Polish-Afrikaans dictionary

A a Ą ą B b C c Ć ć D d E e Ę ę F f G g H h I i J j KL kl Ł ł M m N n Ń ń O o Ó ó P p R r S s Ś ś T t U u W w Y y Z z Ź ź Ż ż

The most common words in Polish Learn Polish language with Afrikaans Flashcards Make the dictionary better Add word to dictionary
#note-search-outlineWordsFromTo
1iPolishAfrikaans
2wPolishAfrikaans
3sięPolishAfrikaans
4naPolishAfrikaans
5zPolishAfrikaans
6niePolishAfrikaans
7doPolishAfrikaans
8aPolishAfrikaans
9toPolishAfrikaans
10żePolishAfrikaans
11jakPolishAfrikaans
12oPolishAfrikaans
13poPolishAfrikaans
14takPolishAfrikaans
15zaPolishAfrikaans
16coPolishAfrikaans
17jużPolishAfrikaans
18odPolishAfrikaans
19jestPolishAfrikaans
20goPolishAfrikaans
21alePolishAfrikaans
22miPolishAfrikaans
23jegoPolishAfrikaans
24jejPolishAfrikaans
25muPolishAfrikaans
26tylkoPolishAfrikaans
27jeszczePolishAfrikaans
28panPolishAfrikaans
29mniePolishAfrikaans
30przezPolishAfrikaans
31dlaPolishAfrikaans
32leczPolishAfrikaans
33czyPolishAfrikaans
34boPolishAfrikaans
35tenPolishAfrikaans
36jaPolishAfrikaans
37gdyPolishAfrikaans
38tuPolishAfrikaans
39byłPolishAfrikaans
40przedPolishAfrikaans
41zePolishAfrikaans
42byłoPolishAfrikaans
43onPolishAfrikaans
44tejPolishAfrikaans
45tegoPolishAfrikaans
46podPolishAfrikaans
47się wPolishAfrikaans
48sobiePolishAfrikaans
49tamPolishAfrikaans
50terazPolishAfrikaans
51ichPolishAfrikaans
52nimPolishAfrikaans
53uPolishAfrikaans
54więcPolishAfrikaans
55możePolishAfrikaans
56jąPolishAfrikaans
57nadPolishAfrikaans
58bezPolishAfrikaans
59ciPolishAfrikaans
60kuPolishAfrikaans
61przyPolishAfrikaans
62tychPolishAfrikaans
63jakbyPolishAfrikaans
64tePolishAfrikaans
65temPolishAfrikaans
66chwiliPolishAfrikaans
67którePolishAfrikaans
68nawetPolishAfrikaans
69bardzoPolishAfrikaans
70gdziePolishAfrikaans
71paniPolishAfrikaans
72nicPolishAfrikaans
73oczyPolishAfrikaans
74wszystkoPolishAfrikaans
75nasPolishAfrikaans
76zaśPolishAfrikaans
77siebiePolishAfrikaans
78jednakPolishAfrikaans
79tyPolishAfrikaans
80tymPolishAfrikaans
81się zPolishAfrikaans
82się naPolishAfrikaans
83maPolishAfrikaans
84byłaPolishAfrikaans
85mójPolishAfrikaans
86naglePolishAfrikaans
87taPolishAfrikaans
88onaPolishAfrikaans
89samPolishAfrikaans
90któryPolishAfrikaans
91lubPolishAfrikaans
92teżPolishAfrikaans
93abyPolishAfrikaans
94sPolishAfrikaans
95jePolishAfrikaans
96ażPolishAfrikaans
97dziśPolishAfrikaans
98będziePolishAfrikaans
99byćPolishAfrikaans
100sąPolishAfrikaans