De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 14

Total number of words is 4536
Total number of unique words is 1566
39.5 of words are in the 2000 most common words
54.2 of words are in the 5000 most common words
62.0 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
voorwerp trok z'n oogen tot zich, dat hem 'n voorwendsel aan de hand
deed om iets anders te denken dan: "in den handel, in den handel,
ik ben hier in den handel!"
Van-tyd tot-tyd verwaardigde zich een der dienstboden in de keuken,
naast de onderaardsche gang die naar 't magazyn liep, eenig geruisch te
maken. En telkens liet dan Wouter zich afglyden van z'n krukjen, om al
wat er zou binnentreden, met de noodige beleefdheid te groeten. Maar er
kwam niemand, en Wouter besteeg z'n troontje weer. Toch zorgde hy z'n
hoed in de hand te houden, om terstond gereed te zyn tot het aannemen
van 'n groetende pozitie, àls er eens tenlaatste in die onbehagelyke
eenzaamheid iemand te voorschyn kwam. Op den greenenhouten vloer
bemerkte hy indrukken van voetstappen. Dáár glinsterde de gepolyste
moet van 'n rechts-om-keert-beschryvenden hak ... hoe heette ook de
man dien-i had hooren noemen by de Holsma's, de man op dat eiland,
die zoo verschrikte by 't ontwaren van menschelyke voetstappen? Och,
in deze wildernis ...
Aan den wand hingen hier-en-daar bundels papieren, onder bescherming
van kartonnen bladen die allerlei opschriften droegen, welke Wouter
verlegen maakten. Daar waren Cognossementen, Fakturen, Vrachtbrieven,
en zelfs: Diverse Nota's. En die opschriften waren omgeven van 'n
gekoperdrukten rand vol bloemen, rankwerk, hoornen van overvloed en
allerlei krullen, welk bywerk beheerscht werd door 'n spiernaakten
Merkurius, die op wolken zat, en heel pedant neerkeek op de epigrafen
en de weelderige arabesken aan den rand. De wolken waren gemerkt O &
K, No ... later in te vullen by eventueel gebruik.
--Dat is de god des Koophandels, dacht Wouter. Zou nu zoo'n god ook
begonnen zyn met leerlingetjen op 'n kantoor te worden? Hoe leî
men het toch aan in 't oude Griekenland, om iets te worden in de
wereld? O, ik weet wel dat die fabelleer gekheid is, maar de luî die
zulke geschiedenissen uitdachten, moeten zich toch 'n voorstelling
gemaakt hbben van 't begin der zaken. Van wie had die Merkurius
rekenen geleerd? Dáármee toch moet men aanvangen. Ik zal goed oppassen
... kapitaal staat tot kapitaal, gelyk interest tot interest ... dàt
geeft dàt, wat geeft dàt? En dan vermenigvuldigen. En dan deelen met
het voorste. En als er breuken zyn ... lastig is 't, nu ja, maar
ik zoek den algemeenen noemer. Ja, ja, ik zal goed m'n best doen,
zooals de dokter gezegd heeft ...
Daar werd weer gestommeld in de gang. Misschien zette een der meiden
'n "luiwagen" buiten de keuken. Of ze smeet 'n "varken" de deur uit ...
Wouter zette zich in postuur voor dien luiwagen, en voor dat varken, en
voor de meid die er over baasde. Helaas, nog altyd kwam er niemand. Hy
had nog niets "in den handel" verricht, nog geen enkele evenredigheid
opgelost, geen noemer bruikbaar gemaakt voor 'n heel ristje breuken
tegelyk, en toch ... hy was vermoeid! De klok sloeg al, of pas,
negen. "Reeds" voor iemand die sedert vyf uren worstelde met z'n
gedachten. "Pas" negen uur, voor 'n werkmannetje dat zoo graag wou
uitmunten, èn nu al vóór 't aanvangen van den arbeid, zich geknakt
voelde door uitgeputheid. Wouter onderging hiervan den onbewusten
indruk, en werd bitter verdrietig. Beheerscht door 't denkbeeld dat z'n
voornaamste werk in rekenen zou bestaan, angstig dat-i niet voldoen
zou--'t was niet te veronderstellen dat zulke aanzienlyke menschen
zich zouden ophouden met makkelyke "sommen"--legde hy zichzelf 'n
tentamen op, en werd weldra zoo suf, dat-i zich herhaaldelyk betrapte
op: zes maal acht is ... drie en 'n kwart, of ... niemendal. "O God,
o God, waar moet het heen, zuchtte hy, met ... den handel!"
