De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 19
Total number of words is 4532
Total number of unique words is 1593
36.3 of words are in the 2000 most common words
51.7 of words are in the 5000 most common words
58.7 of words are in the 8000 most common words
ben--toen begreep ik dat jy 't was. Want er kon niemand anders op 't
kantoor wezen. Die Wullekes heeft je zeker niet gezegd dat we-n-in
den komkommertyd zyn, en dat je zoo'n haast niet hoefde te maken
met terugkomen? Hyzelf komt eerst zoo tegen zessen even kyken, en
nu hy weet dat er iemand is om de boodschappen aantenemen, zal-i nog
later komen, of misschien in 't geheel niet. En de jongeheeren zyn uit
... om 't mooie weer, weetje? Je moet de zaak niet zoo zwaar opnemen,
jongetje! Dan ga je-n-er onder door! Je neemt me-n-ommers niet kwalyk?
--Gut neen! Maar ik wou zoo gaarne ... m'n plicht doen, m'n
naastbyliggende plicht, weetje?
--Dáár heb ik nu zoo, wil ik maar 'ns zeggen, geen verstand van. Ik
zeg maar dat het schande-n-is dat ze-n-'n jong borssie als jy zoo'n
heelen dag op dat muffe kantoor laten zitten. Ik zeg ... 't is wind en
'n engelsche notting!
--Hè, Gerrit, ik ben den halven ochtend op-straat geweest!
--Ja, ik hoor dat je veel boodschappen hebt gedaan voor den jongeheer
Pompile. Nou, dat pleizier kan je dikwyls hebben! Hebben ze je-n-al
gezegd dat je naar de post moet, alle morgens, om den briefbesteller
optewachten? Dat 's 'n baantje voor jou, je zult het zien! 't
Zal je stuivers kosten voor 'n borrel! Want als je dàt niet doet,
kryg je de brieven niet. Ze zyn te gierig om droddebot te betalen
... vyf-en-twintig gulden in 'n heel jaar. Daarvoor kan jy dan staan
blauwbekken in de kou ... als 't winter is, meen ik. Zeg eens, heeft
Dieper je-n-al gesproken over inkasseeren? Want ... als ik styf van
rimmetiek ben, komt dat voor je rekening. En ... als je niet handig
bent met geld, kan dat baantje je veel kosten. Je begrypt wel ... wat
er te-kort komt, leg je-n-er by. Ja, ja, je moet niet denken dat je
hier voor je pleizier bent! Ik heb hier al prinsjesdagen beleefd in
alle saizoenen van 't heele goddelyke jaar, en daarom ... nu ben ik
styf van 't rimmetiek. 't Kan je-n ook gebeuren. Zoodat ik maar zeggen
wil dat je-n-in de komkommerdagen niet zoo yverig hoeft te wezen. Je
bent immers ook maar 'n loontrekkend dienaar, net als ik, niet waar,
en zult dus ook niet graag meer doen dan noodig is? Geen mensen die
er je voor dankt, jongen, en wie z'n eigen doodwerkt, wordt onder
de galg begraven. Komaan, laat dat vegen nu maar blyven. O, als je
alles doen zou wat die Wullekes je zegt ... nou!
Als ys viel deze zonderlinge Gerritsche filosofie onzen Wouter op
't gemoed. Beschaamd sloot-i den zolder, en begaf zich naar beneden
met Gerrit, die hem verzocht niet te verklappen dat-i op den bovensten
zolder geweest was. Want, zeid-i:
--Dan sturen ze m'n op boodschappen uit. En daar ik styf van rimmetiek
ben ... kyk, m'n duim is er krom van, en dus ... loopen kan ik niet,
dat zieje wel!
Op 't kantoor gekomen, sloeg de knecht 'n klein register op, waarin
de vervaldagen van wissels en acceptatien genoteerd stonden.
--Zieje, juist wat ik dacht! Morgen is er 'n smerig papiertjen in
den Jodenhoek. Nu, dáár zal je pleizier van hebben! Die smous zal
wel gauw merken dat je-n-'n onnoozel bloedje bent, want ... je
ziet er naar uit. Als je-n-er beneden den daalder afkomt, mag je
van geluk spreken. Daar komt waarachtig Wullekes al ... zeker heeft
z'n vrouw hem de deur uitgejaagd, maar zy is even mal als hy, met 'r
prinsessen. Ze heeft 'reis in den Haag 'n prinses gezien, en daarvan
praat ze-n-altyd. Allemaal wind en 'n engelsche notting. Die Wullekes
... hoor eens, als-i naar me vraagt ... zeg maar dat je niks van me
weet, en dat ik styf ben van rimmetiek, weetje, want ... ik ga na de
keuken om m'n kommetje thee te drinken, 't Zal wel koud wezen, maar
... ik moest toch 'reis even zien wie daar na 't zolder liep. Jawel,
hy is het ... dat kan ik altyd precies hooren aan 't openhalen van
de achterdeur. Hy heeft ruimte noodig voor 'n heel peloton ... ik
ben serjant geweest, weetje, by de Burgerwacht in anno zooveel!
En Gerrit vertrok. Z'n zonderlinge toespraken hadden dit goede,
dat Wouter--zooals de lezer misschien--er niet veel van begreep,
en dus iets te denken kreeg. De vreemde opvatting van plicht, die
den ouden knecht ... iets minder van andere knechts onderscheidde dan
wenschelyk was, verraste hem. Droddebot? Wat's dàt voor 'n ding? En:
'n "smerig papiertje" dat hem 'n daalder zou kunnen kosten ... wat kon
dit zyn? Vanwaar zou die daalder komen? Waren dàt de emolumenten van
z'n nieuwe betrekking? Heel gaarne had-i m'nheer Wilkens om inlichting
gevraagd, doch sedert z'n struikelen over Mozes by 't Doornbosch durfde
Wouter dat grimmig orakel niet naderen. Bovendien, hy werd weer aan
't plakken van gekleurde lappen op karton gezet, en dezen arbeid
legde hem Wilkens met zooveel vertoon van stichtelyken ernst op,
dat hy 't niet waagde iets anders aanteroeren. Hy plakte z'n lappen,
en zweeg en mymerde, en betreurde z'n boeken op den Zeedyk. Nog 'n
beetje maar, en Motto zou hem de gedaante vertoonen van 'n beminnelyken
beschermengel die wegzinkt in de nevelen van 't verleden, en waarnaar
de verlatenen reikhalzend maar vruchteloos de armen uitstrekt.
Armoediger kon 't met z'n zieltje niet geschapen staan, meent men?
Wie weet! Lieve-god, het wordt nog erger.
Kwajongens. Vloermat-meditatien. Een onhebbelyke
barbier en 'n benyd vogeltje. Treffende opmerkingen over
vergankelykheid. Champollion. Handel! Onverwachte verandering van
'n geminacht briefje in wichtige dukatons.
Of 't veroorzaakt werd door de byzondere styfte van z'n rhumatiek, zou
ik niet durven zeggen, maar zeker is het dat Gerrit 'n eigenaardige
manier had om uitheemsche woorden onkenbaar te maken. Droddebot,
byv. beteekende: droit de boîte, hetgeen zooveel zeggen wilde als
het recht om de brieven te doen afhalen van 't postkantoor. De
briefbestellery liet in Wouter's tyd veel te wenschen over, en veel
kooplieden kozen dit middel om zich onafhankelyk te maken van den duur
en 't gewicht der konfidentien die de zeer ongevleugelde boden des
handels gewoonlyk met hun straatvrinden hadden te wisselen. In dit
alles zal nu wel verandering hebben plaats gevonden, vooral omdat de
post meermalen daags aankomt. In Wouter's tyd, en lang daarna nog,
werd de zoogenaamde "fransche, duitsche en engelsche post" slechts
twee keeren 's weeks uitgereikt. Binnenlandsche brieven niet meer
dan eenmaal daags, en wel des-morgens. Het afhalen der brieven voor
de kantoren die droit de boîte hadden, behoorde natuurlyk tot de
funktien van de "jongste-bedienden" 'n soort van loopjongetjes die in
twee opzichten zeer typelyk verschilden van leerlingen op 'n ambacht:
ze leerden niets, en waren onbezoldigd. Sommige handelshuizen wisten
't misbruiken van zulke knapen te verheffen tot systeem, door zóóveel
allerjongste bedienden te houden dat ze daarmee het bezoldigen van
'n volwassen persoon konden uitwinnen. Zoodra zulke jongeluî begonnen
aanspraken te gronden op 't verouderen van hun doopceel, gaf men hun
den raad die ontkiemende eerzucht te doen wortelen in anderen bodem.
