat ze geen oog
heeft voor andersdenkenden. _En ze duldt geen aanmerkingen op Spilgoed_.
Anna draait! Jacob Brunier mag zijn wie hij wil, maar _slecht_ is hij
niet. Bemoei je met je zelf. Groet Moeder, 't beste voor Willem. Vaarwel.


VIER EN ZESTIGSTE BRIEF.
DE EERZAME PIETERNELLETJE DEEGELYK AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.

_Juffrouw Saartje!_
Nou komt myn dat beetje schryven wel te pas, dat je men nog hebt
ingestampt. Ik moet aan u schryven. Ik heb rust noch duur; van nagt
droomde ik, dat ik u op men schoot had, met je neteldoekse jurk, die
ik zelf in het Blaauwe Hoofd nog kogt, an; en dat ik met je zong dat
mooi Liedje: "Een kindje in 't water een kindje in 't water." Ja, dat
was een huur[1]! Dat was eerst een Heer en Juffrouw! Ja, Juffrouw, ik
zou nooit myn Belydenis geleert hebben, had ik niet in joului huis
gedient. Ik woon nou ook wel by brave mensen, maar het is altoos drok;
wy zyn met ons zeven Booijen, en ik heb dikwyls geen tyd om 't _Vader
Ons_ te bidden; en ik mag dat evel zo niet rabbelen; want Kaatje, onze
Kindermeid, zeit, dat het van onzen lieven Heer zelf gemaakt is.
Laatst nam ik het mee in de Kerk, en las het driemaal heel aandagtig,
om dat ik den Domine niet zien, noch horen kon, zo vol was de Kerk, en
dat is tog mooi; en nu sla ik een reisje over, om aan u te kunnen
schryven; want wie weet, of deuze Brief in veertien dagen nog vol is.
Ik wil maar zeggen, Juffrouw, dat ik gehoort heb, dat de Juffrouw gaat
trouwen, met een Heer die een Franschen naam het, die ik niet
onthouwen kan; 't is een Broer, zeggen zy, van een Juffrouw, die met u
in 't zelfde huis woont. Hy het een amt op 't Staten of Prinsen hof,
zie dat is al het zelfde; nou, Juffrouw zal hem wel kennen. Ik sloeg
een gat in de lucht; 't was of ik het te Keulen hoorde donderen, daar
onze Koetsier van daan is. Maar die Heer zal wel braaf zyn; anders zou
Juffrouw hem niet nemen, wil ik spreken; maar de mensen praten zo
raar; en Bregt heeft my zo veel vertelt; maar nou ze eens zo vreeslyk
van je gelogen het, geloof ik haar niet meer. Nou, God vergeef het
haar, maar ouwe Bregt zal haar loontje wel krygen, gelyk ik hoop! En
nouw was myn verzoek, of Juffrouw my weer wou inhuren; en dat Juffrouw
met men Heer Willem hadt getrouwt, dat is een Heer! en zo gemeenzaam;
wel zie, ik heb buiten u niemand zo lief, als men Heer. Toen ik daar
zo by myn Heer zat thee te drinken, dagt ik nog om je Grootvader,
Pieter Burgerhart. Die is nog by gelyks men Doop-peet: want ik hiette
maar Pieternelletje Pauwls, en ik had zo een dinsigheid[2], om ook een
_van_ te hebben; en toe zei je Grootvader; kom meid, we zullen je
_Pieternelletje Deegelyk_ noemen: 't heugt my nog klaar; ik lei het
Pampier in de eetenskast in men keuken, en Grootvader deedt zyn
schoenen nog aan, en hy lachte dat hy schudde; om dat ik zo bly was
met men _van_. Ik had het zo kostelyk by je Ouwers: en ik heb het nu
ook goed; en als ik oud word, dan denk ik, onze lieve Heer zal ouwe
Pieternel niet verlaten: daar vertrouw ik op. Zo dat ik maar wou
zeggen, dat ik altoos dagt, dat men Heer Willem je was opgeleit. Hoor,
het is my hier te drok, en daar zyn meer huizen dan kerken. Ik wou een
stil dienstje by twee eenige luidjes, daar ik men werkje zo zelf kon
betreuzelen; en wy kennen mekaer, want Juffrouw het wel duizendmaal op
men schoot gezeten, en dan kon ik ook nog eens horen van dien goejen
Heer Blankaart, die ik in velden noch op wegen ontmoet; nou ik kom
haast nooit uit. Ja, Juffrouw, zo jy en men Heer Blankaart niet in den
hemel kommen, dan versta ik my dat werk niet. Wat was hy altyd
grappig, en wat het hy my dikwyls een gulden gegeven; en ik wou
Juffrouw graag wat in haar huishouwing kopen, al was het maar een
Glazen-kasje, of een Turfbakje; maar voorlede week kwam je Tante
Hofland my tegen. Wel nou Pietje, zei zy, weetje nou wel, dat jou
Juffrouw nou in zo een slegt huis woont, en zoo waerelds gekleet gaat?
Ja Juffrouw, zei ik, die Weduw is een heel braaf mensch, dat weet ik
heel wel, en Juffrouw Saartje gaat gekleet, zo als alle ryke jonge
Juffrouwen; en, zei ik, onze lieve Heer ziet op het hart, niet op de
kleren, zei ik; nou zei zy, "Kind, je hebt geen Licht[3]". Nou
Juffrouw, als je trouwt, wat zul je dan kerjeust[4] wezen! en dat's
evel geen zonde; want je Moeder, die zo vroom was, als er een mensch
over een paar benen gaan kon, en ouwe Hille, onze Schoonmaakster, wel
zo veel goeds gedaan het, die oud en katyvig[5] wierdt; sting styf van
't stof, toen zy trouwde; ik wou, Juffrouw Saartje, dat je dat eens
gezien hadt. Laat my tog eens weten, of je haast Bruidstranen zal
drinken. Alle menschen zeggen, dat je op je trouwen staat. Ik ben al
tweemaal aan uw huis geweest; doch Juffrouw was uit, en ik kom weinig
uit, en 't is by ons vreeslyk drok. 't Is nu net drie weken, dat ik
aan deuzen schryf; neem men stoutigheid ten besten. Was ik maar weer
zo in men eigen gedoentetje by Juffrouw, wat zou ik bly zyn! Ja, ik
wensch nog uit Juffrouws huis gedragen te worden; wist ik dat, ik zou
zo in myn knopjes zyn, want dat was een grote gerustheid.
Nagt lieve Juffrouw Saartje, van je ouwe Pieternel, zo pleeg je te
zeggen.
PIETERNELLETJE DEEGELYK.

Noten:
[1] Goeie dienst!
[2] Zin in.
[3] Geestelijk inzicht.
[4] Trotsch.
[5] Hier: gebrekkig.


VYF EN ZESTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DE EERZAME PIETERNELLETJE DEEGELYK.

_Myne goeje beste Pieternel!_
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.