Elken keer dat een der beelden die 'n rol hadden gespeeld in
de laatstverloopen dagen van z'n leven, zich aan zyn verbeelding
vertoonde, joeg hy het driftig weg. Niet Laps alleen, noch Gooremest,
noch de goede Vrouw Claus ... hy bloosde, en keek Merkurius aan,
die ... ook geen kleeren aan 't lyf had. Wèl ... gekleed of niet,
hy wou er niet van weten. Hy zat daar niet op dat hooge stoeltjen
om aan mythologie te denken, noch aan pudeur, noch aan dat bad by de
put! Weg met dat alles: hy moest in den handel! En, wel beschouwd, hy
wàs er al in. Bevond hy zich niet op 't kantoor van de heeren Ouwetyd
& Kopperlith? Zoud-i niet straks, dienzelfden dag nog, en binnen 'n
kwartier misschien, gereed moeten zyn tot antwoorden op de moeielykste
vragen? Op vragen die den groote Strabbe-zelf in verlegenheid konden
brengen? Och, waarom had Femke hem niet aangeraden de knapste te worden
van de heele wereld? 't Was immers dan in één moeite doorgegaan? Dan
zoud-i nu niet angstig behoeven te zyn, en niet beschroomd ... noch
tegenover Merkurius, noch zelfs voor de vreeselyke heeren Kopperlith!
Ja, ja, Femke had méér van hem moeten vorderen! Haar eisch was
kinderachtig. Wat had nu, wel beschouwd, haar advies hem gebaat? Hy
was juist, of ter-nauwernood, 'n klein weinigje bekwamer maar dan
Slachterskeesjen, en ieder weet toch dat dit niet voldoende is in de
wereld, om god des Koophandels te worden, veel minder nog om 't te
brengen tot "patroon" van 'n amsterdamsch "huis." Dat Femke's bedoeling
goed was geweest, wilde hy wel gelooven ... o, zeker! En boos op háár
was-i niet. Integendeel. Voor en met haar zoud-i gaarne ...
Weg, weg, weg met Femke ... drie maal negen is zeven-en-dertig: o god,
daar is 't weer! Het was om gek te worden. Juist! Zoo begint ... [13]
Ja, 't was voor 'n ongedisciplineerd verstandjen om krankzinnig
te worden. Gelukkig hoorde Wouter 'n deur toeslaan, en daarop 't
geluid van voetstappen. Maar 't was niet in het huis. Een oud heer
vertoonde zich in 't gangetje naast het achterhuis, en betrad het
plaatsje. De man naderde de achtervensters, gluurde even naar binnen,
als om te zien wie daar al zoo vroeg op 't kantoor was, verdween door
'n glazen deur in de gang, en vertoonde zich weldra binnen de kamer.
't Spreekt vanzelf dat Wouter 'n houding had aangenomen, die om
vergeving scheen te smeeken voor z'n existentie. Och, zoo onnoodig! Die
oude magere heer nam 't hem volstrekt niet kwalyk dat-i bestond,
en zelfs niet dat-i dáár was.
--Houd je gemak, jongeheer. Uwe-n-is zeker de jongeheer Pieterse? Ja,
ja, ik weet er van. Heel goed! Wel, jongeheer, zal uwe hier zoo op
't kantoor komen? Nu, dat is best! Houd je gemak ... houd je gemak,
en stoor je niet aan my. Ik ben de boekhouder ...
Wouter had gebukt en gebogen en geknikt, en zich voorgenomen, wanneer-i
eens weer in den handel ging, z'n hoed op 't hoofd te houden ... om
dien te kunnen afnemen als er iemand binnen kwam, gelyk z'n moeder
had voorgeschreven. Want hy voelde dat dit ontbrak aan z'n begroeting
van den heer Dieper. Die vriendelyke oudeheer moest hem wel voor zeer
lomp aanzien. En dit was-i niet, waarlyk niet! Hy had integendeel
'n gevoel van dankbaarheid aan den heer Dieper, die hem zoo minzaam
kwam verlossen uit z'n drukkende eenzaamheid. Om daarvan iets te doen
blyken, bleef hy staan, zelfs toen de gulle boekhouder hem nògeens
had toegevoegd: "houd je gemak, jongeheer ... ik ben de boekhouder."
En alweer onderzocht Wouter niet, of deze
maatschappelyke-stand-belydenis misschien beduidde: "ga nu maar zitten,
nu! Straks als "de heeren" komen, is 't wat anders!" Deze zin kon door
hem onmogelyk aan Dieper's woorden gehecht worden, omdat in zyn oog,
'n boekhouder ter-nauwernood 'n minder verheven wezen was, dan de
"patroon" zelf. Het verschil tusschen deze beide standpunten ontsnapte
aan z'n waarnemingsvermogen, en hy zou dus--àls-i kon geroepen zyn
tot schatting--hierin dezelfde fout gemaakt hebben als 'n kind dat
verwonderd vraagt, waarom de wolken nooit voorbyschuiven achter de
maan om?
De uitdrukking van Dieper's gelaat was één doorgaande
vriendelykheid. Hy verdween 'n oogenblik in de alkoof die tegenover de
vensters wand vormde, en kwam weldra terug in boekhouders-uniform,
d. i. in 'n gryzen langen jas die veel beleefd had, en met 'n
zwart kalotjen op z'n witte haren. Want: "soms was er tocht op 't
kantoor." Zoo verzekerde hy aan Wouter, die 'n gebaar maakte alsof
hy deze mededeeling met innige dankbaarheid aannam, en ze vergelden
zou by de eerste gelegenheid ...
