De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03

Total number of words is 4918
Total number of unique words is 1446
38.9 of words are in the 2000 most common words
54.3 of words are in the 5000 most common words
61.1 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
gelastert, dat scheelt my weinig. Hoe, wat hamer! denkt gy, dat ik
niet weet hoe jy haar gedaan hebt, en dat jy haar als een zottin door
de godgantsche stad hebt laten lopen in ouwe konkelige kleeren, en dat
voor een meisje die geld heeft, en altoos proper gekleet pleeg te zyn;
iets dat ik ook byster graag zien mag: wat wilje nu daar van hebben,
he? Jy meugt waaragtig nog wel spreken van omslag! Wat heeft Saartje
by u gehad? overgeschoten klieken, en niet half haar bekomst. Weet je
wat? Jy hebt het geld van een Wees met uw Smulbroers, en Fekel-kousen[1]
verteert, en het meisje nog gebruikt, om dat Gespuis optepassen; dat heb
je. Je meid is een dronken Tobbe, hoor! Zy komt er genadig af. Laat zy
nooit onder myne oogen komen, want ik ben wat poestig[2]; ik mag geen
onrecht zien, dat om de hagel niet; er zullen konkels zwaaijen[3].
Wat leg jy ook te wauwelen over afgodisch Vrankryk; en van menschen,
die het teken des Beestes aan hare Voorhoofden dragen? Ik weet niet
veel van al die nieuwe snofjes en modes; noch hoe die duivelderage
hiet, die de Dames nu alweer opzetten; doch jy weet er ook niet veel
van. Maar zo zyt gy allemaal: dat gonst, en dat bromt over zottigheden,
en wezentlyke zaken laat men zo als zy zyn. Je slagt[4] de Dominees,
die, als zy haar studeertyd verkwanselt hebben, zulk tuig op den
Preekstoel brengen, daar het te pas komt als een Olykoek in een
Treurspel. En wat brust[5] het my, al droegen de Fransjes het
Zevengesternte op hun hoofd? Ik ben een oud Hollander, die hier niet
kom om zulke grillen, maar om myne affaire te doen, en bemoei my niet
met het teken des Beestes, of waar zy dat opplakken; doe ook zo, en je
zult wel doen.
Wel, ik denk dat ik zo wel in den Bybel lees als jy, maar wie duivel
heeft daar ooit van heilige Sukkelaar gelezen? Broer Benjamin is een
zotte Vent, hoor! En ik zou my dood schamen, dat zou ik op myn eer,
indien ik zo met Gods woord omsprong, en het zo Satans gek toepaste,
zo als jy Fynen doet. Weetje wat? David was een held, die de Oorlogen
des Heren voerde, en een Kaerel als een boom aan dorst: den Reus
Goliad van Gad, meen ik. Paf, daar lag hy, en David ook niet lui, als
de blis er op, flink maar, zyn dikken kop afgeslagen: dat was zeker
geen sukkelaars werk, meen ik. Hy was een Groot Generaal; dat klinkt
je wat anders voor den snoet.
Paulus? van Paulus moet je afblyven. Paulus was de beste, de
raisonnabelste man van de waereld; want hy zegt met ronde Zeeuwsche
woorden: "Gierigheid is afgodery". o He! kwam die vrome Apostel eens
hier, ik verzeker je, (voor een kwart per Cent,) dat hy uw huis een
afgodisch zou noemen. Wat praat jy van een goddeloos huis? mogen de
jonge Dames dan niet zingen, niet spelen, als zy maar wel oppassen en
braaf zyn? En ik hou veel van de Muziek, en Saartje speelt capitaal,
en ik heb haar eene hele scheepslading Muziek gezonden; doch gy zult
geen occasie hebben om ze op 't vuur te smyten. Wat zeg je; wat blief
je: weet ik van de zaak?
Ik heb zo veel achting voor brave vrome menschen als iemand in de
Waereld, maar al je gekwaek, en al je geteem is geen snuifje waart; op
myn eer, dat is het niet. Ik weet meer van joului werk der Duisternis
dan je denkt; ik ken dat lieflyk Oeffening houden; de goeijen niet te
na gesproken; want ik wil allen niet met een kwast overstryken. Maar
gy en uwe Soci, daar heb ik de nyd op.
Wat weet zo een luije Zuipzak van Gods Woord? Hadt hy liever voor 't
lieve Vaderland, (en alle zoete meisjes) Ossen en Schapen geslagt, hy
zou een veel nutter werk gedaan hebben. Hoe! hebben wy in Amsterdam
dan geen wyze Dominees, die werk van hunne studie maken, en kunnen wy
daar niet Kokseaansche, Voetsiaansche, en Lampiaansche Waarheden
