Achter groene horren - 11

Total number of words is 3528
Total number of unique words is 1229
43.0 of words are in the 2000 most common words
57.1 of words are in the 5000 most common words
65.2 of words are in the 8000 most common words
Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
Nu wordt het kort dag, had de referendaris bijna schamper uitgeroepen, toen het concept voor zijn aanstelling bij het collationneeren ter tafel kwam. Dat gaf even een schok. Alsof van een vliegtuig, bereid om op te stijgen, eindelijk de deur der cabine werd dicht gesmakt. Van een werkelijk den beganen grond verlaten echter, viel dan voorloopig niets te bemerken. Zelfs een korte vacantie voor zijn vertrek had hij, om de kosten, niet meer aangedurfd. Na de ontvangst van een ronde som er financieel wat beter voor gestaan te hebben, was de eenige verandering gebleven, door de aanstelling in de eentonigheid van zijn eenzelvig bestaan gebracht. Behalve dan, dat de oudste bode, die hem al die jaren op straat gewoon voorbij geloopen was, thans, bij wijze van groet, aan den rand van zijn hoed tusschen duim en wijsvinger der linkerhand, naar een pluisje scheen te zoeken. Of zulk gewin aan prestige wel opwoog tegen den dwang het
[p. 172]
eigen land voor onbepaalden tijd te verlaten?
Wat ruimer bij kas en toch veel onderweg, was hij tot iederen avond thuis hokken niet meer gekomen. In de ‘Mikado’ had er een onder de rubriek ‘Officieel’ in het locale blaadje zijn naam ontdekt. Waar dit zoo kort voor zijn vertrek - drie weken waren tot een paar magere dagen geslonken - Anita in den loop van den avond toch wel ettelijke rondjes zou gaan kosten, was hij, om haar nog toeschietelijker te stemmen, maar begonnen, behalve het salaris, ook den titel nog wat aan te dikken. Bij het scheepje-zeilen, dat dan volgde, hield voor het eerst een Consul de bank...

De kleermaker meende, dat het voor maatwerk ditmaal te laat werd. Dan bevond zich mijnheer reeds in den vreemde. Dus liever, als reserve, nog dit prima confectie-pak. In zoo'n betrekking mocht hij wel aanraden, ook doordeweeks het allerbeste te dragen.
Hij liet den ander maar begaan, in het besef, op hetgeen hem verder overkwam zelf geen invloed meer te kunnen doen gelden. Deze posten trouwens werden reeds te goed gehouden. Eigenaardig. Nu het een lotsverbetering betrof, werd hij door achtergrondsche krachten voort gedreven, waartegen hij niet opgewassen bleek. De activiteit, door dit overhaaste vertrek van hem gevergd, was er tevens een in lijdzaamheid verricht. Gedwongen een toevlucht in het ziekenhuis te zoeken, was het hem juist omgekeerd vergaan. Toen, door zijn ontreddering genoopt naar buiten op te treden, was het telkens tot persoonlijk ingrijpen gekomen, dat hem ook telkens weer voldoening schonk.
Terwijl de kleermaker, van een juist ontvangen zending overhemden, er hem nog enkele kakelbonte trachtte aan te prijzen, zat hij naast diens toonbank gewoon te praten en begon tevens, hetgeen er nu in den winkel te zien gegeven
[p. 173]
werd, als een vreemde van straat af gade te slaan.
Zoo onpartijdig buiten zich zelve te hunnen treden echter, hoe bevrijdend deze gewaarwording vroeger ook soms mocht lijken, deed hem thans met een lichten schrik snel overeind komen. Want ditmaal werd zij enkel nog door het uiterlijk besef gewekt, tot een willoos ding in het baatzuchtige spel van hem vijandige machten te zijn afgezonken. Vijandige. Hoe anders hadden zij een berooid en bijna menschenschuw type voor een betrekking durven uit te kiezen, die - behalve dan wat talenkennis en kantoorroutine, waarover hij wèl beschikte - voornamelijk vlottere eigenschappen, als gemakkelijke omgangsvormen, wat bereisd te zijn en veel meer nog, vereischte, die hij nièt bezat. Zoo beschouwd, bleek de verzekering van den chef, zijn pleidooi te hebben gewonnen: zonder aanzien des persoons, ook hier weder voor dubbelen uitleg vatbaar.