Och, hy had zoo graag dien goeden ouden heer Dieper 'n dienst
gedaan. Hy stelde hem boven Merkurius, en vond dat-i op 'n engel
geleek.
--Ja, het tocht hier soms. En er niets op de wereld, waarvoor 'n
mensch zoo moet oppassen, als tocht.
Dat Wouter niet tegensprak, zal de lezer wel gelooven. Maar dit was
niet genoeg, meende hy. Als 'n bliksem vloog hem de gedachte door de
ziel, alle reten van vensters, deur en vloer dicht te plakken, om dien
vriendelyken grysaard te helpen in den stryd tegen zoo'n vreeselyken
vyand. Hoe was 't mogelyk dat de man nog middel had weten te vinden,
grys haar te krygen in zoo'n tochtige wereld? Moest-i niet voor zeer
lang reeds--als zuigeling zelfs--bezweken zyn? Er zyn taaie naturen,
dit weet ik wel, maar wie drommel zou 't den ouden Dieper hebben
aangezien dat-i daartoe behoorde? De man had in z'n voorkomen niets
van 'n held, en vertoonde zich eer als 'n sukkelaar die zich zou
laten omvèr- en wegwaaien door de minste luchtbeweging, dan als de
perpetueele triumphator over al de kamer-orkanen waaraan-i sedert
byna zeventig jaren was blootgesteld geweest, en waarvan-i de spolia
opima in den vorm van "zinkings" in 't hoofd droeg. Want lezer,
daarmee beloont de afgod "Tocht" ieder die hem deemoedig vreest in
onkunde en onnoozelheid. By gelegenheid zal ik eens uitleggen hoe
die bespottelyke eeredienst in de wereld gekomen is.
"Deemoedig." Dit woord bevalt me, en wanneer ik 't recht had,
de helden en heldinnen van m'n vertelling andere namen te geven,
dan zy in werkelykheid gedragen hebben, zou ik me misschien laten
verlokken aan dezen klank de gelegenheid te ontleenen, om den goeden
boekhouder te kenschetsen met één pennestreek. Wie weet of ik hem
niet: m'nheer Deemoed gedoopt had. Maar ik zou dan 'n dubbele fout
begaan hebben. Want hy heette Dieper. En dit wàs-i ook.
Na de korte verpoozing die 't binnentreden van den boekhouder onzen
Wouter bezorgd had, brak er weldra een nieuw saizoen van bedompte
verveling aan. Dieper had 'n yzeren kist geopend, waaruit hy 'n half
dozyn kantoorboeken nam, welke hy eenigszins rangschikte op 't vlakke
middelstuk van 'n dubbele kantoorlessenaar "voor twee personen" ook
wel genaamd: 'n vis-à-vis. Tegenover de zyde waar nu de boekhouder
plaatsnam, stond 'n gelid enkele lessenaars. En daartegen veroorloofde
zich Wouter even te leunen--geschied is 't!--telkens als-i 'n oogenblik
vergat dat de boekhouder wel eens kon opkyken. Maar dit deed Dieper
niet. Hy debiteerde en krediteerde religieuzelyk, en sloeg geen acht
op de dingen dezer wereld, die al of niet leunden tegen 'n anderen
lessenaar dan den zynen.
Tusschen de alkoof en de eigenlyke kern van 't hoofdkwartier des
handels, stond op tafelhoogte een beschotje, dat de grens aanwees
tusschen vreemde bezoekers van 't kantoor, en de gelukkigen die
er thuis-hoorden. Een daaraan met scharnieren bevestigde klep
kon, opgeslagen, dienen tot operatie-bazis van geld-tellen, en
vervulde thans in afhangende houding de niet overbodige funktien van
afleider van Wouter's verveling. Het ding werd in deze eervolle taak
bygestaan door 'n ronde opening in een der hoeken, waarin 'n yzeren
ring paste, die bestemd was tot het vastklemmen van den rand der
geldzakken. Gelukkig voor Wouter, dat-i dit niet wist. Hy kon nu op z'n
gemak zich vermoeien met de vraag: wat toch de handels-bestemming van
dien ring was, en van dat gat? Heel eindelyk ... goddank, er gebeurde
iets: Dieper nam 'n snuifje, en Wouter stond als 'n paal.
--De heeren komen wat laat, jongeheer.
Voor Wouter nog tyd had, te verzekeren dat-i daarom niet boos was
op de heeren, en er volstrekt niet aan dacht hen te ontslaan uit
de betrekking van patroons, lag de boekhouder al weer gebukt over
z'n memoriaal.