horen[6]? maar neen: die goeije menschen klagen over yverloosheid, en
velen preken, God betert, ook voor stoelen en banken; en in je lui
kamers zitten de Vroompjes gepakt als haring in de ton: zo dat ik wil
maar zeggen, dat ik een vyand van zulke Oeffeningen ben.
Hoor, als ik Burgemeester T., of een ander braaf Regent van onze Stad
was, ik zou Amsterdam eens terdeeg zuiveren van die onnutte
Broodeeters. Ik zou, door de stads Omroepers, met het wapen der stad
op hunne bekkens geschildert, de les van Paulus laten opklinken:
Hoort, gy brave Burgers en ingezetenen: hoort: "Die niet werkt zal
niet eeten". En zulke kwanten, als Broer Benjamin, kregen logement in
't grote Werkhuis, dat er zal gebouwt worden op 't Wezeper Veld: wyl
hy een van die Borsten is, die by de huizen omgaande, de Vrouwtjes
gevangen nemen, die met zonden beladen zyn. Ik zou niet half zo boos
op jelui zyn, indien de stille zielen, die het zo wel met het goede
voor hebben, om zulk volkje niet bespot of veracht wierden.
Ik heb veel gereist en getrokken, en heb veel in Roomsche Landen
verkeert, maar de Papen zyn nog beter dan jy lui; en er valt evel ook
niet veel op te roemen. Jy Saartje aan den Duivel overgeven! Weet gy
wel, dat hy een kwaaje Gek is, en dat, als gy haar niet kunt leveren,
het er wel eens heel benaauwt voor u zou kunnen uitzien? mooglyk neemt
hy Tante, om dat hy Nichtje toch niet bekomen kan. Ken jy de Weduwe,
daar zy by inwoont? Je mogt wat, een struif. Puis! Tante! is het zo
goddeloos, een menuetje te dansen; Wel dat mogt jy, en broeder, en je
dikke Bregt ook wel eens ondernemen, om de kwade humeuren, door
luiheid, en lekker smullen opgegaert, uit te dampen. Zie, wy kennen
malkander van voor dertig jaar; je plagt zo vies niet van een Dansje
te zyn. Hoor, ik ben eens door zo een Fynbaar schrikkelyk bedrogen, en
zedert gaat er een kou over myn lyf, als ik aan je lui denk. Ik spreek
niet van vrome naauw-gezette lieden; dat weet jy heel wel. Wel, wie
hoort er van, gy Vrienden gebruikt ons, zo als de Smausen de
Christenen gebruiken, om de Sabbatslampen optesteken. Ik kan 't niet
knopen[7], dat uw' lieve Zuster besloot, u haar eenig Kind toe te
betrouwen. Mooglyk hebt gy zo lang aan haar zwak hoofd liggen gonzen
en huilebalken, dat zy het moest opgeven. Alles is jelui gaaijing. En
't was nog eene zoetigheid, honderd halve ryers voor haar kostgeld. En
durf jy nog van geld kikken! Hoe, wat hamer! denk je dat ik een schurk
of denk je dat ik razende dol ben? Ik ben haar Voogd; zy is met myne
goedkeuring heen gegaan. Jy hebt het haar moede gemaakt.--Trekken zul
je,--ja! aan een askar. Wel, je bent eene overheerlyke Tante! Je bent
immers nu veels te oud en te lelyk om nog eens te trouwen: wat zul je
met jou geld doen? Meenemen? Loop voor Joost, ontmaak het kind uw
goed, zy heeft genoeg. Procedeeren? Ei spreek eerst den Advocaat naast
den gouden ketting eens[8]. Zo die het u aanraadt; hier is je man.
Spreek niet van haar kwaad humeur. Zy is maar al te zoet van aart, en
te toegeeffelyk. Zoo zeit de brave Weduwe Willis, en elk die het lief
kind kent. Doch wie Satan kan met zo een paar ouwe Meerkatten omgaan,
als jy en Bregt?
Zie daar Zusje, nu heb ik ook eens gewerkt in uwen zondigen Wyngaert;
ja, ja! ik heb de ranken zo verbruit besnoeit, dat, zo er nog iets
goeds van zal komen, het volgende jaar goede vruchten zal leveren. Ik
twyffel, of Broer de Uitlegger u, voor alle uwe Smulpartytjes, wel zo
vele heilzame Waarheden gelevert heeft, dan gy hier ontvangt voor eene
Fransche Briefport.
Om u aan den Drommel overtegeven, (in plaats van myne Pupil,) denk ik
dat nu te laat is; en ook, hoe boos ik op u ben, ik wensch uit grond
van myn hart, dat gy u verbeterde: gy zyt wel oud; doch men is nooit
te oud om iets goeds te leren: gy waart toch in uw jeugd nog al een
rare schommel; hoe kom je zo verandert?
Ik wil geen katteschrift meer van u ontfangen, zo gy u niet bekeert;
daarom wordt alles in eens afgedaan door
ABRAHAM BLANKAART.