Wat nu overigens dat fameuze droit de boîte aangaat, er waren ook
handelshuizen die wel gaarne hun korrespondentie iets vroeger ontvingen
dan de slakkengang der bestellers toeliet, maar toch niet genegen waren
de daarvoor vastgestelde belasting te betalen. Ze vonden een probaten
maatregel uit, hoofdzakelyk gegrond op de overweging dat de tyd van
'n onbezoldigden jongste-bediende geen geld reprezenteert. Zoo'n
kereltje moest in de nabyheid van 't postkantoor den besteller
afwachten, en hem overhalen om de voor "m'nheer" of "de heeren"
aangekomen brieven op-straat aan hem aftegeven. Dewyl nu noch het uur
van aankomst der post, noch de tot het sorteeren noodige tyd stipt
kon bepaald worden, moest hy om zeker te zyn dat de besteller hem
niet ontsnapte, altyd véél te vroeg daar wezen. Het natuurlyk gevolg
hiervan was dat zich elken ochtend 'n klubjen onrype jongeheertjes naby
't postkantoor samenkluwde. By slecht weer was 't vereenigingspunt in
de cour der inrichting. En hier werd veel kwaads uitgebroed, want in
geen stadium, klasse of ontwikkelingsperiode vertoont zich de Mensch
leelyker dan in die van halfwassen jongeling, 'n leeftyd die door de
eene helft van ons geslacht moest kunnen overgewipt worden. Al wat
de Maatschappy oplevert, staat in rang boven hen: kinderen, meisjes,
vrouwen, mannen, grysaards, jonkers, prinsen, soldaten, sjouwerluî,
ambachtslieden ... alles, tot publieke vrouwspersonen toe. Zyzelf
zyn de eenigen die dit niet weten, en staan verbaasd als 'n wezenlyk
mensch blyk geeft van den misselyken indruk dien ze op hem maken.
Maar wèl had het moeten bekend zyn aan de heeren Kopperlith, vader en
zoons. En misschien wisten zy 't. Maar dit belette niet dat Wouter,
toen-i den eersten avend van den belangryken handelsdag dien ik
trachtte te beschryven, verlof ontving om naar-huis te gaan, van
m'nheer Wilkens het bevel meekreeg, den volgenden morgen voor-i op
't kantoor kwam, zich aantemelden by m'nheer Pompile "die hem zou
onderrichten in z'n verplichtingen omtrent de post."
--Zieje wel, Stoffel, riep z'n moeder, ze hebben allerlei voor
hem te doen! Net zooals de dokter zei: 'n jong-mensch moet veel
werken. Precies wat ik altyd zeg. Veel werken is de boodschap. Zorg
nu vooral, Wouter, dat je-n-op je tyd daar bent, en laat vooral die
m'nheer ... hoe heet-i ook?
--M'nheer Pompile, moeder.
--Nu ja, de naam doet er niet toe. Ik meen maar dat je zorgt op je
tyd te wezen. Wat zou je-n-er van zeggen als je dat nu eens opschreef?
--Ik zal 't wel onthouden, moeder.
--Schryf 't liever op. Waartoe dient anders je boek? Ik heb 't je
dáárvoor gegeven, jongen!
Met of zonder opschryven dan, reeds om zeven uur schelde Wouter aan
't huis met spiegelglas. De meid zei dat m'nheer nog niet op was,
en vergunde hem plaats te nemen op de vloermat ... daar stond-i! Wie
myner lezers weet hoe lang 'n minuut is? Nu, dàt wist de friesche
klok die daar in de gang Wouter stond gezelschap te houden met z'n
tik ... tik, en om de zooveel tikjes 'n zwaarder tik! Dan versprong de
groote wyzer als met 'n zenuwachtig schrikje, en met saaie volharding
zette de sekondeslinger z'n eentonige reis voort: aktie, reaktie,
tik, tik ... die klok verveelde zich niet! En 't ding stond op vier
zwarthouten ballen, en hoefde niet te verwisselen van zwaartepunt of
heup. Wouter wel. Dan rustte hy links, en dan weer rechts, dat is:
hy rustte niet. Men begrypt dat z'n naast-byliggende plicht niet
toeliet tegen den wand te leunen in 't huis van z'n patroon. Z'n
enkels, knieën, heupen en ruggegraat ...
Tik, tik, zei de klok. Ja juist, zoo-iets voelde hy in al z'n
leden. Geen Demosthenes kon 't juister uitdrukken.
Er werd gescheld. Met z'n gewone zucht om te helpen opende Wouter de
deur. De meid die niet zeer spoedig en zonder haast kwam aansloffen,
bedankte hem in 't minst niet. Wouter mocht getuige zyn van haar
verzekering dat ze geen schuurzand noodig had--want het was 'n
trafikant in dit handelsartikel, die zich aanmeldde--en dit verschafte
hem wat afleiding. Hy hoopte dat men nògeens schellen zou.
Waarlyk, dit geschiedde, en zelfs nog geen vol kwartier daarna. Een
melkboer! Deze verhaalde iets aan de meid over 't weer, en Sientje was
van zyn gevoelen, maar zei er by dat mevrouw niet tevreden was over
z'n melk, waarop de man iets antwoordde. 't Onderhoud was ... zeer
onderhoudend, maar voor Wouter wat kort. Tik, tik, zei de klok weer.
Nog andere menschenvrienden kwamen by lange tusschenpoozen de
welsprekendheid van die klok afbreken, en Wouter had ze wel willen
kussen. Heel eindelyk schelde de barbier. Ook deze werd uitgenoodigd
te wachten tot "m'nheer òp zou zyn."
--Dat doe-n-ik niet, zei de man. Ik kan al m'n andere klanten niet
laten wachten op één van 'n stooter in de week!
En hy ging. Wat 'n brutale barbier! Zeker, 't was afkeurenswaardig,
't Was ruw, ongemanierd ... o ja! Maar toch betrapte zich Wouter op
de verzuchting:
--Och, misschien zou 't beter voor me zyn, barbier te worden dan in
den handel te blyven.
De ondankbare! Juist immers toen hy zich aan dezen wreveligen indruk
overgaf, vernam-i schreden van iemand die in 't achtereind van de gang
de trap scheen aftekomen. De Heer was naby, of ... de jongeheer Pompile
toch. Hy vertoonde zich in z'n kamerjapon, en werd Wouter gewaar.
--Ah ... zoo? Ja, juist! Je bent daar? Heel goed! Wilkens heeft je
zeker gezegd ... heel goed, heel goed! Weet je wat je doet? Je moet
zoo goed wezen ... even te wachten.
M'nheer Pompile verdween in de suite, en de klok was weer aan 't woord.
Had Wouter maar niet zoo'n pyn in z'n lenden gehad, hy zou wel
in-staat geweest zyn, gedachten te borduren op 't kanevas van dat
eentonig geluid. Maar stoffelyke aandoening belemmerde hem in 't
aan-eenknoopen van z'n indrukken. Hy voelde zich suf en machteloos,
't Was om neertevallen.
Na slechts drie-kwartier kwam m'nheer Pompile weer tevoorschyn uit
de suite, waar-i ontbeten had. In 't voorbygaan droeg hy Wouter op,
de goedheid te hebben even te wachten omdat-i zich nu ging kleeden
... tik, tik!
Alweer 'n afleiding. De meid scheen in de suite geroepen, want ze kwam
haastig aanloopen, en opende de deur van dat vertrek. Wouter mocht
vernemen hoe mevrouw haar meedeelde dat er vandaag 'n kanarievogeltje
zou gebracht worden, en:
--Als 't komt, Sientje, breng 't vooral terstond binnen!
Dit beloofde de meid. Wat moest nu Wouter bepeinzen? De
onafhankelijkheid van dien barbier had hem verlokt tot 'n rudiment van
weerspannigheid. Vorderde nu de konsekwentie dat-i verviel in dolle
yverzucht op dat bevoorrecht vogeltje? Misschien wel. Zuinigheid
op z'n aandoeningen zou misplaatst geweest zyn, al ware het hierom
alleen wyl ze van alles wat-i hier te zien en te aanschouwen kreeg,
het duurzaamst blyken zouden. M'nheer Pompile is ter-zyner-tyd zoo
goed moeten wezen te sterven. Ook zoo'n kanarievogel leeft maar kort,
en laat geen andere leegte na dan twee duim kubiek in z'n kooitje. Het
beestje had lang uitgetjilpt voor Wouter de lessen van onafhankelykheid
leerde ontberen, die hy nu nog--ter-loops, maar gretig toch--opving van
'n barbier. En ook deze chirurg is ter-ziele. Hopen wy dat de Hemel
hem niet gesloten bleef, omdat hy oorzaak was dat m'nheer Pompile's
baard gevaar liep 'n dag langer te zyn dan anders te verwachten is
van zestien welgetelde duiten scheerloon in de week. Zooveel namelyk
bedroeg de "stooter" waarvan we zoo-even iets vernamen als bydrage
tot de Lukullische weelderigheid van den jongeheer Pompile.