Wel beschouwd was de toestand nog verdrietiger dan vóór Dieper's
komst. Toen en nu verveelde hy zich, maar zoo-even deed-i niets dan
dat. Thans had-i er nog den angst by, dat Dieper merken zou hoe hy zich
verveelde, want--en deze opmerking geef ik wèl voor nieuw--niemand
verveelt zich zonder schaamte. Men wordt er niet graag op betrapt,
waaruit misschien de gevolgtrekking kan gehaald worden, dat het niet
geoorloofd is zich te vervelen.
Wouter, byv. had in dien tyd zich kunnen meester maken van wat gladheid
in de vermenigvuldigmgs-tafel tot 20 × 20, of verder nog. Waarom
niet? Maar aan zoo-iets dacht-i niet. Z'n eenige zorg was, geen geluid
te maken, om vooral m'nheer Dieper niet te hinderen. Dit was nu--o
Holsma--z'n meest-nabyliggende plicht. Uit het volle besef hiervan,
hield hy den adem in, met het natuurlyk gevolg dat-i uitberstte in
'n hoestbui.
Geen oneerbiediger ding dan de Natuur!
--'n Beetje verkouwen, jongeheer? Ja, ja, dat komt van de warmte. 'n
Mensch moet zich wèl in-acht nemen by heet weer. Ineens kryg je
't beet, in-ééns!
't Was wel wat ondeugend van Fancy, dat ze de prikkeling in
Wouter's keel deed voortduren tot en na de binnenkomst van een der
"heeren." De arme jongen voelde zich genoodzaakt een van z'n patroons
den rug toetekeeren, om hem niet in 't gezicht te hoesten. Dit
bedierf de voorstelling, en bedolf Wouter in een der afgrondjes van
oogenblikkelyke wanhoop, waaraan 't leven zoo ryk is, doch die later
blyken niet veer meer te zyn geweest dan 'n geringe oneffenheid op
ons pad.
--Gmorge, Dieper! had de binnentredende geroepen. Is Wilkens er
nog niet?
--Dienaar, jongeheer Eugène, antwoordde de boekhouder. Neen, jongeheer
Eugène, Wilkens is er nog niet. Misschien met stalen uit? Dit is de
jongeheer Pieterse.
--Zoo?
Wouter hoestte.
--Hy moet maar wachten tot Pompile komt ... of Wilkens.
Wouter knikte, altyd doorhoestend, dat-i met het grootste geduld
wachten zou op m'nheer Pompile of m'nheer Wilkens.
--Neem 'n glaassie water, jongeheer, vermaande de zoetsappige Dieper.
--Wel ja, laat 'm 'n glas water drinken, hervatte de jongeheer Eugène
grootmoedig. Dáár staat water, en 'n glas ook.
Inderdaad! Naast de yzeren kist waarin 's nachts de "boeken"
werden geborgen, stond in 'n donker hoek'jn op 'n stoof, een
verweerde waterkaraf, waarby 'n glas met groezelig oranjekleurig
bezinksel. Wouter dronk 'n paar teugen, en behandelde de daartoe
gebruikte gereedschappen met 'n eerbiedige teederheid, zuiver water
en helder glaswerk waardig. Toen-i eindelyk had uitgehoest, zat de
jongeheer Eugène met breed-uitgestrekte elbogen voor een der enkele
lessenaars in 'n fransch romannetje te lezen. Dat Dieper al weer op
z'n boeken lag, spreekt vanzelf.
Wouter stond nu by die geldkist en dien stoof, waarop-i netjes en
zonder geruisch de kostbare voorwerpen weer had neergezet. Zonder
zich in 't minst te verroeren wachtte hy op m'nheer Pompile en op
m'nheer Wilkens ...
Sedert het aanbreken van den dageraad had-i niet ànders gedaan dan
wachten, o Fancy! En gy, hardvochtige, gevoellooze, wreede, gy blaast
hem niet in: loopt allemaal vierkant naar den weerlicht, met je handel?
Neen!

"Er moet veel leeds geleden zyn,
Er moet veel stryds gestreden zyn!"

Ik geloof juist niet dat altyd--zooals de goede Kamphuyzen, misschien
om 't rym slechts, beweert--het eind van dat alles: "vrede" wezen
zal. Maar ... zelfgevoel toch, en hoogmoed, en de betrekkelyke kalmte
die de belooning is van 't:

Multa tulit fecitque puer, sudavit et alsit!

Mochten sommigen meenen dat de beide aangehaalde teksten te deftig zyn,
te ernstig, te klassisch voor de soort van Wouter's tegenspoedjes? Ze
vergissen zich. De zwaarste beproevingen worden ons opgelegd door
nietigheden. Zy overvallen ons dagelyks, telkens, aanhoudend, en
vinden ons meestal ongewapend. Bovendien, er wordt geen eer behaald
in zulken stryd. Mozes en de "Heer" wisten 't wel. Ze plaagden Egypte
niet met tygers, maar met sprinkhanen.