Noten:
[1] Kletskous.
[2] Kort aangebonden.
[3] Klappen vallen.
[4] Lijkt op.
[5] Kan 't me schelen.
[6] J. Coccejus, 1603--1669, G. Voetsius, 1588--1676, F.A. Lampe,
1683--1729, godgeleerden van zeer uiteenloopende richting.
[7] Begrijpen.
[8] Bedenk dat 't geld kost.


TWINTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART.

_Lieve Kind!_
Myn Boekhouder, de oude goede Peterszen, zal u het geld brengen, dat
ik u toeschik: de Wissel bedraagt duizend Guldens. Koop er al van wat
gy nodig hebt, om in ordentelyke gezelschappen te gaan. Maak drie
Sacken, of hoe hieten die Samaartjes[1], zo als uwe Moeder en
Grootmoeder droegen. Koop alles wat er by hoort, maar niet opzichtig,
of wilt; nu ik vertrouw alles goeds van u. En doet nu niets aan je
lyf, dat je niet kunt blyven dragen: dit zou u al zo gek staan, als
die klungels die Tante u aan deedt. Gy moet het eerste half jaar in
voorraad betalen; ik wil geen verplichting op dit stuk. Leg het wel
aan, en als ik u zie, toon my dan eens hoe gy 't besteet hebt. Hoor
meid, zo je 't wel aanlegt, heb jy gelds genoeg; zoo niet, dan is 't
gaauw op.
Ik heb zakken met klagten over u, in eenen zotten Brief van je Tante.
Doe jy maar wel, en ik zal u altoos voorstaan. Ik had gemeent t'huis
te komen, maar 't zal nog vooreerst niet lukken. Luistert toch altyd
naar de brave en wyze Juffrouw Willis, als of het uwe moeder waar;
meer eisch ik niet van u. Ga je wel in de Kerk, Kind? Dat moet je voor
al en voor al doen. Daar zit ik nou weer in een Paaps land, daar hoor
je van God, noch zyn gebod, wil ik spreken; en zo ik myn tyd niet wel
had waargenomen, hoe zou 't nu gaan met my? Als ik t'huis kom, zal ik
je alle Zondag afhalen om ter kerk te gaan, want ik ben nog zo een oud
Hollands man; en je zou niet geloven, Kind, hoe fraai de meisjes zyn,
als zy daar, gelyk zo een rei wassepoppetjes, wel gekapt en gekleet,
aandagtig zitten toe te luisteren wat de Leeraar zegt. Ik versta
weinig Fransch, maar als je evel toch altemet eens naar de Fransche
Kerk wilt, dan zal ik, uit pure inschikkelykheid, met je gaan, en
denken: zy onderhoudt er haar Fransch door; en voor my is de
penitentie kort, want die Coquette Abbeetjes maken het in een uur
knaphandig af.
Zeg eens, Saar lief, staat er ergens in den Bybel van een _teken des
Beestes_? zy past dat toe op de menschen daar ik nu by ben. Ik heb de
vier Evangelien al eens doorgelopen, doch vind er niks van[2]. Doch
dat Fyne volk vindt zo veel in Gods woord, dat er geen Christen mensch
anders in kan vinden. Jy hebt niet veel anders te doen, lees zo lang
tot je het vindt; maar 't zal weer op niets uitkomen. Evenwel staat
het in den Bybel, dan spyt het my, Kind, dat ik het niet wist: want ik
ben een dood vyand van spotten. Och Heer! ik dagt dat zy choqueerde[3]
op de Kapsels. Zo ik iets op u vermag, bederf uw schoon bruin hair
niet ten plaisiere van eene ongevallige mode: anders moei ik my er
niet mee. Nu, zoek er eens ter deeg naar, hoor? En schryf my of gy 't
wel hebt. Vrees God, leef betaamlyk, en denk dat je daar twee Ouders
in den Hemel hebt, die u ter zyner tyd hopen weer te zien.
Nagt beste Kind, ik ben
_Uw toegenegene Voogd_,
ABRAHAM BLANKAART.