Om zich niet dieper in schulden te steken, leek het beter den winkel onder een voorwendsel te verlaten. Nauwelijks buiten, werd hij even plotseling genoopt toe te geven, er, ondanks alles, dicht aan toe te wezen, eindelijk uit een jaren lange sloopende afzondering verlost te worden. Om het zoover te laten komen, was een figuur als de referendaris daaraan slechts dienstbaar gemaakt, dus zelf weer een blind werktuig. Belachelijk, om in iemand, die je van den aanvang af goedgezind gebleven was en thans weer naar het buitenland te paard hielp, een broer van Méphisto te willen zien. Een kerel, met een hart in zijn lijf, zoo'n de Nijs...
Onder den druk dezer verwarrende weken begon reeds iets als enthousiasme heen te breken. Jeugdige ontvankelijkheid voor de overweldigende grootschheid van het leven, waarvan ook de minste zóó maar getuige mocht wezen. Die je, al wat oudbakkener geworden, er bijna toe bracht - juist terwijl een enorme wolk-bark met helderbolle zeilen over
[p. 174]
de grauwe dakenzee heen stevende - triviaal te vragen: of het, met zulke requisieten toegerust, nog wel noodig leek om te willen imponeeren. Maar dat kon ook nooit de bedoeling zijn geweest. Want daarmede vergeleken, ja, tegen het dartelend opstuwen van het water daar langs den wallekant zelfs, moest alles wat in een mensch op te komen vermocht - zij het aanbidding, zij het dan blasphemie - wel even machteloos verstommen. Vandaar misschien, dat zelfs van den voornaamste onder hen, gezegd had kunnen worden: hij is de allerbeste in zijn soort; maar, helaas, het soort deugt niet. Daartoe trouwens kende ook hìj thans de anderen wel voldoende. En waarom het rekbare verlengstuk ook hier niet, voor de afwisseling, eens aangebracht. Zoo genivelleerd, bleef er niet één zonder wormsteek en voor een primanonvaleur, bereid zich ook voortaan nog op den achtergrond te houden, bij alle uitgeslotenheid tegelijk weer iets als een band. Maar dan tevens met dat remmende minderwaardigheidsbesef gebroken, voor goed. Afgeloopen, ook dit. Bravo! Het werd zichtbaar lichter om hem. Naar het scheen, begon zich reeds een kentering te voltrekken...
VIII
's Levens aanvang

Zoo kwam dan ook de allerlaatste avond, die reeds tot een wezenlooze leegte tusschen het onvoltooid gebleven verleden hier en een daarginds pas aan te vangen bestaan scheen afgezonken, toen de zware hutkoffer op het portaal gesleept en naast het trapgat overeind gezet was, om 's morgens in alle vroegte door den chauffeur omlaag gedragen te worden.
De weduwe, die hem het pakken uit handen genomen had
[p. 175]
en met wie hij ditmaal, voor wat zij het galgenmaal noemde, aan tafel samengebleven was, wilde nog van geen afscheid nemen hooren. Zij was er niet van af te brengen, hem te wekken en daarna het ontbijt gereed te houden. Voor alle zekerheid had hij haar, toen zij, oudergewoonte, het huis bijtijds verliet om te gaan kaarten, toch maar tot aan de trap uitgeleide gedaan en, met een handdruk, nogmaals over de afbetaling van de rest der leening gerustgesteld. Maar voor een heer, als hij nù eerst - volgens haar - ging worden, bleek dit niet meer noodig.
In de kamer teruggekeerd, waar nog oude couranten en allerhand afgedankte garderobe verstrooid lagen, merkte hij zich door die uiterlijke wanorde ook zelf opnieuw onzeker worden. In die koffer op den gang was reeds het grootste gedeelte van zijn toekomstig geval verpakt en weggesloten, om niet voor aankomst daarginds weer vrij gelaten te worden. Hier was hij enkel nog maar wat hij aan had. Ondoenlijk thans, zooals hij zich voorgenomen had, in zijn ouden hoek onder de lamp, eerst wat te lezen en dan vroeg naar bed te gaan, om zich vooral niet te verslapen. Op zijn laatst half zeven, dus terwijl het nog volkomen donker was, moest hij hebben ontbeten.