Dat Wouter leed is waar. Maar z'n stryd beduidde niet veel. We kunnen
in het midden laten, of hy den moed bezat, die tot wegloopen zou
noodig geweest zyn. Zeker is het, dat hy de zielskracht had om te
blyven, en de plicht te vervullen die 't naast voor de hand lag. Zóó
had Holsma gezegd, en zóó zou 't wezen!
--Daar komt Wilkens, verwaardigde zich de jongeheer Eugène te zeggen,
zonder de minste verandering van houding, en met zekere zuinigheid
in 't uitspreken der woorden, alsof er deuren- en venstergeld werd
geheven van de artikulatie.
Inderdaad, de heer Wilkens vertoonde zich op de binnenplaats. Hy liep
zeer snel, als om blyk te geven van 'n diligentie die niet precies
overeenstemde met de klok. De klok zal vóór geweest zyn.
--Dienaar, m'nheer! Dag, Dieper!
--Gmorge! Dat's de jonge Pieterse.
--A-eh! Wèèèèl zoo! A-ei, a-ei!
Wilkens was 'n oude gek. Z'n geheel leven was één veroveringstocht
geweest naar deftigheid en gewicht. Daar-i 't op z'n ouden dag niet
verder had gebracht dan tot kantoorbediende en handelsreiziger, kan
de lezer narekenen hoeveel veldslagen de man moet verloren hebben. De
voornaamste ammunitie die hem overbleef, bestond in 'n langgerekt
ae of èèèè, of zooiets. Wie hem van naby kende, was er niet zeer
bevreesd voor, maar nog altyd zagen sommige boeren-winkeliers hoog
op tegen iemand die zoo oneenvoudig spreken kon. En ook Wouter voelde
zich heel klein.
--Jae, m'nheer, wat dunkt u? Zouden we met dat jonge mensch maer niet
wachten op m'nheer Pompile?
De jongeheer Eugène stootte een klank uit, die alles kon beteekenen wat
men verkoos, zelfs: ja. En zóó scheen z'n antwoord te worden opgenomen
door m'nheer Wilkens, die nu op zyn beurt in de alkoof verdween,
en weldra weder voor den dag kwam, gehuld in 'n lange kantoorjas.
--Ik ben eens by de juffrouwen Alders geweest, met diemetten,
zeide hy, als om zich by z'n jongen patroon over z'n laat-komen te
verontschuldigen.
Deze antwoordde weer zoo afgeknot mogelyk. Hy bromde iets dat
juist even genoeg was om te kennen te geven: "ik heb gehoord wat je
zei." En daarop zette Wilkens zich aan den lessenaar naast Eugène,
waar-i de houding aannam van iemand die wat uitvoert. En hy deed
inderdaad niets. Sedert eenige dagen reeds tobde hy met 'n deficit
van drie stuivers in de "kleine kas" en pynigde zich met zoeken naar
de oorzaak van die vreeselyke gaping.
--Maer, m'nheer, kan er ook misschien 'n brief zyn geweest voor
"huishouden?"
--Wel mogelyk, antwoordde Eugène, op 'n toon van: "wat kan 't my
schelen!" Ook lag er iets in van: "maak toch zoo'n wind niet met je
oogendienende stiptheid!"
--Jae ... maer ...
Zoodra mogelyk zal ik my ontslagen rekenen van 't nabootsen der
Wilkensche deftigheid, voor zoover die zich openbaarde in z'n
lymerige ae's. De lezer zal wel nagenoeg weten hoe zich 'n verwaande
kwast uitdrukt, die meermalen in den Haag was geweest en zich de
mislukte moeite geeft in elke letter de beteekenis te leggen: ik ben
'n heer! De reden overigens dat hy, in tegenstelling van Dieper en
den ouden Gerrit, het naast hem zittend individu niet aansprak met
het praedikaat: "jongeheer" lag hierin, dat Eugène reeds nagenoeg
halfwassen was, toen Wilkens hem elf jaar geleden leerde kennen,
terwyl Dieper en de knecht dezen telg van den patroon, en zelfs den
ouderen Pompile, als kind hadden gekend. Toch zouden ook deze twee zich
niet veroorloofd hebben, iets aftedingen op 't volslagen heerschap
van de beide ondergoden, indien niet de oude heer Kopperlith-zelf
hun die vryheid had in den mond gelegd. Deze namelyk was zeer fyn
op maatschappelyke onderscheidingen--altyd slechts in toepassing op
anderen, want zichzelf schatte hy 'n graad of zooveel te hoog--en
noemde de jongelieden: "m'nheer Pompile en m'nheer Eugène" wanneer-i
over hen tot Wilkens sprak. Doch ook in zyn mond heetten ze, als
vroeger: "jongeheeren" wanneer hy 't woord richtte tot de oudere
lyfstaffieren van den huize. Dat iedereen--op den knecht na--tegenover
Wouter volop: "m'nheer" was, spreekt vanzelf. Of 't waar is dat
men geen twee heeren dienen kan, laat ik daar. Doch zeker is 't,
dat Wouter er vyf tegelyk te bedienen kreeg, en vooral te eerbiedigen.