Noten:
[1] Ruime japon met overkleed.
[2] Openbaringen.
[3] Hier: afgaf op.


EEN EN TWINTIGSTE BRIEF.--Sara stelt Blankaart gerust; ze is niet
verkwistend, dankt voor 't geld, vraagt een paar japonnetjes; Jacob
Brunier--Aletta's broer--vindt ze een _meisjesgek_; Willem Willis
beschouwt ze als haar _broer_, diens moeder acht ze hoog; ze verlangt
naar Blankaart.

TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF.--Aan Anna Willis vertelt Sara, hoe ze zich
in de bullen steekt, nogal weidsch! Ze ombert om 'n stuiver 't fiche!
wat ze niet veel vindt. Ze heeft 't best naar haar zin: Jacob Brunier
bevalt haar niet: te fatterig.

DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF.--Anna antwoordt: ik maak me ongerust! Die
Brunier vrijt naar je, en dat zou niets zijn, als hij maar wat
beteekende. Spelen? Ook Anna speelt, maar Saar _maakt het te bont_!
Ze zal ziek worden, vermaak-ziek. Pas op, Saar!


VIER EN TWINGTIGSTE BRIEF.
DE BROEDER BENJAMIN AAN DEN HEER ABRAHAM BLANKAART.

_Men Heer!_
Jy hebt ons, ons volk, ende onzen weg beroert, en schoon de Zusters
zich alles zouwen getroosten in stille zuchten, zo voel ik my
gedrongen om het voor haar, de goede zaak, en my zelf optenemen, om
dat ik haren stichter en huisbezorger ben; al ben jy een groot Heer,
ik zal jou tonen, dat ik op de muren van ons huisselyk Sion geen
stommen hond ben; myn geblaf zal je doen zien, dat ik geen Indringer,
geen Bemoeiael ben, maar dat ik eene wettelyke Roeping heb. Nou ja; men
Vader liet me de slagery leern; 't was een waerelds man, een
schoenlapper; maar men Moeder was evel in Kerkelyke bediening; want zy
was eene der Kerke-schoonmaaksters; en hadt men Vader het niet belet,
zy zou my op de Studie gedaan hebben; doch hy vroeg altoos, "of zy dan
razende dol was;" de middelen ontbraken, en ik had eene grote mate van
ziels en lichaams vermogens, en veel meer trek tot geestelyken dan tot
slagerlyken arbeid. In mynen onoverwinbaren afkeer van allen lichaams
arbeid, hoorde ik myne roeping tot een ander amt; ik was gehoorzaam,
ik kategiseerde de kinderen en de vrouwtjes uit myn Buurt, voor een
mondvol eeten, want de arbeider is zyns loons waardig. De reuk myner
gaven verspreidde zich ook spoedig; de Groten der aarde verruilden
ook gaarn myne toelichtingen voor hunne tydelyke goederen; edoch, dit
getal is echter niet groot. Dus raakte ik ook bekent met de vrome
Juffrouw Hofland, die gy als een andre Saulus vervolgt. Ik slyt vele
opgewekte uurtjes met haar. Nu weet gy wie ik ben; maar jy bent een
Atheist, een Armiaan, een Sociniaan; ja je bent, mag ik met ruimte
zeggen, een Deist[1]. Jy bent een voorstander van alle godloosheid, jy
staat een dartel Hellewigt voor; dat doe jy; ja, dat doe jy. Jy weet
ook wel, dat Juffrouw Hofland, als eene echte dochter van Gaaijus[2],
de noden der Heiligen vervult; en jy onthouwt haar heur geld; zoo dat
jy een Kerkrover bent; ja, dat ben jy. Zo, heeft Saartje geen drie
honderd guldens verteert? Wel nou toon je alweer jou werelds hart.
't Is waar, wy hielden het meisje in eene Christelyke soberheid, wy
kleedden haar stemmig; ik weet ook beter dan jy, hoe veel zy 's jaars
aan voedsel en deksel nodig hadt; honderd Ryksdaalders!--maar hoe veel
heeft de goede Juffrouw wel gezucht over dat baldadig kind der Zonde,
hoe vele tranen heeft zy geschreit, hoe veel gebeden heeft zy voor
haar arme ziel gedaan, hoe dikwyls is zy ziek geweest door al dat
tobben! kost dat alles geen tyd en zorg? of denk jy dat alles voor
niets te hebben? Neen, jy zult, jy moet er voor betalen. Maar zo ben
je lui: in 't aardsche kunt jy lui rekenen en cyferen; maar, in 't
geestelyke ben je lui blint; maar Juffrouw Hofland zal haar geld
hebben, ik zal u dwingen; ik--vrees voor my.... Wy hebben in deeze
godvergeten stad nog onze duizenden. Wee, wee, die den vinger tegen
ons opheft...! Wy yveren voor de vromen, en onze haat is heilig; dit
wee betekent veel, als het wordt uitgeboezemt door een man als is
_Uw ware Vriend_
BENJAMIN.