Aan tafel dralend, voelde hij een lichte bevreemding opkomen, ook dezen avond verder alleen te zullen blijven. Te bedenken, hoe hij morgen om denzelfden tijd reeds ergens in den vreemde, twaalf uur sporen ver, zou rondloopen, vol verlangen waarschijnlijk naar een omgeving, die hem, ondanks alles, vertrouwd en dierbaar geworden was. Een ander, op punt zijn land, voor jaren misschien, te verlaten, zou de enkele stonden, hem daar nog vergund, toch zeker wel in den familiekring, of, bij gebreke daaraan, in gezelschap van kennissen door brengen. Het onder zulke omstandigheden bij een vluchtigen handdruk met de hospita te laten
[p. 176]
en dan, alsof er niets van belang aanstaande was, voor de rest van den avond weer gewoon onder de leeslamp te gaan zitten, bracht toch eindelijk de proef op de som van hetgeen hij, acht en twintig geworden, aan hechter betrekkingen tot menschen had weten te verzuimen; en leek tevens een aanduiding, hoe het daarginds niet veel anders meer zou worden...
Maar op het oogenblik vertoefde hij nog hier en wanneer hem ook verder niemand, voor zijn sprong in het donker, wenschte te zien, dan behoefde hij zelf zich daarom nog niet gevoelloos te betoonen; tegenover de dingen, die niet uit eigen beweging naar hem toe konden komen. Hoe had hij het aangedurfd de laatste gelegenheid te willen verzuimen om afscheid te nemen van de straat, waarmede zijn bestaan der laatste jaren als vergroeid was. Minstens de buurten om zijn kamer moest hij toch vaster in het geheugen prenten.
Zoo had hij, kort na de weduwe, het stille huis verlaten, en, niet zonder zelfkennis, van het geld, als reserve voor daarginds bestemd, slechts een luttel bedrag aan contanten bij zich gestoken. De rest lag, met de paperassen voor de reis, onder het hoofdkussen in zijn kabinet.

De eerste schuchtere lenteboden hadden spoedig voor Maartsche buien met kille rukwinden moeten wijken. Thans echter was het buiten wat zachter. In groote dwarrelende vlokken begon langzaam natte sneeuw te vallen. Te warmer en vertrouwder schenen enkele reeds half gedempte winkellichten er doorheen. Daar was het pleintje, dat den omnibussen tot af- en aanrit diende. In de door te zware voertuigen vettig uitgeholde keien smolt de losse sneeuw terstond. Een paar straten verder kwam hij voor de étalage van het groote magazijn te staan, waar, 's morgens kort voor zijn vertrek naar de wintersport, die vrouw, met een doek om het
[p. 177]
hoofd gewikkeld, kaar arbeid voor een oogenblik onderbroken had. Om den stadwaarts ijlenden omnibus na te kunnen kijken en, in gedachten, mede te rijden. Nog door deze herinnering bevangen, moest hij er thans wel, terwijl het gevaarte, dicht aan zijn voeten, langs den trottoirkand stopte, overhaastig zijn kinnen gegaan. Hij zat reeds op zijn oude plaats achter den chauffeur, die den wagen in gang bracht. Waarom, voor het laatst, ook niet aan het centrum nog even zijn opwachting te maken?

Daar echter, ouder gewoonte, doelloos rond te loopen; buiten de eigenlijke drukte om, er telkens weer aan straathoeken te komen staan, deed hem het toch zoo kort op handen zijnde vertrek ten slotte nauwelijks meer beseffen. Eenzamer dan hier thans, kon het ook daarginds niet meer worden. Door in de ‘Mikado’ de reis voorbarig en op crediet te vieren, had hij zich den weg daarheen voor dien laatsten avond versperd. De eenige, de protégé van het protocol, met wien hij desnoods een afspraak had kunnen maken, kwam bij slecht weer liever niet onnoodig buiten en was bovendien op afscheidsstemmingen niet gesteld. Daarop trouwens had hij het zelf al evenmin begrepen. Maar zonder een woord verder, nog bijna een uur voor ket zijn tijd was, uit de binnenstad te verdwijnen, werd toch een ander uiterste. Om tusschen deze beiden het midden te houden, bleek het voldoende hier zijn verbeelding nog eenmaal wat vrijer spel te gunnen. Nu was er toch weer iemand, die op hem wachtte om, ergens bij een glas, het voor en tegen der groote verandering, thans in zijn leven op komst, samen nog eenmaal te overwegen. Zoo moest hij zich ten slotte haasten om een bierkroeg te bereiken, waar men hem van aanzien kende en zich op een der drukste punten brutaal een weg kanen. ‘Die
[p. 178]
schijnt naar de trein te moeten’ werd hem, vanuit het gewoel, spottend nageroepen...