Wilkens becyferde de kolommetjes van z'n "kleine-kas-"boekjen,
en zeide:
--'t Is ienderdaed verbaezend!
En we nemen by dezen voor goed afscheid van zyn geblaet. [14]
--Maar, m'nheer, zouden we nu 't jonge-mensch maar niet aan 't werk
zetten? Misschien komt m'nheer Pompile eerst na de koffi.
--Wel ja. Ga je gang!
Wilkens wenkte Wouter tot zich, en na 'n paar gemaakte kuchjes:
--Ik zou je maar raden hier maar plaats te nemen. Leg je hoed maar
weg ...
Al deze maren hadden 'n beteekenis. De meegedeelde bevelen kregen
daardoor den rang van zware verlossingen na moeielyke dracht. Het
wegleggen van den hoed beviel Wouter uitstekend, want het langdurig
vastklemmen had hem kramp in de vingers bezorgd. Zeker, als 't bekende
spreekwoord waarheid zegt, had hy meer dan iemand kans geloopen 't
heele land doortereizen, daar hy uren lang met z'n hoofddeksel in de
hand had gestaan. Voor 't oogenblik echter bewoog hy zich niet verder
dan tot den lessenaar nummer drie, tusschen Wilkens en 't venster.
--Ga maar zitten. En zeg me nu eens of je rekenen kunt? Wat men noemt:
goed rekenen?
--Ja, m'nheer, riep Wouter met ridderlyken moed, als 'n krygsman die
de trom hoort. O ja, m'nheer!
Wat hy zich schrap zette tegen ... Strabbe!
--Wel, wel! Tel dan al die postjes eens op: guldens, stuivers en
penningen. Zestien penningen maken 'n stuiver, zieje, en twintig
stuivers 'n gulden. Dit weetje zeker wel?
--O ja, m'nheer.
--Zoo? Weetje dàt! Ei!
En Wouter, de rekenheld, spande zich zóó in om z'n naastbyliggenden
plicht te doen, en om de teleurstelling over het derogeerende van
'n: "optellingsom" te overwinnen, dat-i glad verkeerd telde. Geen
enkele kolom sloot met de facitten van m'nheer Wilkens. Hy werd zeer
verdrietig, en betrapte zich op heimwee naar ... de twee gevestigde
zaken op den Zeedyk!
Een heer stapte de binnenplaats over. 't Was m'nheer Pompile, oudste
zoon van den huize, prokuratiehouder en medechef van de firma Ouwetyd
& Kopperlith.



De auteur vermaakt zich met meikevers. Wouters rekenkunstige
bekwaamheid gewogen en te ligt bevonden. Z'n opleiding in
't vak van Merkurius ... den bode der goden. Speldeprikken in
'n windblaas.

Indien de oude heer Kopperlith, die nog altyd op 'n boven-voorkamer
bezig is met z'n ontbyt en de courant van den dag, doch dien we straks
zullen zien verschynen ...
... indien de jongeheer Pompile, die driftig, beredderend, jagend en
als gejaagd, het kantoor binnenstuift, en 'n stuk of drie "dag'"s
uitstoot, alsof 't beschuitkruimels waren die hem in de keel
prikkelden ...
... indien de jongeheer Eugène die daar nog altyd over z'n romannetje
gebukt zit, en in knotwilgstyl z'n: "bsjoer Pompile!" laat glippen ...
... indien àl de Kopperlith's, als daar zyn: de jongeheer Rodomont,
en de jongeheer Flodoard, en de jongeheer Leon ...
... indien al die jongeheeren ... met den ouden heer er by, en vooral
de dikke leelyke mevrouw uit de zykamer, en de majestueuze Hersilia,
en "de" juffrouw ...
... indien ...
Sakkerloot, lezer, m'n galery wordt te vol! Wat 'n arbeid, al die
portretten afteteekenen! Toch zal ik 't beproeven. Maar eerst dit:
indien ze myn Wouter-geschiedenis onder de oogen kregen en lazen ...
Maar ze lazen geen hollandsch. Nu dan, indien men hun een fransche
vertaling van m'n werk voorlegde ... zy allen zouden my om den hals
vliegen uit dankbaarheid. Eigenlyk is 't me dus niet onaangenaam
dat hun litterarische ontwikkeling by 't fransch is blyven staan,
en dat de kans op vertaling van m'n werken in dat onwysgeerig idioom,
allergeringst is. Bovendien, al die jonge en oude jongeheeren zyn dood.
Ja, dankbaar zouden ze wezen, tot krankzinnigheid toe! De lezer is
waarschynlyk begaafd met 'n buitengewone verbeeldingskracht, en ik
wil hem gaarne het dubbele van de gemiddelde burgerlyke intelligentie
toekennen, maar toch betwyfel ik of hy in-staat wezen zou, zich de
aandoening voortestellen van 'n familie die, vele jaren na haar
universeel overlyden, van 'n edelmoedigen schryver drie graden
amsterdamsche hoogheid zoo maar klakkeloos prezent krygt. Want,
al kost het m'n eigenliefde een zwaar offer, al loop ik gevaar den
roem van stiptheid te verkleinen, waarop ik hoogen prys stel ... de
waarheid bovenal: onze Kopperlith's woonden niet op de Keizersgracht,
en patriciërs waren ze niet ... ziedaar!