Noten:
[1] Gelooven aan God als Schepper--meer niet.
[2] Der Gerechtigheid?


VYF EN TWINTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN DEN BROEDER BENJAMIN.

_Verachtelyke Kaerel!_
Ik reken myn knegt te goed om u te schryven; daar aan zyt gy de eer,
die ik u thans doe, schuldig. Zeg, fraaije kwant, dit aan uwe
Principale: "dat zy zich stil houde, of dat ik haar alles, wat zy 's
jaars, boven de honderd Ryksdaalders, ontfangen heeft, zal afkorten."
Ik wagt haar voor den Rechter. Laat zy daar hare Leverantie van
zuchten, tranen en gebeden inleveren, om te zien, hoe veel haar voor
elke twintig ditoos zal worden toegewezen.
Houd u stil, of 't zal niet met u gaan. Ik meen u, en nog eenigen uws
gelyken, zo dra ik in Holland kom, voor myne rekening, aan vast werk
te helpen; en dit dreigement zegt veel in de pen van eenen man als
ABRAHAM BLANKAART.


ZES EN TWINTIGSTE BRIEF.--Sara vertelt Anna van haar leven; Aletta is
goed en lief; Cornelia Hartog, ook huisgenoote, bevalt haar niet: te
geleerd, ondichterlijk; Charlotte Rien du Tout, eveneens huisgenoote,
mist karakter, is grillig, nukkig. Ze heeft kennis gemaakt met Hendrik
Edeling: staat haar wel aan!

ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed bericht Blankaart over Sara:
ze is lief, vroolijk, eerlijk, past goed op.

ACHT EN TWINTIGSTE BRIEF.--Anna Willis is bedroefd; haar tante te
Rotterdam is ernstig ziek; ze moet er heen met Moeder, kan vooreerst
niet schrijven.


NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF.
DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW MARIA BUIGZAAM, WEDUWE
P. SPILGOED.

_Mevrouw!_
Ik geloof waarlyk, dat het inkomen van alle myne uitstaande gelden my
niet half zo veel zou verblyden, dan ik verblyd ben door den inhoud
uws Briefs, dien gy my de eere aandeedt van te schryven. Hoe, wat! is
de lieve meid dan myn lieveling niet? Is zy de dochter niet van eenen
man, die myn eenigste hart-vriend was? Dat zou ik geloven, waaragtig!
Hoor, myne goede dame, alles is strikt waarheid, wat of de kleuter u
verhaalt heeft. Maar, haal my de Boze, indien ik aan zo eene Vrouw een
knappen Brief kan schryven: doe al wat u behaagt; och Heer, het geld
is goed, wil ik spreken; maar ik zal eene fatsoenlyke vrouw nooit
kwellen. Wat denkt gy, Mevrouw, kan ik met u kibbelen om een honderd
guldens drie vier, nu myn kind in zulke goede handen is? Ja, zie, ik
heb wat ongerustheid voor haar uitgestaan, toen zy nog by hare Tante
was; en voor ik wist, waar of zy toch belant mogt zyn. Want, hier
gezeit, en hier gebleven, het kon immers gebeurt zyn, dat het stout
Dingetje in slegte handen was gevallen, en zo al wyders, gelyk de
waarheid is.
Wilt gy wel geloven, Mevrouw, dat uw brief my een traan of vier gekost
heeft? 't Is echter zo. Wel lieve God, zei ik, zyn de beste vrouwen
dan meest altoos in de onwaardigste handen? Dat is toch ellendig! En
daar zit Abraham Blankaart nog in zyn vyftigste jaar, als een niets
beduident oud Vryer; en ik had zo hemels vast besloten, om met myn
vyf-en-twintig jaar man en vader te zyn. Wat zal men zeggen? die eerst
komt die eerst maalt; en een weinig te laat is veel te laat. Ja,
Mevrouw, ik heb den Heer Pieter Spilgoed wel gekent, maar nooit met
hem verkeert. Hy hadt my te veel wilt hair op 't hoofd; en als de
jonge lui getrouwt zyn, moeten zy dat laten afscheeren, of de Boel zit
op zy. Ik wist wel, dat hy eene fatsoenlyke Geldersche dame getrouwt
hadt, doch meer niet; en ik bemoei my bykans nooit met de zaken van
een ander: Ik zeg altoos: "Abraham Blankaart, vrees God, en doe wel;
dat is jou zaak, myn vriend."
Alles wat gy van Saartje zegt, is, zo veel ik daar over kan oordeelen,
waar. Wees toch zo goed en hou een wakent oog over haar; wy mans
hebben daar zo den slag niet van. Indien er iets mogt voorvallen, 't
geen u nodig schynt my te doen weten, zo verzoek ik ernstig om my met
uwe Brieven te vereeren. Ik weet heel wel, dat er geene beloning zyn
kan, die geevenredigt is aan uwe zorg en raadgevingen voor en aan een
Meisje als myn Sarotje; evenwel zal het myn pligt zyn, om uwe
edelmoedige deelneming in haar op eene waardige wys te gedenken. Kan
ik u van dienst zyn, 't zy door myn persoon, of myn beurs? Ik ken geen
groter geluk dan waardige Vrouwen myne achting te kunnen bewyzen. Ik
ben met eerbied,
MEVROUW!
_Uw Ootmoedige Dienaar_,
ABRAHAM BLANKAART.