De eigenlijke zaal was er overvol, zoodat hij in een naar de straat uitgebouwde achter-veranda kwam te zitten. Zich nog even, alvorens naar het leege huis terug te keeren, in wat dichter contact met menschen te bevinden, werkte terstond kalmeerend. Ontdaan van jas en hoed, had hij het zich in een juist vrij gekomen hoek gemakkelijk gemaakt.
Over een trapje van slechts enkele treden was de veranda ook direct van straat af te bereiken. Wanneer de deur daar open ging, kreeg hij een flard van het nattig besneeuwde voorplein met de gapende lichtgeulen der aangrenzende hoofdstraten te zien, en ook even iets van de door ozoon gedrenkte ijzige buitenlucht in te ademen. Dat gaf dan, als voorheen zoo dikwijls reeds, de gewaarwording, zich behalve in deze hem sinds jaren bekende warm-beslagen glazen veranda, tegelijk nog in een ander koffiehuis, ergens in een vreemde stad, te bevinden. Thans echter miste dit verruimende besef niet alleen zijn vroegere bekoring, ditmaal kwam hij er bewust tegen in verzet.
Te bedenken, binnen vier en twintig uur reeds, zelfs de eigen taal niet meer om zich heen te zullen vernemen, deed hem in een omgeving, hoe weinig zij hem overigens geboden mocht hebben, toch een schamele rest van veilig bezit onderkennen, waaraan hij zich - wilde ook dat laatste hem niet ontvallen - thans met geweld desnoods diende vast te klampen. Zij het dan wellicht in den trant van een Fagin, die, toen het woedende publiek hem dreigde te lynchen, de politiemannen begon te omarmen, alsof die steeds zijn beste vrienden waren geweest.
En toch, niet enkel in gedachten - hij merkte het met voldoening - was het hem eindelijk gelukt, dit gedwongen vertrek volkomen te loochenen. Zoo bevrijdend als het soms
[p. 179]
mocht aandoen, ziek reeds in de algemeenheid van een willekeurig ergens thuis te mogen voelen, niet minder onverzettelijk had hij zich thans weder in de beperking van het oude vertrouwde hier terug gevonden en opnieuw gevestigd. Morgen, in alle vroegte, voor een auto klaar te moeten staan, die hem daaruit door donkere straten zou ontvoeren, hij geloofde er niet meer aan. Want nooit nog waren, in tegenwoordigheid dier anderen, ook zìjn bewegingen even ongedwongen, bij een duurzaam verblijf voor jaren passend, uitgevallen.
Terwijl de kellner, die hem wat lectuur gebracht had, over een felle koudegolf begon, die, volgens de couranten, thans plotseling daarginds moest heerschen, vermeed hij, geheel tegen zijn aanvankelijk verlangen in, de hem dien avond voor het eerst geboden gelegenheid om zijn reis ter sprake te brengen. Ook die bestond niet meer.
Zeker niet voor hem, die, omtrent het uur, zoo angstvallig voor een tijdig ter ruste gaan bestemd, het trapje van de veranda afkwam en, in plaats van naar zijn kamer terug te keeren, welgemoed nog wat verder de binnenstad introk... Die paar glazen daar te betalen, had hij door zijn gemijmer verzuimd... Nu, ja.

De weduwe, door het vinnige tikken van een geleende wekker en de zorg over het verlies van haar commensaal, tot ver na middernacht uit den slaap gehouden, was dan toch nog vóór diens thuiskomst ingedommeld. Toen zij 's morgens, zelf bijna te laat, op haar herhaalde kloppen geen gehoor kreeg, vond zij hem nog kalf aangekleed te bed en slechts met moeite te overreden om op te staan. Tot een gezamenlijk ontbijten kwam het zoo niet. De koffer was de trap reeds afgedragen en toen uit de donkere straat beneden ter waarschuwing een autosignaal werd afgegeven, had hij de hos-
[p. 180]
pita nauwelijks tijd meer gegund, van tafel wat mondkost in de citybag te pakken. Hartelijk dank voor al het goede en nog een handdruk...