De oorzaak van m'n dwaling is niet moeielyk optegeven, maar 'n dwaling
is het. Toen ik, 'n hoofdstuk of wat geleden, met juffrouw Laps
langs den Amstel in de buurt van de Jachthaven pantoffelde, daagde
de oudeheer voor m'n schryversoogen op. Nooit zag ik 'n grysaard met
deftiger voorkomen. Op z'n eenigszins te dikken buik na, vertoonde
hy 't model van 'n genueschen Doge ... uit 'n roman, namelyk. Van
'n sterk geïdealizeerden Marino Falliero ... op 'n schildery. En
ieder groette zoo deemoedig, en ieder fluisterde zoo piepend:
"dat is m'nheer Kopperlith!" dat ik--al te oppervlakkige waarnemer
op dat oogenblik--men bedenke dat m'n aandacht werd afgeleid door
't kyken naar prinses Erika, die 'r lief uitzag--in 's hemelsnaam, ik
vergiste my, en dacht: die man woont zeker op de Keizersgracht! Waar
ànders? Voor 'n graaf of baron vertoonde hy een te fatsoenlyk
voorkomen. Een ridder uit de middeleeuwen was-i niet, want met zoo'n
zwaarlyvigheid bewoont men geen burgt op 'n rotspiek. Bovendien, z'n
harnas was van zwart laken, heel fyn en glanzig wel, maar ... laken
toch. Een keizer, koning of prins kon hy ook niet wezen, want in-plaats
van hem iets toeteschreeuwen, ging ieder verlegen voor hem uit den weg,
en maakte plaats voor den buik dien-i als 'n marskraampje voor zich
uitdroeg. Wat ànders toch kon ik uit dit alles opmaken, dan dat-i op
de Keizersgracht woonde? Tot overmaat van verontschuldiging, beroep
ik my op 't publiek in de kroeg van Vrouw Gooremest. De lezer was
er zelf by, en kan dus getuigen hoe al die bevoegde personen in myn
dwaling deelden. Klaas Verlaan en z'n kornuiten waren òf Amsterdammers
van ouder tot ouder, òf althans Noord-hollanders, en wanneer zulke
autoriteiten zich vergissen, mag men het den armen schryver die deze
eer niet heeft, niet zoo heel erg ten-kwade duiden dat hy in z'n
rangbepaling 'n paar straten of grachten uit den koers dwaalt.
Hoe dit zy, 'n vergissing wàs het. En heel bedroefd ben ik er
niet over, omdat ze my zoo-even de gelegenheid verschafte zekeren
oudheidskenner die m'n integriteit kwam aantasten, en meende my
omvèr te gooien met 'n adresboek van 't jaar zooveel, de verheven
uitdrukking naar 't hoofd te werpen:
"Indien de Kopperlith's niet woonden op de Keizersgracht, m'n-heer
... dan, m'nheer, dan ... welnu, m'nheer, dan hadden ze verdiend te
wonen op de Keizersgracht, m'nheer!"
En daarby blyft het ... verhuizen laat ik ze niet! Ik heb alzoo in
't vervolg van m'n verhaal de ongewone verdienste, twee waarheden
tegelyk te verkondigen. Ze woonden er, en ze woonden er niet. Het
kantoor "ging in" in de Vellestraat, of in 'n andere straat, of ... in
't geheel geen straat, en dus "op" 'n gracht. En dat de heele familie
'n pronkstuk was van opgeblazen nietigheid, is ook waar.
"Dat komt er niemendal op aan, hoor ik zingen door 'n peloton
afgestorven zielen, als je maar terdeeg volhoudt dat wy op de
Keizersgracht woonden!"
Het is deze koorzang die my den moed geeft, m'n topografische dwaling
voltehouden tegen den letterlyken tekst van dat adresboek in. Komaan,
jongeheer Pompile, spreek, laat je hooren en bekyken door ieder die 'n
abonnement kan betalen aan Wouter's boekenman in de Hartenstraat! En
jy ook, jongeheer Eugène! En Hersilia! En Leon! En Rodomont! En
Flodoard! En de rest! Veroorloof me--of niet, naar verkiezing!--u
'n draadjen om den poot te strikken, u te laten vliegen, huppelen
en dood-liggen als 'n meikever. Spreek, Pompile! Ratel en snater,
You have read 1 text from Dutch literature.