Al die dingen zyn dus weggewischt, uitgewreven, vergaan. En nog steeds
leven er gedachten van Wouter ... aere perenniores! 't is mogelyk
dat die klok nog altyd hier-of-daar z'n tikkende loopbaan voortzet,
en dat er nog altyd 'n huis staat met vensters van spiegelglas,
op de Leliegracht--deftige zy, héél deftige zy--maar wat beteekent
dit in vergelyking met 'n hoofdstuk uit de zielegeschiedenis van 'n
mensch? Huizen en klokken zullen voorbygaan, maar niet voorbygaan
zullen de uitvloeisels der gemoedsbitterheid van iemand die daar
de gelukzaligheid staat te benyden van 'n opgesloten vogeltje dat
terstond mocht binnenkomen als 't zich aanmeldde. Toch gis ik dat
Wouter niets of niemand benydde. Hy was er te moê toe, en werd te
zeer bezig-gehouden door 't spit in den rug.
Daar werd zoowaar de jongeheer Pompile weer zichtbaar, nog altyd
ongekleed.
--Zoo, sta je daar nog? Ja ... zoo ... hoor eens! Weet je wat je
doet? Je moet eens zoo goed wezen, gauw 'n barbier voor me te halen.
Die lieve goeie Pompile! Hy vergunde Wouter zich eens te bewegen. Deze
vervulde z'n naastbyliggend plichtje met yver en dankbaarheid. Toen-i
het verlangde gevonden en binnengeleid had, nam-i z'n vorig domicilie
op de vloermat weer in, en verstond heel duidelyk wat de klok zei:
--Zoo, ben je daar wéér? Ik ben er nòg ... tik ... tik!
De installatie by 't postkantoor geschiedde wel niet met plechtigheid,
maar toch met al de bereddering die de jongeheer Pompile gewoon was
toetepassen op de nietigheden waarmed-i zich gewoonlyk bezighield.
--Kyk, je moet nu eens zoo goed wezen hier te komen staan,
alle morgens! En dan houd je 't postkantoor in 't oog. En als
ze dan uitkomen--de bestellers, weetje?--dan let je goed op. En
je loopt ze na. En je vraagt de brieven voor de heeren Ouwetyd &
Kopperlith. Maar je moet dat niet vragen hier vlak voor 't kantoor,
want als de direkteur het ziet, dan worden ze gestraft ... omdat
het verboden is, weetje? Je loopt ze na, daar in die steeg, en
als ze je-n-'n fooi vragen, of 'n borrel--want dit doen ze ...
gemeen volk!--dan zeg je maar dat je ... neen, dan zeg je niets. Of
je zegt maar ... dat je de brieven vraagt voor de heeren Ouwetyd &
Kopperlith. Zóó moet je zeggen! En 'n fooi? "Met nieuwejaar" kan je
wel zeggen, maar zeg niet dat ik 't gezegd heb, want dan verwachten
ze te veel. Onbescheiden volk, weetje? Kyk, daar komen ze! Nu zal
ik je wyzen wie onze buurt heeft. Daar, dáár, die magere met z'n
dikken neus en slobkousen ... dàt is-i! Zeg hem dat-i nog pas gister
'n stuiver van me gehad heeft, en dat-i je de brieven geeft voor de
heeren Ouwetyd & Kopperlith, zóó moet je zeggen!
Wouter liep den aangewezene na, en haalde hem weldra in. De man,
die hem niet kende, wees hem stug af. Maar de deftige m'nheer Pompile
stond op 'n afstand te wenken en te telegrafeeren, met dit gevolg dat
Wouter zich kon beschouwen als formeel voorgesteld aan den mageren
besteller met den dikken neus en de slobkousen. Er was inderdaad iets
aangekomen voor 't huis Kopperlith. Deze of gene winkelier in een der
provincien scheen behoefte te hebben aan 'n krieuweltje. Wouter kwam
zegevierend met den brief aanloopen op 't kantoor waar-i 't eerwaardig
sanhedrin van z'n patroons reeds vergaderd vond, Pompile meegerekend
die, na 't overseinen van Wouter's geloofsbrieven, zich gehaast had
de gemeene steeg te verlaten, welker duisterheid gewoonlyk het geknoei
met die brieven medeplichtig beschaduwde.
Onze jongste-bediende werd nu met de noodige aanbevelingen tot "net
werken" aan 't kopieeren gezet van 'n paar brieven. De jongeheer
Pompile Kopperlith maakte gebruik van den komkommertyd, om eenige
debiteuren die wat achterlyk waren, aan betaling te herinneren. 't
Een-of-ander genie uit den voortyd had deze bezigheid vereenvoudigd
door 't vaststellen van drie formulieren die elkander opvolgden in
graden van nadrukkelykheid. Formulier één: beleefd. De aanzuivering was
waarschynlyk den zeer geachten handelsvriend door 't hoofd gegaan, en
de heeren O. & K. konden niet nalaten deze gelegenheid aantegrypen om
"uwe zoo byzonder vereerde firma" hiernevens 'n paar stalen aantebieden
van onbegrypelyk-pryswaardige diemet. Formulier twéé: de--nog altyd
eenigszins geachte--vriend verloor uit het oog dat de pryzen à comptant
waren berekend, en ofschoon men zoo byzonder gaarne zaken met hem deed,
was men wel genoodzaakt ditmaal ... enz. Géén stalen. Derde formulier:
binnen acht dagen solide remise, of anders ... enz.
Wouter bewonderde de bekwaamheid van z'n chef, die zoo precies wist
hoe men al die menschen moest toespreken. Toch was 't kopieeren van
die korte briefjes weldra afgeloopen, en hy werd weer aan 't plakken
van z'n stalen gezet.
--En ... zouden wy hem nu maar niet met-een de letters van 't woord
laten leeren? vroeg Pompile aan Wilkens.
Er scheen iets vreeselyks in dit voorstel te liggen, want Wilkens
keek ontsteld op.
--M'nheer!
--Ja, denk je niet? Me dunkt dat ...
--Maar ... m'nheer!
Al had Pompile voorgesteld het jonge-mensch te villen of te skalpeeren,
de schrik van Wilkens kon niet grooter geweest zyn.
--Maar, m'nheer! Dit zou, onder uw welnemen, verbazend onvoorzichtig
zyn!
--Hé, dacht je dàt?
--M'nheer, ik kan u plechtig verzekeren dat ik reeds drie jaar by
de zaken was, voor men my de letters van 't woord wees! Men moet
jonge-menschen niet over 't paard ligten, m'nheer! De verwaandheid
komt er gauw genoeg in, m'nheer!
--Nu, zooals je wilt, Wilkens. Ik had er zoo diep niet over nagedacht,
weetje?
Dit was de zuivere waarheid, en wel de waarheid eens-voor-al, want de
jongeheer Pompile dacht nooit diep na. Maar in het tegenwoordig geval
zou z'n ligtzinnigheid--als-i niet bekleed ware geweest met den rang
van patroon--onvergeeflyk zyn voorgekomen aan m'nheer Wilkens. De lezer
zal dit beseffen zoodra hy weet dat de zeer belangryke zaak neerkwam
op de vraag of men Wouter reeds nu zou inwyden in de geheimzinnige
teekens waarmee de heeren Ouwetyd & Kopperlith de inkoopspryzen hunner
goederen op de etiketten wisten uittedrukken. Er behoorde veel toe
om deze teekens grif te verstaan. Meer nog om 't vertrouwen waard te
zyn, dat men dit geheim ongeschonden bewaren zou, en volgens m'nheer
Wilkens was Wouter nog lang zoo ver niet. Glansryk was de triumf van
den oud-gediende tegen den onvoorzichtigen jongeheer Pompile die,
zonder zyn raad, dat jonge-mensch zoo maar op-eens 't licht zou
vertoond hebben dat den tabernakel van 't kantoor omluisterde. Maar
de zegepraal van den kleingeestigen grysaard was niet volkomen, voor
Wouter-zelf 't bewustzyn van z'n voorloopige uitsluiting terdeeg
geslikt had. Want deze begreep niet wèlk woord en wèlke letters
te heilig werden beschouwd voor z'n nuchter verstand, onbeproefde
eer en geringe verdienste. Wilkens merkte de door hem opgeplakte
stalen met nummers, en zette daaronder de diepzinnige hierogliefen,
waarover hy 'n vraag wist uittelokken om aanleiding te hebben tot
het verpletterend antwoord:
--Dàt past je nog niet! Dat past je volstrekt niet! Vraag dáár eens
na, als je-n-'n half-dozyn jaren behoorlyk gewerkt hebt, of ... langer!
Het vooruitzicht was prachtig. Het spreekt vanzelf dat Wouter
hevige begeerte voelde naar de vrucht van een zoo aptytelyk verboden
boom. Reeds den volgenden dag ontcyferde hy met geringe inspanning,
door 'n beetje vergelyking, de beteekenis van die geheimzinnige
letters. Daar hy--uit voorzichtigheid of konscientie--'t aldus weldra
gevonden heiligwoord niet in z'n zakboek heeft opgeschreven, kan ik
het den lezer niet meedeelen. Met Pompile's baard en vensterglas,
met de krieuweltjes en de wittegrondjes-driekleur, is deze mysterie
onopstandelyk ten-grave gedaald, 'n gaping in myn verhaal waarvoor
ik verschooning vraag.