In vlot tempo werd het afgelegen station juist nog vroeg genoeg voor het wegen en inschrijven van den hutkoffer bereikt. Vanuit zijn compartiment kon hij gadeslaan, hoe die, met wat kleiner reisgoed, op een lage rolkar naar den trein gereden en in den bagagewagen werd geladen. Ook bij overstappen gedurende het lange traject, diende daarop telkens weder te worden gelet. De perronlampen brandden nog slechts in groote afstanden de een om de ander. Aan de glazen overkapping scheen iets als ochtendkrieken te willen doorbreken. Publiek was er bijna niet. Het stond in groepjes aan de goedkoopere afdeelingen verspreid.
Eerste klas reizen had blijkbaar het, in zijn geval, twijfelachtige voordeel, zelfs nù weer alleen te zullen blijven. Eigenaardig ook, behalve jas en hoed, thans enkel nog de kleine, reeds wat afgedragen citybag, met toiletbenoodigdheden en die paar boterhammen, overgehouden te hebben. Zonder de stevige portefeuille - extra aangeschaft voor het reisbiljet en de rest van het uitrustingsgeld - in den toegeknoopten binnenzak van zijn vest verstoken en waarvan de druk in de hartstreek soms merkbaar werd, had hij zich door de hospita, wegens de achter gelaten schuld, op straat gezet kunnen wanen...
De hoofdconducteur begon, tot instappen vermanend, deuren dicht te kwakken. Met dat nieuwe, straf in de plooi gestreken, donkere pak, blootshoofds, zat je in zoo'n groote rood gestoffeerde eerste-klas-coupé, waar het licht nog brandde en over de opgevulde ronde hoofdleuningen antimakassers lagen, als in een avondkamer op salet. Hij verschikte zich wat. Dit ongeveer leek de daarbij passende houding; vrij en ingetogen tegelijk. Snel echter, eerst het
[p. 181]
venster neer, om, naar buiten geleund, het afrijden te kunnen gadeslaan. Krap een halve minuut.
Nog kwam er iemand, als laatste, uit het tourniquet naar den tot vertrek klaar staanden trein gerend. Wat een lange weg dit stukje plankier, in zoo'n beslissend kort oogenblik, worden moest. Kon bijna het neefje van den referendaris zijn. Half buiten adem, bereikte die thans het raam. Stak hem, met verhit gezicht, een pakje toe, dat hij fluks overnam. Op verzoek van den chef daarginds persoonlijk af te geven. Aan het adres, door den gezegelden omslag met dat der Legatie, verdekt. Een paar flesschen leken het wel...
De locomotief begon, als steigerend, stoom af te laten. Opnieuw praten werd pas mogelijk, terwijl de trein zich in beweging zette. Zoolang het nog kon, bleef de ander onder het venster mede loopen. Aha! in plaats van eerste klas te reizen, had hij tweede moeten nemen en eerste declareeren. Saluut, hoor!
Het werd de laatste raad uit het vaderland, die niet meer op te volgen was. Thans viel het hem pas op, hoe weinig hij ook voor de rest daar achter liet. Van aanzien zelfs kende hij het nauwelijks. Verder dan het eerst-volgende buurtstation, waar niet gestopt zou worden, had hij het, in de richting, die het traject hier nam, nimmer gebracht. Zonder den overmoed, na wat geluk hij het spel, dien nacht ook nog een vreemde trap te zijn opgestrompeld, had hij er nu volkomen los van kunnen staan. Een brutale uitdaging van het lot, ook dat. In een vrije omarming, als gold het zijn eerste nieuwsgierigheidsbezoek bij die studenten-marketenster, zich, even onvoorbereid, aan dat soort van afscheid te wagen. Na afloop der incubatie pas zou blijken, of hij, als vergoeding het vaderland leeg achter zich te laten, er misschien iets voor daarginds uit mede gekregen had en, nauwelijks aangekomen, weer een voorwendsel behoefde om zich af te zon-
[p. 182]
deren. Juist nu het, door zelfbedwang gedurende enkele maanden, innerlijk wat ruimer, lichter vooral, beloofde te worden.
Maar neen, die beslissing was bereids gevallen. Voor jaren. De geestelijke besmetting, als weerloos kind opgedaan, was door angstvallige onthouding evenmin te stuiten. Die mentaliteit sleepte je overal mee heen en die wierp ook over dat nog aan te vangen leven haar schaduw reeds vooruit. Daarvan had de nieuwe vriend het noodige opgebiecht. Gedupeerd door een verkeerde opvoeding. Nog hoorde hij het den ander, dien eersten en laatsten avond bij hem boven, zeggen. Misbaksels, zooals er in een toekomstige gemeenschap niet meer zouden rond loopen...