Next - De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 15
  • Parts
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 01
    Total number of words is 4413
    Total number of unique words is 1525
    38.6 of words are in the 2000 most common words
    54.5 of words are in the 5000 most common words
    60.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 02
    Total number of words is 4605
    Total number of unique words is 1441
    40.2 of words are in the 2000 most common words
    54.1 of words are in the 5000 most common words
    59.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 03
    Total number of words is 4411
    Total number of unique words is 1603
    37.1 of words are in the 2000 most common words
    50.9 of words are in the 5000 most common words
    57.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 04
    Total number of words is 4612
    Total number of unique words is 1737
    33.1 of words are in the 2000 most common words
    45.3 of words are in the 5000 most common words
    52.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 05
    Total number of words is 4460
    Total number of unique words is 1639
    35.7 of words are in the 2000 most common words
    48.9 of words are in the 5000 most common words
    55.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 06
    Total number of words is 4487
    Total number of unique words is 1557
    38.6 of words are in the 2000 most common words
    53.9 of words are in the 5000 most common words
    60.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 07
    Total number of words is 4614
    Total number of unique words is 1546
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    60.8 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 08
    Total number of words is 4588
    Total number of unique words is 1523
    38.3 of words are in the 2000 most common words
    53.4 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 09
    Total number of words is 4476
    Total number of unique words is 1489
    41.0 of words are in the 2000 most common words
    56.7 of words are in the 5000 most common words
    62.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 10
    Total number of words is 4481
    Total number of unique words is 1676
    36.6 of words are in the 2000 most common words
    51.1 of words are in the 5000 most common words
    57.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 11
    Total number of words is 4555
    Total number of unique words is 1599
    39.8 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 12
    Total number of words is 4647
    Total number of unique words is 1435
    42.1 of words are in the 2000 most common words
    57.7 of words are in the 5000 most common words
    65.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 13
    Total number of words is 4648
    Total number of unique words is 1559
    38.9 of words are in the 2000 most common words
    54.6 of words are in the 5000 most common words
    61.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 14
    Total number of words is 4536
    Total number of unique words is 1566
    39.5 of words are in the 2000 most common words
    54.2 of words are in the 5000 most common words
    62.0 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 15
    Total number of words is 4508
    Total number of unique words is 1485
    36.6 of words are in the 2000 most common words
    50.1 of words are in the 5000 most common words
    56.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 16
    Total number of words is 4483
    Total number of unique words is 1622
    38.2 of words are in the 2000 most common words
    53.3 of words are in the 5000 most common words
    60.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 17
    Total number of words is 4522
    Total number of unique words is 1406
    38.5 of words are in the 2000 most common words
    52.3 of words are in the 5000 most common words
    58.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 18
    Total number of words is 4566
    Total number of unique words is 1509
    37.7 of words are in the 2000 most common words
    51.8 of words are in the 5000 most common words
    59.9 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 19
    Total number of words is 4532
    Total number of unique words is 1593
    36.3 of words are in the 2000 most common words
    51.7 of words are in the 5000 most common words
    58.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 20
    Total number of words is 4425
    Total number of unique words is 1739
    31.8 of words are in the 2000 most common words
    46.3 of words are in the 5000 most common words
    53.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 21
    Total number of words is 4594
    Total number of unique words is 1711
    36.8 of words are in the 2000 most common words
    50.2 of words are in the 5000 most common words
    57.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 22
    Total number of words is 4494
    Total number of unique words is 1562
    37.5 of words are in the 2000 most common words
    51.3 of words are in the 5000 most common words
    59.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 23
    Total number of words is 4465
    Total number of unique words is 1510
    37.9 of words are in the 2000 most common words
    52.3 of words are in the 5000 most common words
    59.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 24
    Total number of words is 4503
    Total number of unique words is 1591
    38.2 of words are in the 2000 most common words
    53.3 of words are in the 5000 most common words
    60.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 25
    Total number of words is 4543
    Total number of unique words is 1618
    37.8 of words are in the 2000 most common words
    52.6 of words are in the 5000 most common words
    60.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 26
    Total number of words is 4910
    Total number of unique words is 1392
    44.4 of words are in the 2000 most common words
    59.6 of words are in the 5000 most common words
    67.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 27
    Total number of words is 4854
    Total number of unique words is 1475
    41.7 of words are in the 2000 most common words
    56.3 of words are in the 5000 most common words
    62.7 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 28
    Total number of words is 4992
    Total number of unique words is 1332
    44.0 of words are in the 2000 most common words
    60.7 of words are in the 5000 most common words
    66.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 29
    Total number of words is 4830
    Total number of unique words is 1522
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    54.8 of words are in the 5000 most common words
    61.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 30
    Total number of words is 4655
    Total number of unique words is 1584
    37.1 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    60.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 31
    Total number of words is 4594
    Total number of unique words is 1608
    38.6 of words are in the 2000 most common words
    52.7 of words are in the 5000 most common words
    60.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • De Geschiedenis van Woutertje Pieterse, Deel 2 - 32
    Total number of words is 16
    Total number of unique words is 15
    59.9 of words are in the 2000 most common words
    73.1 of words are in the 5000 most common words
    73.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.