By 't schetsen van al deze nietigheden, waarby ik de waarheid zoo
trouw mogelyk tracht naby te blyven, kan ik my niet onthouden van de
vrees dat sommigen my verdenken van overdryving. Deze beschuldiging
tegen 'n schryver is gewoonlyk een kenmerk van oppervlakkigheid,
en byna altyd ongegrond. Hoogstens zou men recht hebben de wyze van
behandeling aftekeuren, de manier van voorstellen, en de door hem
uit de feiten afgeleide gevolgtrekkingen. Overdryving in 't schetsen
van die feiten-zelf is nagenoeg onmogelyk, want de graad waartoe
menschelyke dwaasheid kan afdalen, is voor den boosaardigsten artist
onbereikbaar. Waar deze dwaalt, ligt de fout aan z'n onbekwaamheid
in 't nateekenen, in 't verkeerde van de voorstelling, niet in
overdryving. Dat er onder 't half-dozyn personen waarmee Wouter hier
in aanraking kwam, geen enkele was die zich verheffen kon boven 't
àllerlaagste peil van verstand en hart, mag slechts vreemd voorkomen
aan wie de Maatschappy niet tot 'n onderwerp van studie gemaakt
heeft. Myn schets is wáár. En zelfs behoef ik me niet te beroepen op de
bekende spreuk: que le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable,
om te betoogen dat deze waarheid ditmaal geenszins in-stryd is met
waarschynlykheid. Wie dit begrypen wil, hebbe slechts nategaan wat er
door wezens als de hier bedoelde, levenslang is uitgericht? Wat hun
wenschen waren, hun neigingen, bezigheden, geestelyke behoeften? Hoe
hun opleiding geweest was ... dit doet er minder toe, maar: met welke
opleiding zy volkomen tevreden waren? Nooit kwam het in hen op dat ze,
wèl beschouwd, behoorden tot de laagste soort van schepsels die met
zoölogische welwillendheid gerekend worden boven de dieren des velds
te staan. En ... by dit alles, die koddige trots!
Ik weet zeer goed dat geestelyke en zedelyke waarde niet volstrekt
samengaat met de meer of mindere belangrykheid van het beroep,
noch daarvan afhangt. Het is begrypelyk dat menigeen om-den-wille
van z'n onderhoud zich moet tevreden stellen met 'n kostwinning,
die òf geen punten van aanraking oplevert met z'n gemoed, of zelfs
lynrecht tegen de opwellingen zyner ziel indruist. Ik laat nu daar,
in-hoe-verre deze disparatie mogelyk en te verontschuldigen is,
en stel dus niet de vraag of, byv. 'n gevoelig mensch 'n degelyk
vleeschhouwer of scherprechter wezen kan--misschien wel!--doch wáár
blyft het dat iemand die ongenoodzaakt z'n levensonderhoud zoekt in
grove of nietige bedryven, blyk geeft van 'n laag standpunt.
Wat dan te zeggen van 't ras der koprolithen, dat geheel vrywillig
verstand, hart en karakter laat braak-liggen? Al zy het nu dat de
jongeheer Pompile niet zeer zuiver de waarheid sprak, wanneer-i 'n
onnoozelen "buitenman" die 'n krieuweltje kwam koopen, verzekerde:
"dat papa zoo byzonder ryk was, en dat ze 't om den broode niet hoefden
te doen" toch hadden de jonge-lieden 'n anderen werkkring kunnen
kiezen. Maar ... dan hadden zy iets moeten leeren, zich inspannen,
en dit gedoogde noch hun fatsoen, noch hun traagheid. Arbeid en
kennis was goed voor anderen wier papa niet "zoo byzonder ryk"
was. Die heele rykdom van den oudeheer kwam neer op eenige tonnen,
'n som die bestemd was in zessen te worden verdeeld. Ze hadden dus
wel degelyk behoefte aan 'n werkkring, en twee van de zoons kozen, wat
als voorvaderlyk erfdeel voor-de-hand lag: de lappennegotie. Hiertoe
was slechts 'n klein gedeelte noodig van 't beschikbaar kapitaal dat
hoofdzakelyk in effekten belegd bleef. Hadden zy kunnen besluiten den
inventaris te ontlasten van de goederen die jaar-in jaar-uit op die
zolders lagen, dan zouden ze met nog geringer kapitaal de zaak hebben
kunnen dryven. Tot dit "opruimen" echter--waarop Dieper soms bescheiden
en rente-berekenend aandrong--waren ze niet te bewegen. Meenden zy
misschien dat die oude verkleurde lappen ooit weder den prys zouden
waard zyn, die daarvoor betaald werd vóór den bloei der Amerikaansche
katoenmarkt en der Engelsche weveryen? Ze meenden noch dit, noch iets
anders. Ze meenden niets.
De dagelyksche handel was allereenvoudigst tot het idiote
toe. Tweemalen 's jaars bestelde men "op staal" eenige duizende
stukken gedrukte katoenen. De by 't kiezen te-pas gebrachte wysheid
overstelpte onzen Wouter, die alweer angstig werd dat hy nooit, nooit,
nooit zoo ver komen zou om te weten of de burgervrouwen die zich
kleedden in gedrukt katoen, dit jaar de voorkeur geven zouden aan 'n
slangetjen of aan moesjes? Wilkens zat by zulke gelegenheden als op 'n
troon. De verhandelingen die hy hield over 't gewicht en de strekking
van 'n klein verschil in kleur of figuur, waren verpletterend. Ik
heb reeds gewezen op de rechters die in 't laatste ressort over de
vonnissen van onzen lappen-wysgeer te beslissen hadden. Toch zou hy
't zeer vreemd hebben gevonden indien men boerinnen of dienstmeiden
zitting en stem had verleend in 't koncilie dat hy prezideerde. En
... de hoogheid tegen zoo'n handelsreiziger! Het is opmerkelyk dat
de engelsche fabrikanten voor deze betrekking gewoonlyk Duitschers in
dienst nemen. Christelyker werkkring bestaat er niet. Voor dezulken is
't Evangelie van den linkerwang geschreven! Zoo'n ongelukkig wezen werd
drie, vier keeren weggezonden, voor 't m'nheer Wilkens en den jongeheer
Pompile gelegen kwam te zien welke nieuwe figuurtjes de teekenaars der
fabrieken hadden uitgedacht. Heel eindelyk begunstigde men hem met de
mededeeling dat er waarschynlyk niets zou noodig zyn. Dat men reeds
groote bestellingen gedaan had aan andere "huizen." Dat de markt
slap was, buitengewoon slap. Enz. Ten-laatste werd hy genadiglyk
toegelaten, en de zitting nam 'n aanvang. Eugène, wiens woorden
duur waren, stelde zich 't minst bespottelyk aan. De beide anderen
wedyverden in zotteklap, en de commis-voyageur beantwoordde elke op-
of aanmerking met 'n aller-beleefdsten glimlach. Hy haalde op zyn
kantoor wezen. Die Wullekes heeft je zeker niet gezegd dat we-n-in
den komkommertyd zyn, en dat je zoo'n haast niet hoefde te maken
met terugkomen? Hyzelf komt eerst zoo tegen zessen even kyken, en
nu hy weet dat er iemand is om de boodschappen aantenemen, zal-i nog
later komen, of misschien in 't geheel niet. En de jongeheeren zyn uit
... om 't mooie weer, weetje? Je moet de zaak niet zoo zwaar opnemen,
jongetje! Dan ga je-n-er onder door! Je neemt me-n-ommers niet kwalyk?
--Gut neen! Maar ik wou zoo gaarne ... m'n plicht doen, m'n
naastbyliggende plicht, weetje?
--Dáár heb ik nu zoo, wil ik maar 'ns zeggen, geen verstand van. Ik
zeg maar dat het schande-n-is dat ze-n-'n jong borssie als jy zoo'n
heelen dag op dat muffe kantoor laten zitten. Ik zeg ... 't is wind en
'n engelsche notting!
--Hè, Gerrit, ik ben den halven ochtend op-straat geweest!