DERTIGSTE BRIEF.--Hendrik Edeling vertelt zijn broer Cornelis, hoe hij
Sara heeft leeren kennen; _hij is dol verliefd_. Zoo terloops sprak
hij er met z'n vader over en die had gehoord, dat Saar een dolle meid
was, die losjes leefde, wat hem speet, want haar vader was
achtenswaardig. Wil er niet van hooren en Hendrik is zeer braaf.

EEN EN DERTIGSTE BRIEF.--Jacob Brunier schrijft een fatterig verliefd
briefje aan Sara, waarop zij onmiddellijk antwoordt.


TWEE EN DERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN DEN HEER JACOB BRUNIER.

_Myn Heer!_
Terwyl gy deezen ontfangt, zyt gy zeker nog druk bezig om uwe
Tonco-Boontjes[1] uit te zoeken. Nu, neem er uw tyd toe, want wy
blyven t'huis, en zien van daag niemand; dit _a governo_[2]; en terwyl
ik toch een verlegen uur heb, zal ik eenige regels krabbelen. Wel man,
gy hebt het vreeslyk volhandig! zo vele en zo vele gewichtige zaken;
't is te hard. Gy zyt nog jong, gy zult u dood werken. Zoudt gy niet
een substituut in uw ampt kunnen stellen, dan waart gy ten minste van
dien kant veilig, al moest het u wat kosten. 't Zou immers jammer zyn,
dat zulk een nyver en veelbelovent jong Heer voor zyn tyd stierf. En
daar is voor u immers niet aan te denken, Brunier? Letje heeft my in
confidence, gezegt, dat gy, buiten haar zelf te rekenen, aan nog zes
Dames beursjes belooft hebt. De waarde Juffrouw Buigzaam heeft ook
reden van ongenoegen; nog hebt gy het Lint op haar Demicoeffe niet
verspelt, en gy zelf zegt, dat het zo niet meer gedragen wordt.
Juffrouw Hartog is knorrig, om dat gy haar de snuif niet bezorgt.
Juffrouw Lotje gromt alle morgen aan het ontbyt, om dat gy de
Tandpoeijer vergeet. Zie, dat zyn evenwel geen mooije dingen; en wat
zal uwe Zuster daar op toch zeggen, dan dat gy het zo volhandig hebt?
Het meisje haalt dikwyls een paar beschaamde kaken, als Juffrouw
Hartog u, in haren trant, hekelt. En hoe zeer ik ook uwe Vriendin ben,
ik zie geen redden aan die zaken: de menschen hebben gelyk. Indien gy
zo veel onderneemt, moet gy met meer orde handelen. Gy vindt immers,
als gy in den namiddag ons wat komt voorsnappen, allen bezig. De Weduw
naait. Letje breidt. Ik knoop aan myn manchetten. Juffrouw Hartog
speelt met haar hond. Juffrouw Lotje snuift, en frommelt haar zakdoek,
en gy zit er maar lui en leeg by. Waarom neemt gy uw werk niet mede,
dan kost gy als een werkent Lid onzer Societeit worden aangezien. Gy
voldeedt uwe zeven Dames; gy kost om snuif en tandpoeijers denken: gy
kost het Lint spelden _comme il faut_; en ons teffens in uwe nieuwe
denkbeelden doen delen. Dan, dunkt my, waart gy in zes maanden op een
effen bodem. Ik heb gemerkt, dat gy dikwyls in den spiegel kykt: wat
dunkt u, (zie ik wil ook voor uw vermaak zo wel, als voor uw nut
zorgen,) wat dunkt u, dat gy van Logement veranderde, en in een
Spiegelwinkel gingt wonen? Dat zou ook al tyd uitwinnen; dan zaagt gy
u ten vollen, in eens; en kon spoedig uw jabot verschikken, uw das
optrekken, de stofjes en pluisjes van uw kamizool[3] knippen. Ik zie
gaarn dat men zich wel kleedt, maar my voor een kenster in de
kledingskunst uittegeven,--daar zal ik wel afblyven. Myn geest is niet
geschikt tot het uitoeffenen van zulke verhevene zaken. Nu, zo als ik
zeg, neem het niet te zwaar op, en werk met orde. Gy weet wie ik ben?
_Uw Zusters Vriendin_,
----