Ze hadden afgesproken elkander te schrijven. Ten slotte dus toch nog iets als een band. Zoo'n vriendschap enkel uit de verte, zonder noodzaak der persoonlijke ontmoeting of afbreuk soms door gering verschil in gewoonten, lag hem van jongsaf het beste en beloofde ook hechter bestand. Had hij, over verraderlijk ijs naar de stad en den stervenden vader terugkeerend, niet toen reeds zijn eigenlijke verwanten ergens op een vaste ster vermoed? En wat was hij, terwijl in plaats van flakkerenden avondbrand, over de donzig besneeuwde polders in smalle lange strooken het eerste zwakke daglicht begon door te schemeren en de stad al verder en verder achter bleef, ook thans nog anders dan een balling? In het land van bestemming stond hij niet onder de wet. Ex-territoriaal noemden ze dat. Noch hier, noch daar ten volle present. Toeval, dat het met zijn denken reeds lang van te voren niet anders was gesteld?

De trein zwenkte af en bracht het station uit zicht. Door de buitenlucht wat bekomen van den onrustigen nacht, sloot hij het venster. Tweede reizen en eerste declareeren, was
[p. 183]
waarschijnlijk ook gezelliger geweest. Dat hij daar zelf niet aan gedacht had. Om zich zulke knepen en meer nog eigen te maken echter, ging het thans den goeden weg op. Aan zoo'n kasbeheer, als hem daar toe te vertrouwen, bleef, naar ambtenaarsmoraal, gewoonlijk wat aan de strijkstok hangen. Mocht dit ten slotte misloopen, dan was het aan de onverantwoordelijke benoeming te wijten, die de chef, ten bate van het neefje, had weten door te drijven, zonder aanzien des persoons. Afwachten, wat door hetgeen hier eigenlijk pas 's levens aanvang heeten mocht, in petto werd gehouden...
‘Bonjour, mon général’ had hij bijna gezegd. Na wat gestommel op den gang, was, gevolgd door den conducteur, een hooger officier aan de openstaande coupé verschenen. Als groet zocht die, in den trant van den zelfbewusten bode, tusschen duim en wijsvinger even aan de klep van zijn uniformpet. Maar wat voornamer gezelschap scheen de nieuwe betrekking al dadelijk te bevorderen...
You have read 1 text from Dutch literature.
  • Parts
  • Achter groene horren - 01
    Total number of words is 4725
    Total number of unique words is 1495
    40.4 of words are in the 2000 most common words
    55.8 of words are in the 5000 most common words
    63.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 02
    Total number of words is 4841
    Total number of unique words is 1461
    44.1 of words are in the 2000 most common words
    59.0 of words are in the 5000 most common words
    66.6 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 03
    Total number of words is 4912
    Total number of unique words is 1460
    40.8 of words are in the 2000 most common words
    56.5 of words are in the 5000 most common words
    64.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 04
    Total number of words is 4768
    Total number of unique words is 1516
    39.7 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    61.5 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 05
    Total number of words is 4689
    Total number of unique words is 1635
    39.0 of words are in the 2000 most common words
    53.3 of words are in the 5000 most common words
    61.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 06
    Total number of words is 4707
    Total number of unique words is 1625
    39.4 of words are in the 2000 most common words
    53.4 of words are in the 5000 most common words
    61.4 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 07
    Total number of words is 4631
    Total number of unique words is 1618
    39.3 of words are in the 2000 most common words
    52.3 of words are in the 5000 most common words
    60.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 08
    Total number of words is 4636
    Total number of unique words is 1607
    38.4 of words are in the 2000 most common words
    52.9 of words are in the 5000 most common words
    62.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 09
    Total number of words is 4574
    Total number of unique words is 1635
    35.5 of words are in the 2000 most common words
    50.5 of words are in the 5000 most common words
    59.3 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 10
    Total number of words is 4657
    Total number of unique words is 1621
    37.9 of words are in the 2000 most common words
    52.8 of words are in the 5000 most common words
    60.1 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.
  • Achter groene horren - 11
    Total number of words is 3528
    Total number of unique words is 1229
    43.0 of words are in the 2000 most common words
    57.1 of words are in the 5000 most common words
    65.2 of words are in the 8000 most common words
    Each bar represents the percentage of words per 1000 most common words.