--Ja, ik hoor dat je veel boodschappen hebt gedaan voor den jongeheer
Pompile. Nou, dat pleizier kan je dikwyls hebben! Hebben ze je-n-al
gezegd dat je naar de post moet, alle morgens, om den briefbesteller
optewachten? Dat 's 'n baantje voor jou, je zult het zien! 't
Zal je stuivers kosten voor 'n borrel! Want als je dàt niet doet,
kryg je de brieven niet. Ze zyn te gierig om droddebot te betalen
... vyf-en-twintig gulden in 'n heel jaar. Daarvoor kan jy dan staan
blauwbekken in de kou ... als 't winter is, meen ik. Zeg eens, heeft
Dieper je-n-al gesproken over inkasseeren? Want ... als ik styf van
rimmetiek ben, komt dat voor je rekening. En ... als je niet handig
bent met geld, kan dat baantje je veel kosten. Je begrypt wel ... wat
er te-kort komt, leg je-n-er by. Ja, ja, je moet niet denken dat je
hier voor je pleizier bent! Ik heb hier al prinsjesdagen beleefd in
alle saizoenen van 't heele goddelyke jaar, en daarom ... nu ben ik
styf van 't rimmetiek. 't Kan je-n ook gebeuren. Zoodat ik maar zeggen
wil dat je-n-in de komkommerdagen niet zoo yverig hoeft te wezen. Je
bent immers ook maar 'n loontrekkend dienaar, net als ik, niet waar,
en zult dus ook niet graag meer doen dan noodig is? Geen mensen die
er je voor dankt, jongen, en wie z'n eigen doodwerkt, wordt onder
de galg begraven. Komaan, laat dat vegen nu maar blyven. O, als je
alles doen zou wat die Wullekes je zegt ... nou!
Als ys viel deze zonderlinge Gerritsche filosofie onzen Wouter op
't gemoed. Beschaamd sloot-i den zolder, en begaf zich naar beneden
met Gerrit, die hem verzocht niet te verklappen dat-i op den bovensten
zolder geweest was. Want, zeid-i:
--Dan sturen ze m'n op boodschappen uit. En daar ik styf van rimmetiek
ben ... kyk, m'n duim is er krom van, en dus ... loopen kan ik niet,
dat zieje wel!
Op 't kantoor gekomen, sloeg de knecht 'n klein register op, waarin
de vervaldagen van wissels en acceptatien genoteerd stonden.
--Zieje, juist wat ik dacht! Morgen is er 'n smerig papiertjen in
den Jodenhoek. Nu, dáár zal je pleizier van hebben! Die smous zal
wel gauw merken dat je-n-'n onnoozel bloedje bent, want ... je
ziet er naar uit. Als je-n-er beneden den daalder afkomt, mag je
van geluk spreken. Daar komt waarachtig Wullekes al ... zeker heeft
z'n vrouw hem de deur uitgejaagd, maar zy is even mal als hy, met 'r
prinsessen. Ze heeft 'reis in den Haag 'n prinses gezien, en daarvan
praat ze-n-altyd. Allemaal wind en 'n engelsche notting. Die Wullekes
... hoor eens, als-i naar me vraagt ... zeg maar dat je niks van me
weet, en dat ik styf ben van rimmetiek, weetje, want ... ik ga na de
keuken om m'n kommetje thee te drinken, 't Zal wel koud wezen, maar
... ik moest toch 'reis even zien wie daar na 't zolder liep. Jawel,
hy is het ... dat kan ik altyd precies hooren aan 't openhalen van
de achterdeur. Hy heeft ruimte noodig voor 'n heel peloton ... ik
ben serjant geweest, weetje, by de Burgerwacht in anno zooveel!
En Gerrit vertrok. Z'n zonderlinge toespraken hadden dit goede,
dat Wouter--zooals de lezer misschien--er niet veel van begreep,
en dus iets te denken kreeg. De vreemde opvatting van plicht, die
den ouden knecht ... iets minder van andere knechts onderscheidde dan
wenschelyk was, verraste hem. Droddebot? Wat's dàt voor 'n ding? En:
'n "smerig papiertje" dat hem 'n daalder zou kunnen kosten ... wat kon
dit zyn? Vanwaar zou die daalder komen? Waren dàt de emolumenten van
z'n nieuwe betrekking? Heel gaarne had-i m'nheer Wilkens om inlichting
gevraagd, doch sedert z'n struikelen over Mozes by 't Doornbosch durfde
Wouter dat grimmig orakel niet naderen. Bovendien, hy werd weer aan
't plakken van gekleurde lappen op karton gezet, en dezen arbeid
legde hem Wilkens met zooveel vertoon van stichtelyken ernst op,
dat hy 't niet waagde iets anders aanteroeren. Hy plakte z'n lappen,
en zweeg en mymerde, en betreurde z'n boeken op den Zeedyk. Nog 'n
beetje maar, en Motto zou hem de gedaante vertoonen van 'n beminnelyken
beschermengel die wegzinkt in de nevelen van 't verleden, en waarnaar
de verlatenen reikhalzend maar vruchteloos de armen uitstrekt.
Armoediger kon 't met z'n zieltje niet geschapen staan, meent men?
Wie weet! Lieve-god, het wordt nog erger.
Kwajongens. Vloermat-meditatien. Een onhebbelyke
barbier en 'n benyd vogeltje. Treffende opmerkingen over
vergankelykheid. Champollion. Handel! Onverwachte verandering van
'n geminacht briefje in wichtige dukatons.
Of 't veroorzaakt werd door de byzondere styfte van z'n rhumatiek, zou
ik niet durven zeggen, maar zeker is het dat Gerrit 'n eigenaardige
manier had om uitheemsche woorden onkenbaar te maken. Droddebot,
byv. beteekende: droit de boîte, hetgeen zooveel zeggen wilde als
het recht om de brieven te doen afhalen van 't postkantoor. De
briefbestellery liet in Wouter's tyd veel te wenschen over, en veel
kooplieden kozen dit middel om zich onafhankelyk te maken van den duur
en 't gewicht der konfidentien die de zeer ongevleugelde boden des
handels gewoonlyk met hun straatvrinden hadden te wisselen. In dit
alles zal nu wel verandering hebben plaats gevonden, vooral omdat de
post meermalen daags aankomt. In Wouter's tyd, en lang daarna nog,
werd de zoogenaamde "fransche, duitsche en engelsche post" slechts
twee keeren 's weeks uitgereikt. Binnenlandsche brieven niet meer
dan eenmaal daags, en wel des-morgens. Het afhalen der brieven voor
de kantoren die droit de boîte hadden, behoorde natuurlyk tot de
funktien van de "jongste-bedienden" 'n soort van loopjongetjes die in
twee opzichten zeer typelyk verschilden van leerlingen op 'n ambacht:
ze leerden niets, en waren onbezoldigd. Sommige handelshuizen wisten
't misbruiken van zulke knapen te verheffen tot systeem, door zóóveel
allerjongste bedienden te houden dat ze daarmee het bezoldigen van
'n volwassen persoon konden uitwinnen. Zoodra zulke jongeluî begonnen
aanspraken te gronden op 't verouderen van hun doopceel, gaf men hun
den raad die ontkiemende eerzucht te doen wortelen in anderen bodem.
Wat nu overigens dat fameuze droit de boîte aangaat, er waren ook
handelshuizen die wel gaarne hun korrespondentie iets vroeger ontvingen
dan de slakkengang der bestellers toeliet, maar toch niet genegen waren
de daarvoor vastgestelde belasting te betalen. Ze vonden een probaten
maatregel uit, hoofdzakelyk gegrond op de overweging dat de tyd van
'n onbezoldigden jongste-bediende geen geld reprezenteert. Zoo'n
kereltje moest in de nabyheid van 't postkantoor den besteller
afwachten, en hem overhalen om de voor "m'nheer" of "de heeren"
aangekomen brieven op-straat aan hem aftegeven. Dewyl nu noch het uur
van aankomst der post, noch de tot het sorteeren noodige tyd stipt
kon bepaald worden, moest hy om zeker te zyn dat de besteller hem
niet ontsnapte, altyd véél te vroeg daar wezen. Het natuurlyk gevolg
hiervan was dat zich elken ochtend 'n klubjen onrype jongeheertjes naby
't postkantoor samenkluwde. By slecht weer was 't vereenigingspunt in
de cour der inrichting. En hier werd veel kwaads uitgebroed, want in
geen stadium, klasse of ontwikkelingsperiode vertoont zich de Mensch
leelyker dan in die van halfwassen jongeling, 'n leeftyd die door de
eene helft van ons geslacht moest kunnen overgewipt worden. Al wat
de Maatschappy oplevert, staat in rang boven hen: kinderen, meisjes,
vrouwen, mannen, grysaards, jonkers, prinsen, soldaten, sjouwerluî,
ambachtslieden ... alles, tot publieke vrouwspersonen toe. Zyzelf
zyn de eenigen die dit niet weten, en staan verbaasd als 'n wezenlyk
mensch blyk geeft van den misselyken indruk dien ze op hem maken.
Maar wèl had het moeten bekend zyn aan de heeren Kopperlith, vader en
zoons. En misschien wisten zy 't. Maar dit belette niet dat Wouter,
toen-i den eersten avend van den belangryken handelsdag dien ik
trachtte te beschryven, verlof ontving om naar-huis te gaan, van
m'nheer Wilkens het bevel meekreeg, den volgenden morgen voor-i op
't kantoor kwam, zich aantemelden by m'nheer Pompile "die hem zou
onderrichten in z'n verplichtingen omtrent de post."
--Zieje wel, Stoffel, riep z'n moeder, ze hebben allerlei voor
hem te doen! Net zooals de dokter zei: 'n jong-mensch moet veel
werken. Precies wat ik altyd zeg. Veel werken is de boodschap. Zorg
nu vooral, Wouter, dat je-n-op je tyd daar bent, en laat vooral die
m'nheer ... hoe heet-i ook?