Noten:
[1] Zaadjes van den Toncaboom: geneesmiddel. Men maakte er o.a.
beursjes van.
[2] Tot naricht.
[3] Vest.


DRIE EN DERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW ZUZANNA HOFLAND AAN MEJUFFROUW CORNELIA SLIMPSLAMP.

_Zuster lief!_
Nu kom ik eindelyk op de zaak, waar over ik u wilde schryven. Daar het
onze Bregtje Sara gezien, met een jong wilt Heer; zy geloofde, dat het
een uit de Kommedie was; en zy was nog veel ligtvaerdiger opgeschikt
dan de Pop van Pieternel, daar je men eens van schreef. Zy was een el
hoog gekapt. Haar Sack, (ja, zo een duivelsch kleed heb ik ook nog in
myn natuurstaat[1] gedragen!) was opgestrikt, je leven zo niet. Ze
hadt witte zyde koussen aan; denk, Zusje, witte zyde koussen, en
kerjeusde schoenen. En ander Orlosie bungelde een hope nesten en
vodden. En ze liep net als de Hoer van Babel met dien Monsieur gearmt.
Zy luisterde, Bregt zag het duidelyk, hem wat in, en toen keek hy de
meid aan, en lachte dat het een schande was. Hoor, Kee, ik ben somtyds
nog al bezwaart over haar; maar Broertje weet my zo tot rust te
brengen. Moet jy niet ietwat hebben, Zannetje, zeit hy, om je klein te
houwen? Is het niet beter, dat je jou bezwaart voelt om je zonden, dan
dat je een Armiaansch slik-grondje hebt? of dat je ziel door eigen
gerechtigheid den Duivel als een roofgoed wierdt overgelevert? En dan
wordt het my alles zo licht, zo licht; och ja, zo licht.
Maar Zusje, je hebt my zo dikwyls in gemoedsgevalletjes geraden, en
Salomon zeit: "twee zyn beter dan een." Ei lieve, wat moet ik doen?
Broeder Benjamin wil dat ik met Blankaart procedeer, zo hy my niet tot
een duit toe betaalt, volgens de Conditie met haar Moeder gemaakt. Al
haar goed is hier ook nog, al de kleeren, en zo voorts, van hare
Moeder, die eene pragtige Vrouw was; en al het gemaakt Zilver; maar
dat evenwel te verdonkeren, hoe zal dat gaan? Blankaart is een droevig
schepsel om mee te handelen; hy zou my, och ja! schandaal aan doen: En
evenwel het Hellewicht verdient zo veel goed niet; zy zou het ook tot
haar bederf gebruiken. Het alles over te geven is ook hart voor 't
vleesch: 't was evenwel myn Zusters goedje, wil ik spreken. Ei lieve,
zendt my nog eens het _Heilig Onrecht_ van Petrus Kwezelius. Ja, je
hebt toch dierbare schotse Boekjes. Wees gegroet, en antwoord my eens,
zul je?
ZUZANNA HOFLAND.

Noot:
[1] Voor haar bekeering n.l.


VIER EN DERTIGSTE BRIEF.--Sara deelt Anna Willis mee, dat ze Jacob
Brunier voor den mal houdt, zich van hem bedient om zich te vermaken
en fatsoenshalve te doen vergezellen.
VYF EN DERTIGSTE BRIEF.--Cornelis Edeling antwoordt zijn broer
Hendrik: Kerel, er op los! Informeer of ze vrij is en dan, vooruit!
ZES EN DERTIGSTE BRIEF.--Anna Willis waarschuwt Sara. Laat ze toch
geen geschenken aannemen van Jacob Brunier: hij heeft geen geld. Je
raakt op de tong, Saar!--De tante wordt beter. _Ze zendt haar de
sleutels van de linnenkast_, om wat goed op te sturen naar Rotterdam.


ZEVEN EN DERTIGSTE BRIEF.
MEJUFFROUW SARA BURGERHART AAN MEJUFFROUW ANNA WILLIS.

_Waarde Willis!_
Of ik nog lees? Wel, dat zou ik gelooven! Ik ben zelf de Lezeres voor
de Familie; en onze lieve Weduw heeft een allerkeurigst Bibliotheekje.
Maar ik heb zo veel over my zelf te schryven, dat het niet aan het
schryven over Boeken komen kan. Zeg wat gy wilt, _myn_ Cootje[1] is
nogthans een goed kind; het schikt zich zo kostelyk op, om zyn Saartje
te behagen, en schommelt uit alle hoekjes en reetjes van zyn armoedig
hoofdje al het verstand, dat hy bezit, by een, om er my op te
regaleeren.
En komt gy in geen zes weken t'huis! o dat's goed; nu kan ik met myn
Held braaf plaizier nemen, zonder van u op de vingeren te krygen; ik
vrees maar dat ik, want zo zyn de kinderen! myn eigen kwaad niet zal
kunnen zwygen. Eene conditie! zo gy ophoudt met grommen, hou ik op met
schryven. Waarom zou ik u beletten uw talent uit den doek te nemen? Gy
hebt de gaaf van bedillen, en ik die van er my mede te vermaken, en er
myn voordeel mede te doen. Nu ik er deeze flinken weer uitgegooit heb,
ga ik er my eens terdeeg toe zetten, om uwen Brief te beantwoorden.
Brunier kan zeker nooit myn Vriend zyn, in de sublime betekenis des
woords; maar hy kan, als de Broeder van Letje, als een ordentlyk
Jongman, met my op alle plaatzen komen. "Of hy met die vriendschap te
vreden is?" dat weet ik niet, en meen er myn hoofd ook niet mee te
breken. Is het niet beter, dat ik altoos met den zelfden Jongen
wandel, dan, zo als men zegt, met elk een uitloop? Tut, tut, die
onkosten bedragen niet veel, en bewaren hem mooglyk voor duizend
kostbaarder zotternyen: nu moet hy wel zuinig zyn, of hy kan niet met
ons uitgaan. Hoe ik het goed zal maken? och, zeer gemakkelyk! als hy
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
  • Parts
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 01
    Total number of words is 4552
    Total number of unique words is 1567
    39.9 of words are in the 2000 most common words
    53.7 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 02
    Total number of words is 4862
    Total number of unique words is 1434
    41.1 of words are in the 2000 most common words
    55.4 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 03
    Total number of words is 4918
    Total number of unique words is 1446
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 04
    Total number of words is 4816
    Total number of unique words is 1444
    40.9 of words are in the 2000 most common words
    54.9 of words are in the 5000 most common words
    62.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 05
    Total number of words is 4942
    Total number of unique words is 1374
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    54.4 of words are in the 5000 most common words
    61.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 06
    Total number of words is 4972
    Total number of unique words is 1338
    42.4 of words are in the 2000 most common words
    57.0 of words are in the 5000 most common words
    62.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 07
    Total number of words is 4870
    Total number of unique words is 1398
    40.0 of words are in the 2000 most common words
    54.3 of words are in the 5000 most common words
    61.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 08
    Total number of words is 4705
    Total number of unique words is 1267
    43.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 09
    Total number of words is 4902
    Total number of unique words is 1231
    44.3 of words are in the 2000 most common words
    59.8 of words are in the 5000 most common words
    67.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 10
    Total number of words is 4989
    Total number of unique words is 1339
    42.3 of words are in the 2000 most common words
    56.6 of words are in the 5000 most common words
    62.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 11
    Total number of words is 5222
    Total number of unique words is 1322
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    58.9 of words are in the 5000 most common words
    65.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 12
    Total number of words is 5102
    Total number of unique words is 1253
    42.9 of words are in the 2000 most common words
    56.9 of words are in the 5000 most common words
    63.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 13
    Total number of words is 4996
    Total number of unique words is 1359
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.4 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart - 14
    Total number of words is 3750
    Total number of unique words is 1068
    46.4 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.