--M'nheer Pompile, moeder.
--Nu ja, de naam doet er niet toe. Ik meen maar dat je zorgt op je
tyd te wezen. Wat zou je-n-er van zeggen als je dat nu eens opschreef?
--Ik zal 't wel onthouden, moeder.
--Schryf 't liever op. Waartoe dient anders je boek? Ik heb 't je
dáárvoor gegeven, jongen!
Met of zonder opschryven dan, reeds om zeven uur schelde Wouter aan
't huis met spiegelglas. De meid zei dat m'nheer nog niet op was,
en vergunde hem plaats te nemen op de vloermat ... daar stond-i! Wie
myner lezers weet hoe lang 'n minuut is? Nu, dàt wist de friesche
klok die daar in de gang Wouter stond gezelschap te houden met z'n
tik ... tik, en om de zooveel tikjes 'n zwaarder tik! Dan versprong de
groote wyzer als met 'n zenuwachtig schrikje, en met saaie volharding
zette de sekondeslinger z'n eentonige reis voort: aktie, reaktie,
tik, tik ... die klok verveelde zich niet! En 't ding stond op vier
zwarthouten ballen, en hoefde niet te verwisselen van zwaartepunt of
heup. Wouter wel. Dan rustte hy links, en dan weer rechts, dat is:
hy rustte niet. Men begrypt dat z'n naast-byliggende plicht niet
toeliet tegen den wand te leunen in 't huis van z'n patroon. Z'n
enkels, knieën, heupen en ruggegraat ...
Tik, tik, zei de klok. Ja juist, zoo-iets voelde hy in al z'n
leden. Geen Demosthenes kon 't juister uitdrukken.
Er werd gescheld. Met z'n gewone zucht om te helpen opende Wouter de
deur. De meid die niet zeer spoedig en zonder haast kwam aansloffen,
bedankte hem in 't minst niet. Wouter mocht getuige zyn van haar
verzekering dat ze geen schuurzand noodig had--want het was 'n
trafikant in dit handelsartikel, die zich aanmeldde--en dit verschafte
hem wat afleiding. Hy hoopte dat men nògeens schellen zou.
Waarlyk, dit geschiedde, en zelfs nog geen vol kwartier daarna. Een
melkboer! Deze verhaalde iets aan de meid over 't weer, en Sientje was
van zyn gevoelen, maar zei er by dat mevrouw niet tevreden was over
z'n melk, waarop de man iets antwoordde. 't Onderhoud was ... zeer
onderhoudend, maar voor Wouter wat kort. Tik, tik, zei de klok weer.
Nog andere menschenvrienden kwamen by lange tusschenpoozen de
welsprekendheid van die klok afbreken, en Wouter had ze wel willen
kussen. Heel eindelyk schelde de barbier. Ook deze werd uitgenoodigd
te wachten tot "m'nheer òp zou zyn."
--Dat doe-n-ik niet, zei de man. Ik kan al m'n andere klanten niet
laten wachten op één van 'n stooter in de week!
En hy ging. Wat 'n brutale barbier! Zeker, 't was afkeurenswaardig,
't Was ruw, ongemanierd ... o ja! Maar toch betrapte zich Wouter op
de verzuchting:
--Och, misschien zou 't beter voor me zyn, barbier te worden dan in
den handel te blyven.
De ondankbare! Juist immers toen hy zich aan dezen wreveligen indruk
overgaf, vernam-i schreden van iemand die in 't achtereind van de gang
de trap scheen aftekomen. De Heer was naby, of ... de jongeheer Pompile
toch. Hy vertoonde zich in z'n kamerjapon, en werd Wouter gewaar.
--Ah ... zoo? Ja, juist! Je bent daar? Heel goed! Wilkens heeft je
zeker gezegd ... heel goed, heel goed! Weet je wat je doet? Je moet
zoo goed wezen ... even te wachten.
M'nheer Pompile verdween in de suite, en de klok was weer aan 't woord.
Had Wouter maar niet zoo'n pyn in z'n lenden gehad, hy zou wel
in-staat geweest zyn, gedachten te borduren op 't kanevas van dat
eentonig geluid. Maar stoffelyke aandoening belemmerde hem in 't
aan-eenknoopen van z'n indrukken. Hy voelde zich suf en machteloos,
't Was om neertevallen.
Na slechts drie-kwartier kwam m'nheer Pompile weer tevoorschyn uit
de suite, waar-i ontbeten had. In 't voorbygaan droeg hy Wouter op,
de goedheid te hebben even te wachten omdat-i zich nu ging kleeden
... tik, tik!
Alweer 'n afleiding. De meid scheen in de suite geroepen, want ze kwam
haastig aanloopen, en opende de deur van dat vertrek. Wouter mocht
vernemen hoe mevrouw haar meedeelde dat er vandaag 'n kanarievogeltje
zou gebracht worden, en:
--Als 't komt, Sientje, breng 't vooral terstond binnen!
Dit beloofde de meid. Wat moest nu Wouter bepeinzen? De
onafhankelijkheid van dien barbier had hem verlokt tot 'n rudiment van
weerspannigheid. Vorderde nu de konsekwentie dat-i verviel in dolle
yverzucht op dat bevoorrecht vogeltje? Misschien wel. Zuinigheid
op z'n aandoeningen zou misplaatst geweest zyn, al ware het hierom
alleen wyl ze van alles wat-i hier te zien en te aanschouwen kreeg,
het duurzaamst blyken zouden. M'nheer Pompile is ter-zyner-tyd zoo
goed moeten wezen te sterven. Ook zoo'n kanarievogel leeft maar kort,
en laat geen andere leegte na dan twee duim kubiek in z'n kooitje. Het
beestje had lang uitgetjilpt voor Wouter de lessen van onafhankelykheid
leerde ontberen, die hy nu nog--ter-loops, maar gretig toch--opving van
'n barbier. En ook deze chirurg is ter-ziele. Hopen wy dat de Hemel
hem niet gesloten bleef, omdat hy oorzaak was dat m'nheer Pompile's
baard gevaar liep 'n dag langer te zyn dan anders te verwachten is
van zestien welgetelde duiten scheerloon in de week. Zooveel namelyk
bedroeg de "stooter" waarvan we zoo-even iets vernamen als bydrage
tot de Lukullische weelderigheid van den jongeheer Pompile.
Al die dingen zyn dus weggewischt, uitgewreven, vergaan. En nog steeds
leven er gedachten van Wouter ... aere perenniores! 't is mogelyk
dat die klok nog altyd hier-of-daar z'n tikkende loopbaan voortzet,
en dat er nog altyd 'n huis staat met vensters van spiegelglas,
op de Leliegracht--deftige zy, héél deftige zy--maar wat beteekent
dit in vergelyking met 'n hoofdstuk uit de zielegeschiedenis van 'n
mensch? Huizen en klokken zullen voorbygaan, maar niet voorbygaan
zullen de uitvloeisels der gemoedsbitterheid van iemand die daar
de gelukzaligheid staat te benyden van 'n opgesloten vogeltje dat
terstond mocht binnenkomen als 't zich aanmeldde. Toch gis ik dat
Wouter niets of niemand benydde. Hy was er te moê toe, en werd te
zeer bezig-gehouden door 't spit in den rug.
Daar werd zoowaar de jongeheer Pompile weer zichtbaar, nog altyd
ongekleed.
--Zoo, sta je daar nog? Ja ... zoo ... hoor eens! Weet je wat je
doet? Je moet eens zoo goed wezen, gauw 'n barbier voor me te halen.
Die lieve goeie Pompile! Hy vergunde Wouter zich eens te bewegen. Deze
vervulde z'n naastbyliggend plichtje met yver en dankbaarheid. Toen-i
het verlangde gevonden en binnengeleid had, nam-i z'n vorig domicilie
op de vloermat weer in, en verstond heel duidelyk wat de klok zei:
--Zoo, ben je daar wéér? Ik ben er nòg ... tik ... tik!
De installatie by 't postkantoor geschiedde wel niet met plechtigheid,
maar toch met al de bereddering die de jongeheer Pompile gewoon was
toetepassen op de nietigheden waarmed-i zich gewoonlyk bezighield.
--Kyk, je moet nu eens zoo goed wezen hier te komen staan,
alle morgens! En dan houd je 't postkantoor in 't oog. En als
ze dan uitkomen--de bestellers, weetje?--dan let je goed op. En
je loopt ze na. En je vraagt de brieven voor de heeren Ouwetyd &
Kopperlith. Maar je moet dat niet vragen hier vlak voor 't kantoor,
want als de direkteur het ziet, dan worden ze gestraft ... omdat
het verboden is, weetje? Je loopt ze na, daar in die steeg, en
als ze je-n-'n fooi vragen, of 'n borrel--want dit doen ze ...
gemeen volk!--dan zeg je maar dat je ... neen, dan zeg je niets. Of
je zegt maar ... dat je de brieven vraagt voor de heeren Ouwetyd &
Kopperlith. Zóó moet je zeggen! En 'n fooi? "Met nieuwejaar" kan je
wel zeggen, maar zeg niet dat ik 't gezegd heb, want dan verwachten
ze te veel. Onbescheiden volk, weetje? Kyk, daar komen ze! Nu zal
ik je wyzen wie onze buurt heeft. Daar, dáár, die magere met z'n
dikken neus en slobkousen ... dàt is-i! Zeg hem dat-i nog pas gister
'n stuiver van me gehad heeft, en dat-i je de brieven geeft voor de
heeren Ouwetyd & Kopperlith, zóó moet je zeggen!
Wouter liep den aangewezene na, en haalde hem weldra in. De man,
die hem niet kende, wees hem stug af. Maar de deftige m'nheer Pompile
stond op 'n afstand te wenken en te telegrafeeren, met dit gevolg dat
Wouter zich kon beschouwen als formeel voorgesteld aan den mageren
besteller met den dikken neus en de slobkousen. Er was inderdaad iets
aangekomen voor 't huis Kopperlith. Deze of gene winkelier in een der
provincien scheen behoefte te hebben aan 'n krieuweltje. Wouter kwam
zegevierend met den brief aanloopen op 't kantoor waar-i 't eerwaardig
sanhedrin van z'n patroons reeds vergaderd vond, Pompile meegerekend
die, na 't overseinen van Wouter's geloofsbrieven, zich gehaast had
de gemeene steeg te verlaten, welker duisterheid gewoonlyk het geknoei
met die brieven medeplichtig beschaduwde.
Onze jongste-bediende werd nu met de noodige aanbevelingen tot "net
werken" aan 't kopieeren gezet van 'n paar brieven. De jongeheer
Pompile Kopperlith maakte gebruik van den komkommertyd, om eenige
debiteuren die wat achterlyk waren, aan betaling te herinneren. 't
Een-of-ander genie uit den voortyd had deze bezigheid vereenvoudigd
door 't vaststellen van drie formulieren die elkander opvolgden in
graden van nadrukkelykheid. Formulier één: beleefd. De aanzuivering was
waarschynlyk den zeer geachten handelsvriend door 't hoofd gegaan, en
de heeren O. & K. konden niet nalaten deze gelegenheid aantegrypen om
"uwe zoo byzonder vereerde firma" hiernevens 'n paar stalen aantebieden
van onbegrypelyk-pryswaardige diemet. Formulier twéé: de--nog altyd
eenigszins geachte--vriend verloor uit het oog dat de pryzen à comptant
waren berekend, en ofschoon men zoo byzonder gaarne zaken met hem deed,
was men wel genoodzaakt ditmaal ... enz. Géén stalen. Derde formulier:
binnen acht dagen solide remise, of anders ... enz.
Wouter bewonderde de bekwaamheid van z'n chef, die zoo precies wist
hoe men al die menschen moest toespreken. Toch was 't kopieeren van
die korte briefjes weldra afgeloopen, en hy werd weer aan 't plakken
van z'n stalen gezet.
--En ... zouden wy hem nu maar niet met-een de letters van 't woord
laten leeren? vroeg Pompile aan Wilkens.
Er scheen iets vreeselyks in dit voorstel te liggen, want Wilkens
keek ontsteld op.
--M'nheer!
--Ja, denk je niet? Me dunkt dat ...
--Maar ... m'nheer!
Al had Pompile voorgesteld het jonge-mensch te villen of te skalpeeren,
de schrik van Wilkens kon niet grooter geweest zyn.
--Maar, m'nheer! Dit zou, onder uw welnemen, verbazend onvoorzichtig
zyn!
--Hé, dacht je dàt?
--M'nheer, ik kan u plechtig verzekeren dat ik reeds drie jaar by
de zaken was, voor men my de letters van 't woord wees! Men moet
jonge-menschen niet over 't paard ligten, m'nheer! De verwaandheid
komt er gauw genoeg in, m'nheer!
--Nu, zooals je wilt, Wilkens. Ik had er zoo diep niet over nagedacht,
weetje?
Dit was de zuivere waarheid, en wel de waarheid eens-voor-al, want de
jongeheer Pompile dacht nooit diep na. Maar in het tegenwoordig geval
zou z'n ligtzinnigheid--als-i niet bekleed ware geweest met den rang
van patroon--onvergeeflyk zyn voorgekomen aan m'nheer Wilkens. De lezer
zal dit beseffen zoodra hy weet dat de zeer belangryke zaak neerkwam
op de vraag of men Wouter reeds nu zou inwyden in de geheimzinnige
teekens waarmee de heeren Ouwetyd & Kopperlith de inkoopspryzen hunner
goederen op de etiketten wisten uittedrukken. Er behoorde veel toe
om deze teekens grif te verstaan. Meer nog om 't vertrouwen waard te
zyn, dat men dit geheim ongeschonden bewaren zou, en volgens m'nheer
Wilkens was Wouter nog lang zoo ver niet. Glansryk was de triumf van
den oud-gediende tegen den onvoorzichtigen jongeheer Pompile die,
zonder zyn raad, dat jonge-mensch zoo maar op-eens 't licht zou
vertoond hebben dat den tabernakel van 't kantoor omluisterde. Maar
de zegepraal van den kleingeestigen grysaard was niet volkomen, voor
Wouter-zelf 't bewustzyn van z'n voorloopige uitsluiting terdeeg
geslikt had. Want deze begreep niet wèlk woord en wèlke letters
te heilig werden beschouwd voor z'n nuchter verstand, onbeproefde
eer en geringe verdienste. Wilkens merkte de door hem opgeplakte
stalen met nummers, en zette daaronder de diepzinnige hierogliefen,
waarover hy 'n vraag wist uittelokken om aanleiding te hebben tot
het verpletterend antwoord:
--Dàt past je nog niet! Dat past je volstrekt niet! Vraag dáár eens
na, als je-n-'n half-dozyn jaren behoorlyk gewerkt hebt, of ... langer!
Het vooruitzicht was prachtig. Het spreekt vanzelf dat Wouter
hevige begeerte voelde naar de vrucht van een zoo aptytelyk verboden
boom. Reeds den volgenden dag ontcyferde hy met geringe inspanning,
door 'n beetje vergelyking, de beteekenis van die geheimzinnige
letters. Daar hy--uit voorzichtigheid of konscientie--'t aldus weldra
gevonden heiligwoord niet in z'n zakboek heeft opgeschreven, kan ik
het den lezer niet meedeelen. Met Pompile's baard en vensterglas,
met de krieuweltjes en de wittegrondjes-driekleur, is deze mysterie
onopstandelyk ten-grave gedaald, 'n gaping in myn verhaal waarvoor
ik verschooning vraag.
By 't schetsen van al deze nietigheden, waarby ik de waarheid zoo
trouw mogelyk tracht naby te blyven, kan ik my niet onthouden van de
vrees dat sommigen my verdenken van overdryving. Deze beschuldiging
tegen 'n schryver is gewoonlyk een kenmerk van oppervlakkigheid,
en byna altyd ongegrond. Hoogstens zou men recht hebben de wyze van
behandeling aftekeuren, de manier van voorstellen, en de door hem
uit de feiten afgeleide gevolgtrekkingen. Overdryving in 't schetsen
van die feiten-zelf is nagenoeg onmogelyk, want de graad waartoe
menschelyke dwaasheid kan afdalen, is voor den boosaardigsten artist
onbereikbaar. Waar deze dwaalt, ligt de fout aan z'n onbekwaamheid
in 't nateekenen, in 't verkeerde van de voorstelling, niet in
overdryving. Dat er onder 't half-dozyn personen waarmee Wouter hier
in aanraking kwam, geen enkele was die zich verheffen kon boven 't
àllerlaagste peil van verstand en hart, mag slechts vreemd voorkomen
aan wie de Maatschappy niet tot 'n onderwerp van studie gemaakt
heeft. Myn schets is wáár. En zelfs behoef ik me niet te beroepen op de
bekende spreuk: que le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable,
om te betoogen dat deze waarheid ditmaal geenszins in-stryd is met
waarschynlykheid. Wie dit begrypen wil, hebbe slechts nategaan wat er
door wezens als de hier bedoelde, levenslang is uitgericht? Wat hun
wenschen waren, hun neigingen, bezigheden, geestelyke behoeften? Hoe
hun opleiding geweest was ... dit doet er minder toe, maar: met welke
opleiding zy volkomen tevreden waren? Nooit kwam het in hen op dat ze,
wèl beschouwd, behoorden tot de laagste soort van schepsels die met
zoölogische welwillendheid gerekend worden boven de dieren des velds
te staan. En ... by dit alles, die koddige trots!
Ik weet zeer goed dat geestelyke en zedelyke waarde niet volstrekt
samengaat met de meer of mindere belangrykheid van het beroep,
noch daarvan afhangt. Het is begrypelyk dat menigeen om-den-wille
van z'n onderhoud zich moet tevreden stellen met 'n kostwinning,
die òf geen punten van aanraking oplevert met z'n gemoed, of zelfs
lynrecht tegen de opwellingen zyner ziel indruist. Ik laat nu daar,
in-hoe-verre deze disparatie mogelyk en te verontschuldigen is,
en stel dus niet de vraag of, byv. 'n gevoelig mensch 'n degelyk
vleeschhouwer of scherprechter wezen kan--misschien wel!--doch wáár
blyft het dat iemand die ongenoodzaakt z'n levensonderhoud zoekt in
grove of nietige bedryven, blyk geeft van 'n laag standpunt.
Wat dan te zeggen van 't ras der koprolithen, dat geheel vrywillig
verstand, hart en karakter laat braak-liggen? Al zy het nu dat de
jongeheer Pompile niet zeer zuiver de waarheid sprak, wanneer-i 'n
onnoozelen "buitenman" die 'n krieuweltje kwam koopen, verzekerde:
"dat papa zoo byzonder ryk was, en dat ze 't om den broode niet hoefden
te doen" toch hadden de jonge-lieden 'n anderen werkkring kunnen
kiezen. Maar ... dan hadden zy iets moeten leeren, zich inspannen,
en dit gedoogde noch hun fatsoen, noch hun traagheid. Arbeid en
kennis was goed voor anderen wier papa niet "zoo byzonder ryk"
was. Die heele rykdom van den oudeheer kwam neer op eenige tonnen,
'n som die bestemd was in zessen te worden verdeeld. Ze hadden dus
wel degelyk behoefte aan 'n werkkring, en twee van de zoons kozen, wat
als voorvaderlyk erfdeel voor-de-hand lag: de lappennegotie. Hiertoe
was slechts 'n klein gedeelte noodig van 't beschikbaar kapitaal dat
hoofdzakelyk in effekten belegd bleef. Hadden zy kunnen besluiten den
inventaris te ontlasten van de goederen die jaar-in jaar-uit op die
zolders lagen, dan zouden ze met nog geringer kapitaal de zaak hebben
kunnen dryven. Tot dit "opruimen" echter--waarop Dieper soms bescheiden
en rente-berekenend aandrong--waren ze niet te bewegen. Meenden zy
misschien dat die oude verkleurde lappen ooit weder den prys zouden
waard zyn, die daarvoor betaald werd vóór den bloei der Amerikaansche
katoenmarkt en der Engelsche weveryen? Ze meenden noch dit, noch iets
anders. Ze meenden niets.
De dagelyksche handel was allereenvoudigst tot het idiote
toe. Tweemalen 's jaars bestelde men "op staal" eenige duizende
stukken gedrukte katoenen. De by 't kiezen te-pas gebrachte wysheid
overstelpte onzen Wouter, die alweer angstig werd dat hy nooit, nooit,
nooit zoo ver komen zou om te weten of de burgervrouwen die zich
kleedden in gedrukt katoen, dit jaar de voorkeur geven zouden aan 'n
slangetjen of aan moesjes? Wilkens zat by zulke gelegenheden als op 'n
troon. De verhandelingen die hy hield over 't gewicht en de strekking
van 'n klein verschil in kleur of figuur, waren verpletterend. Ik
heb reeds gewezen op de rechters die in 't laatste ressort over de
vonnissen van onzen lappen-wysgeer te beslissen hadden. Toch zou hy
't zeer vreemd hebben gevonden indien men boerinnen of dienstmeiden
zitting en stem had verleend in 't koncilie dat hy prezideerde. En
... de hoogheid tegen zoo'n handelsreiziger! Het is opmerkelyk dat
de engelsche fabrikanten voor deze betrekking gewoonlyk Duitschers in
dienst nemen. Christelyker werkkring bestaat er niet. Voor dezulken is
't Evangelie van den linkerwang geschreven! Zoo'n ongelukkig wezen werd
drie, vier keeren weggezonden, voor 't m'nheer Wilkens en den jongeheer
Pompile gelegen kwam te zien welke nieuwe figuurtjes de teekenaars der
fabrieken hadden uitgedacht. Heel eindelyk begunstigde men hem met de
mededeeling dat er waarschynlyk niets zou noodig zyn. Dat men reeds
groote bestellingen gedaan had aan andere "huizen." Dat de markt
slap was, buitengewoon slap. Enz. Ten-laatste werd hy genadiglyk
toegelaten, en de zitting nam 'n aanvang. Eugène, wiens woorden
duur waren, stelde zich 't minst bespottelyk aan. De beide anderen
wedyverden in zotteklap, en de commis-voyageur beantwoordde elke op-
of aanmerking met 'n aller-beleefdsten glimlach. Hy haalde op zyn
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 20
- Parts
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 01Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4413Total number of unique words is 152538.6 of words are in the 2000 most common words54.5 of words are in the 5000 most common words60.9 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 02Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4605Total number of unique words is 144140.2 of words are in the 2000 most common words54.1 of words are in the 5000 most common words59.6 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 03Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4411Total number of unique words is 160337.1 of words are in the 2000 most common words50.9 of words are in the 5000 most common words57.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 04Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4612Total number of unique words is 173733.1 of words are in the 2000 most common words45.3 of words are in the 5000 most common words52.3 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 05Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4460Total number of unique words is 163935.7 of words are in the 2000 most common words48.9 of words are in the 5000 most common words55.7 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 06Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4487Total number of unique words is 155738.6 of words are in the 2000 most common words53.9 of words are in the 5000 most common words60.3 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 07Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4614Total number of unique words is 154639.7 of words are in the 2000 most common words54.6 of words are in the 5000 most common words60.8 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 08Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4588Total number of unique words is 152338.3 of words are in the 2000 most common words53.4 of words are in the 5000 most common words60.4 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 09Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4476Total number of unique words is 148941.0 of words are in the 2000 most common words56.7 of words are in the 5000 most common words62.0 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 10Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4481Total number of unique words is 167636.6 of words are in the 2000 most common words51.1 of words are in the 5000 most common words57.7 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 11Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4555Total number of unique words is 159939.8 of words are in the 2000 most common words55.8 of words are in the 5000 most common words63.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 12Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4647Total number of unique words is 143542.1 of words are in the 2000 most common words57.7 of words are in the 5000 most common words65.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 13Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4648Total number of unique words is 155938.9 of words are in the 2000 most common words54.6 of words are in the 5000 most common words61.6 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 14Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4536Total number of unique words is 156639.5 of words are in the 2000 most common words54.2 of words are in the 5000 most common words62.0 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 15Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4508Total number of unique words is 148536.6 of words are in the 2000 most common words50.1 of words are in the 5000 most common words56.5 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 16Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4483Total number of unique words is 162238.2 of words are in the 2000 most common words53.3 of words are in the 5000 most common words60.4 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 17Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4522Total number of unique words is 140638.5 of words are in the 2000 most common words52.3 of words are in the 5000 most common words58.9 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 18Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4566Total number of unique words is 150937.7 of words are in the 2000 most common words51.8 of words are in the 5000 most common words59.9 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 19Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4532Total number of unique words is 159336.3 of words are in the 2000 most common words51.7 of words are in the 5000 most common words58.7 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 20Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4425Total number of unique words is 173931.8 of words are in the 2000 most common words46.3 of words are in the 5000 most common words53.4 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 21Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4594Total number of unique words is 171136.8 of words are in the 2000 most common words50.2 of words are in the 5000 most common words57.3 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 22Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4494Total number of unique words is 156237.5 of words are in the 2000 most common words51.3 of words are in the 5000 most common words59.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 23Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4465Total number of unique words is 151037.9 of words are in the 2000 most common words52.3 of words are in the 5000 most common words59.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 24Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4503Total number of unique words is 159138.2 of words are in the 2000 most common words53.3 of words are in the 5000 most common words60.6 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 25Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4543Total number of unique words is 161837.8 of words are in the 2000 most common words52.6 of words are in the 5000 most common words60.7 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 26Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4910Total number of unique words is 139244.4 of words are in the 2000 most common words59.6 of words are in the 5000 most common words67.1 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 27Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4854Total number of unique words is 147541.7 of words are in the 2000 most common words56.3 of words are in the 5000 most common words62.7 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 28Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4992Total number of unique words is 133244.0 of words are in the 2000 most common words60.7 of words are in the 5000 most common words66.3 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 29Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4830Total number of unique words is 152239.7 of words are in the 2000 most common words54.8 of words are in the 5000 most common words61.6 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 30Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4655Total number of unique words is 158437.1 of words are in the 2000 most common words52.9 of words are in the 5000 most common words60.2 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 31Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 4594Total number of unique words is 160838.6 of words are in the 2000 most common words52.7 of words are in the 5000 most common words60.3 of words are in the 8000 most common words
- De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 32Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.Total number of words is 16Total number of unique words is 1559.9 of words are in the 2000 most common words73.1 of words are in the 5000 most common words73.1 of words are in the 8000 most common words